ECLI:NL:RBSGR:2011:BT2345
Rechtbank 's-Gravenhage
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over niet tijdig beslissen op asielaanvraag met betrekking tot Ivoorkust
In deze zaak gaat het om een verzet van de minister voor Immigratie en Asiel tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 juni 2011. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld dat de minister niet tijdig had beslist op de aanvraag van een Ivoriaanse nationaliteit voor een verblijfsvergunning asiel. De beslistermijn van zes maanden was op 12 februari 2011 verstreken en er was geen verlenging van deze termijn aangetoond. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van de minister, waarbij de rechtsgevolgen in stand werden gelaten.
De minister voerde verzet aan tegen de uitleg van de rechtbank in rechtsoverweging 7, waarin werd gesteld dat hij niet eerder dan 11 augustus 2011 op de aanvraag hoefde te beslissen, vanwege een besluitmoratorium voor Ivoorkust. De rechtbank oordeelde dat deze uitleg niet afdoet aan de toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank benadrukte dat de vraag of de minister op een ander moment had moeten beslissen, niet aan de orde was in deze verzetsprocedure.
De rechtbank concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat de eerdere uitspraak van 6 juni 2011 in stand bleef. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 12 september 2011 door rechter mr. D.J. de Lange, met J.F. Gommers als griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.