ECLI:NL:RBSGR:2011:BS8949

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/26118, 11/26121, 11/26123 en 11/26125
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot gebruik van beëdigde tolken in asielprocedures en de gevolgen van niet-naleving

In deze uitspraak van de Rechtbank 's-Gravenhage, gedateerd 12 september 2011, zijn verzoekers, burgers van Armenië, in beroep gegaan tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De verzoekers stelden dat het onderzoek in hun asielprocedure onzorgvuldig was, omdat de minister voor Immigratie en Asiel geen gebruik had gemaakt van een beëdigde tolk, zoals vereist door de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv). De rechtbank oordeelde dat de minister niet had voldaan aan de wettelijke verplichtingen, aangezien de tolk die was ingezet niet geregistreerd was en er geen deugdelijke motivering was gegeven voor het niet inzetten van een beëdigde tolk.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de bestreden besluiten niet op zorgvuldige wijze tot stand waren gekomen en onvoldoende gemotiveerd waren. De rechtbank vernietigde de besluiten van de minister en droeg deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werden de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen, omdat de hoofdzaak werd beslist. De proceskosten werden vastgesteld op € 874,00, te betalen aan de griffier.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van het gebruik van beëdigde tolken in asielprocedures en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting. De rechtbank stelde vast dat de belangen van verzoekers in het geding waren, omdat de communicatieproblemen die voortvloeiden uit het gebruik van een niet-beëdigde tolk de geloofwaardigheid van hun verklaringen konden beïnvloeden. De uitspraak onderstreept het belang van zorgvuldigheid en transparantie in het asielproces, vooral met betrekking tot de inzet van tolken.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Sector bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 11/26118 (beroep)
AWB 11/26121 (voorlopige voorziening)
AWB 11/26123 (beroep)
AWB 11/26125 (voorlopige voorziening)
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 september 2011
inzake
[verzoekster],
geboren op [datum] 1971,
nationaliteit Burger van Armenië,
verblijvende te [plaats],
verzoekster,
[verzoeker],
geboren op [datum] 1982,
nationaliteit Burger van Armenië,
verblijvende te [plaats],
verzoeker,
gemachtigde mr. G.P.G. Willemse-Schoenmakers.
(gezamenlijk te noemen: verzoekers)
tegen
de minister voor Immigratie en Asiel,
te Den Haag,
verweerder,
gemachtigde mr. P.M.W. Jans.
Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 11 augustus 2011 heeft verweerder de aanvragen van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen.
Verzoekers hebben op 11 augustus 2011 tegen dit besluit beroep ingesteld. Tevens hebben verzoekers de voorlopige voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat uitzetting achterwege blijft totdat op hun beroepen is beslist.
De zaken zijn behandeld op de zitting van 6 september 2011. Verzoekers en hun gemachtigde zijn verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb, is bepaald dat, indien de voorzieningenrechter in een dergelijk geval van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de bedoelde situatie zich hier voordoet en zal derhalve onmiddellijk uitspraak doen in de aanhangige hoofdzaken.
4. Ter onderbouwing van hun asielrelazen hebben verzoekers - kort samengevat - het volgende aangevoerd. Verzoekers werden onder druk gezet om het dorpshoofd in diskrediet te brengen door valse verklaringen over het dorpshoofd af te leggen omdat de mensen die hen onder druk zetten iemand van “hun eigen kring” als dorpshoofd wilden. Omdat verzoekers dit weigerden werd verzoekster verder onder druk gezet, lastig bevallen bedreigd en zelfs ontvoerd waarbij zij ernstig mishandeld werd. Verzoekster werd vrijgelaten onder voorwaarde dat zij en verzoeker valse documenten zouden schrijven en ondertekenen. Verzoeker ging hiermee akkoord, maar stelde als voorwaarde dat verzoekster eerst werd vrijgelaten. Verzoekster werd vrijgelaten en vervolgens kregen verzoekers tien dagen de tijd om de papieren te schrijven, te tekenen en bij de politie in te dienen. In deze periode hebben verzoekers de woning verkocht en zijn zij hun land ontvlucht.
5. Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat het onderzoek in de asielprocedure onzorgvuldig is geweest, nu verweerder geen gebruik heeft gemaakt van een beëdigde tolk als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder d, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv).
Verzoeker en verzoekster zijn apart gehoord. Er is gebruik gemaakt van verschillende tolken. De tolk die heeft getolkt tijdens het eerste gehoor van verzoeker en tijdens het nader gehoor van verzoekster is geen geregistreerde tolk. Verzoekers zijn van mening dat daarom grotere waarde had moeten worden toegekend aan de ingediende correcties en aanvullingen.
6. Verweerder heeft bevestigd dat de tolk geen geregistreerde tolk is. Verweerder heeft in het bestreden besluit gesteld dat afgeweken mag worden van de wettelijke verplichting tot het inzetten van register-tolken als er geen register-tolk tijdig beschikbaar is. Niet register-tolken moeten wel aan de door verweerder vastgestelde criteria voldoen op het gebied van kennis, integriteit en vaardigheden voldoen om te worden ingezet, op hun kwaliteit wordt onder meer toegezien door middel van het bijhouden van evaluaties. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat een omstandigheid als bedoeld in het derde lid van artikel 28 van de Wbtv zich hier voordoet omdat er niet tijdig een geregistreerde tolk beschikbaar was en voorts aangegeven dat dit in een interne notitie is vastgelegd. Voorts stelt verweerder dat de ingediende correcties en aanvullingen meegewogen zijn in de beoordeling van het asielrelaas. Verzoekers hebben in deze correcties en aanvullingen niet aangegeven op welke punten van het relaas niet goed is vertaald door de tolk, aldus verweerder ter zitting. Verweerder heeft ter zitting voorts als subsidiair standpunt ingenomen dat verzoekers in het nader gehoor hebben verklaard dat de tolken goed waren te verstaan.
7. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Op grond van artikel 28, eerste lid, onder d, van de Wbtv, maakt de Immigratie- en Naturalisatiedienst in het kader van het vreemdelingenrecht uitsluitend gebruik van beëdigde tolken of vertalers. Op grond van het derde lid van dat artikel, voor zover van belang, kan in afwijking van het eerste lid gebruik worden gemaakt van een tolk die geen beëdigde tolk is of van een vertaler die geen beëdigde vertaler is indien wegens de vereiste spoed een ingeschrevene in het register niet tijdig beschikbaar is of indien het register voor de desbetreffende bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen geen ingeschrevene bevat. Ingevolge het vierde lid wordt, indien van het eerste of tweede lid wordt afgeweken, dit met redenen omkleed schriftelijk vastgelegd. Ingeval geen sprake is van spoedeisende inzet van een tolk of vertaler, dient deze voorafgaand aan zijn inzet een recente verklaring omtrent het gedrag dan wel een integriteitsverklaring over te leggen. Indien het vanwege de spoedeisendheid niet mogelijk is voorafgaand aan de inzet een verklaring omtrent het gedrag over te leggen geschiedt dit na de inzet.
8. Niet in geschil is dat verweerder tijdens het tijdens het eerste gehoor van verzoeker en tijdens het nader gehoor van verzoekster niet conform artikel 28, eerste lid, onder d, van de Wbtv, gebruik heeft gemaakt van een beëdigde tolk. Voorts is niet in geschil dat de betreffende tolk niet is vermeld op de door verweerder gehanteerde uitwijklijst.
9. De voorzieningenrechter leidt uit de Memorie van toelichting (TK 2004-2005, 29936, nr. 3) af dat de doelstelling van de Wbtv is het waarborgen van de kwaliteit en integriteit van de tolk. Het vierde lid van artikel 28 bevat de verplichting indien geen gebruik wordt gemaakt van een gerechtstolk of beëdigd vertaler, dit voorzien van een motivering schriftelijk vast moet worden gelegd. Op deze wijze kan in het vervolg van een procedure worden nagegaan wie als tolk of vertaler is opgetreden. Dit biedt enerzijds een waarborg dat zorgvuldig met de afnameverplichting wordt omgegaan en biedt voorts duidelijkheid wie als tolk of vertaler heeft gefungeerd.
10. De voorzieningenrechter stelt vast dat eerst in het bestreden besluit weliswaar de naam van de niet beëdigde tolk waarvan gebruik is gemaakt is vermeld, maar dat niet met redenen is omkleed waarom geen gebruik is gemaakt van een beëdigd tolk. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de wetsgeschiedenis van de Wbtv valt af te leiden dat de verplichting tot vastlegging van de motivering waarom geen gebruik is gemaakt van een beëdigde tolk, mede strekt tot bescherming van de belangen van verzoekers, nu in de memorie van toelichting duidelijk wordt aangegeven dat in het vervolg van de procedure moet kunnen worden nagegaan wie als tolk is opgetreden. Dit betekent dat niet alleen in een interne notitie bij verweerder, doch tevens in het bestreden besluit, dient te worden vastgelegd waarom geen gebruik is gemaakt van een niet beëdigd tolk. Het bestreden besluit is in zoverre onvoldoende gemotiveerd.
11. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat het verweerder vrijstaat om, indien van een niet-beëdigd tolk gebruik moet worden gemaakt, gebruik te maken van tolken die niet zijn vermeld op de zogenaamde door verweerder gehanteerde uitwijklijst, zolang deze persoon voldoet aan de door verweerder gehanteerde criteria op het gebied van kennis, integriteit en vaardigheden en als de betreffende persoon voorafgaand aan het gehoor of daarna een recente verklaring omtrent het gedrag dan wel een integriteitsverklaring heeft overgelegd dan wel kan overleggen. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting niet kunnen aangeven of de persoon voldoet aan de betreffende criteria dan wel of de persoon beschikt over een recente verklaring omtrent het gedrag dan wel een integriteitsverklaring. Nu verweerder gebruik heeft gemaakt van een niet-beëdigde tolk en verweerder desgevraagd niet kan aangeven of de betreffende tolk voldoet aan de wettelijke vereisten en de door verweerder gehanteerde criteria, valt niet uit te sluiten dat door het gebruik van de betreffende persoon communicatieproblemen zijn ontstaan tussen de contactambtenaar en verzoekers. Als gevolg hiervan heeft de situatie zich kunnen voordoen dat verzoekers de contactambtenaar verkeerd hebben verstaan en dat de rapportages van de diverse gehoren een onjuist of onvolledig beeld geven van hetgeen is gevraagd en is geantwoord.
12. Ofschoon verzoekers in de gelegenheid zijn gesteld om correcties en aanvullingen in te dienen, blijkt uit het voornemen onvoldoende dat extra rekening is gehouden met de wel ingediende correcties en aanvullingen, zeker gelet op het feit dat verweerder zijn beoordeling van de geloofwaardigheid onder meer heeft gebaseerd op een tegenstrijdigheid tussen hetgeen verzoekers in nader gehoor hebben verklaard met een specifieke door verzoekers op het nader gehoor aangebrachte correctie.
13. De stelling van verweerder ter zitting dat in de correcties en aanvullingen door verzoekers ten onrechte niet per onderdeel van het gehoor is aangegeven wat de niet-beëdigde tolk verkeerd zou hebben getolkt, volgt de voorzieningenrechter niet. Uit het bestaan van de mogelijkheid van het geven van correcties en aanvullingen als zodanig volgt reeds dat, datgene wat in het rapport van het betreffende gehoor is opgenomen als antwoord van de vreemdeling, kan worden gecorrigeerd. Niet valt in te zien dat per correctie dient te worden aangegeven dat de noodzaak is gelegen in een onjuiste vertaling door een niet-beëdigde tolk. Bovendien valt te betwijfelen of in de correcties en aanvullingen kan worden aangegeven of de vragen in de betreffende rapportages van de gehoren op de juiste wijze zijn vertaald.
14. Ook uit een bevestigend antwoord op de zogeheten controlevragen aan het einde van de gehoren, kan niet worden afgeleid dat de tolk het relaas van verzoekers op juiste wijze heeft vertaald. Verzoekers kunnen ten tijde van het antwoord op de betreffende vraag niet weten of de betreffende tolk alle gestelde vragen van de contactambtenaar alsmede de gegeven antwoorden correct heeft vertaald.
15. Gelet op het voorgaande had verweerder zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op het rapport van nader gehoor van verzoekster van
4 augustus 2011 en het eerste gehoor van verzoeker van 3 augustus 2011 mogen baseren. Hieruit volgt dat de bestreden besluiten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en onvoldoende zijn gemotiveerd. De bestreden besluiten zijn genomen in strijd met artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
16. Daarom zal de voorzieningenrechter, met toepassing van artikel 8:86 van de Awb, de beroepen gegrond verklaren. De voorzieningenrechter zal de bestreden besluiten vernietigen en verweerder opdragen nieuwe besluiten te nemen.
17. Nu in de hoofdzaak wordt beslist, zal de voorzieningenrechter de verzoeken om een voorlopige voorziening afwijzen. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 874,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 437,00 en een wegingsfactor 1).
15. Omdat aan verzoekers een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand moet verweerder op grond van artikel 8:75, tweede lid, van de Awb het bedrag van de proceskosten betalen aan de griffier.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- wijst de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening af;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvragen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874,00, te betalen aan de griffier.
Aldus gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven als rechter in tegenwoordigheid van mr. S.J.W.H. Potters als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2011.
<HR>
<i>Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij:
Raad van State
Afdeling bestuursrechtspraak
Hoger beroep vreemdelingenzaken
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt <b>één week</b> na verzending van de uitspraak door de griffier. Artikel 85 van de Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt onder meer dat bij het beroepschrift een afschrift moet worden overgelegd van de uitspraak. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing.</i>
Afschriften verzonden: