ECLI:NL:RBSGR:2011:BT2304
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.A. Koppen
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vaststelling van het bezit van de Nederlandse nationaliteit na onafhankelijkheid van Suriname
In deze zaak heeft verzoeker, geboren in 1974 te Suriname, een verzoek ingediend bij de Rechtbank 's-Gravenhage om vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit. Verzoeker heeft van 1974 tot 1986 de Nederlandse nationaliteit gehad, maar verloor deze op 25 november 1975, het moment waarop Suriname onafhankelijk werd. Verzoeker heeft in 1995 geprobeerd om zijn Nederlandse nationaliteit te herwinnen via de ambassade in Paramaribo, onder verwijzing naar artikel 6 lid 4 van de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen Nederland en Suriname (TOS). De IND heeft echter betwist dat verzoeker nog in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit, en heeft het verzoek afgewezen.
Tijdens de zitting op 19 mei 2011 heeft de advocaat van verzoeker, mr. P.J.W. de Water, de rechtbank verzocht om een prejudiciële vraag aan het Europese Hof van Justitie te stellen over de interpretatie van artikel 6 lid 4 TOS. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 25 november 1975, als minderjarige, de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen en de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verzoeker niet heeft kunnen opteren voor de Nederlandse nationaliteit binnen de gestelde termijn, omdat hij op dat moment niet meerderjarig was.
De rechtbank concludeert dat verzoeker niet met rechtsgevolg op grond van artikel 6 lid 4 TOS kon opteren voor de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank wijst het verzoek van verzoeker af, met de overweging dat hij vanaf 25 november 1975 niet meer in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. De beschikking is gegeven op 9 juni 2011 door mr. P.A. Koppen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.