ECLI:NL:RBSGR:2011:BT2330
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.A. Koppen
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vaststelling van het bezit van de Nederlandse nationaliteit na verblijf in Suriname
In deze zaak heeft verzoeker, geboren in 1968 in Suriname, een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank 's-Gravenhage om vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit. Verzoeker heeft van 1972 tot 1983 in Nederland gewoond en heeft in 1989 geprobeerd om zijn Nederlandse nationaliteit te herwinnen, maar de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 8 april 1985 de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen door zijn vader te volgen, waardoor hij zijn Nederlanderschap verloor. De IND stelde dat verzoeker niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit, en de rechtbank heeft deze conclusie bevestigd. De rechtbank oordeelde dat verzoeker op grond van artikel 6 lid 4 van de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen Nederland en Suriname de mogelijkheid had om binnen vijf jaar na zijn meerderjarigheid te opteren voor de Nederlandse nationaliteit. Echter, omdat verzoeker in 1989 in Suriname woonde, voldeed hij niet aan de voorwaarden om voor de Nederlandse nationaliteit te kiezen. De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker afgewezen, omdat er geen bewijs was dat hij op een andere manier de Nederlandse nationaliteit had verkregen. De beschikking is gegeven op 9 juni 2011 door mr. P.A. Koppen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.