ECLI:NL:RBSGR:2011:BT2354

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/5102 en 11/5103 BESLU
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.D.J. van Reenen-Stroebel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke sluiting van horeca-inrichting na schietincident

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 juli 2011 uitspraak gedaan in een geschil over de tijdelijke sluiting van een horeca-inrichting, [Café X.], voor de duur van zes maanden. De sluiting was het gevolg van een schietincident dat op 30 december 2010 zou hebben plaatsgevonden in de inrichting. De burgemeester van Den Haag had op 8 juni 2011 besloten om het bezwaar van de exploitant tegen de sluiting ongegrond te verklaren, waarna de exploitant beroep aantekende en verzocht om een voorlopige voorziening. De exploitant stelde dat de sluiting niet proportioneel was en dat er geen sprake was van een schietincident, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het beleid van de burgemeester niet kennelijk onredelijk was. De voorzieningenrechter overwoog dat er voldoende aanwijzingen waren dat er in de horeca-inrichting met een vuurwapen was geschoten, ondanks het ontbreken van een aangetroffen wapen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester bevoegd was om de tijdelijke sluiting op te leggen en dat de sluiting in overeenstemming was met het beleid zoals vastgelegd in de Toekomstvisie Horeca 2010-2015. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/5102 en 11/5103 BESLU
uitspraak ingevolge artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep van
[verzoeker] h.o.d.n. [Café X.], te 's-Gravenhage, verzoeker
(gemachtigde: mr. P.H.W. Spoelstra),
tegen
de Burgemeester van Den Haag, verweerder
(gemachtigde: mr. E.P. Alonso).
ter zake van het besluit van 8 juni 2011 van de Burgemeester van Den Haag, verweerder, waarbij het bezwaar tegen het besluit van 8 februari 2011 ongegrond wordt verklaard, en de horeca-inrichting [Café X.] in het perceel [adres] te Den Haag voor de periode van zes maanden wordt gesloten, ingaande zes weken na dagtekening van deze beslissing.
Eiser heeft tegen dit besluit een beroepschrift ingediend.
Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is op 20 juli 2011 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
I OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Op grond van het bepaalde in artikel 8:86 van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
Er bestaat aanleiding om in dit geval van laatstgenoemde bevoegdheid gebruik te maken.
Bij besluit van 23 juli 2007 heeft verweerder eiser een vergunning verleend
voor de exploitatie van een alcoholhoudende recreatie-inrichting (café), behorende tot de categorie 2, in het perceel [adres] te Den Haag.
Eiser stelt dat de door verweerder opgelegde sluiting niet proportioneel is en voor hem een definitieve sluiting betekent. Eiser stelt dat op 30 december 2010 mogelijkerwijs iets is voorgevallen, doch dat geen sprake is van een (schiet)incident, en dat - als al sprake is van een incident - hem dit niet kan worden verweten. Hij heeft de politie zelf doen informeren en alle medewerking verleend aan de politie. Eiser wordt nu feitelijk afgestraft voor zijn bereidheid tot aangifte en medewerking aan het onderzoek.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
Het horecabeleid van verweerder is vastgelegd in de Toekomstvisie Horeca 2010-2015 (hierna: de Toekomstvisie). Onder de paragraaf 'Overtreden overige bepalingen Algemene Plaatselijke Verordening/overlast zijn overtredingen ingedeeld in vier - niet limitatieve - categorieën.
Onder Categorie 1 (zeer ernstige incidenten) vallen:
- Schietincident;
- Steekincident;
- Aantreffen wapen;
- Verwijtbaar handelen exploitant;
- Geweld (door personeel of bezoekers).
De 1e keer leidt tot een bevel tot sluiten van de inrichting (3, 6 of 12 maanden).
In geval van een zeer ernstig incident kan de burgemeester tevens besluiten tot een onmiddellijke (spoed)sluiting voor maximaal twee weken.
Bij de 2e keer leidt de overtreding tot het sluiten voor onbepaalde tijd en het intrekken van de exploitatievergunning.
De voorzieningenrechter acht dit beleid niet kennelijk onredelijk.
Verweerder heeft ter zitting erkend dat het beleid wordt gehanteerd dat alleen incidenten in de drie voorgaande jaren worden meegewogen en medegedeeld dat ter zake van het schietincident op 30 december 2010 ook los van het incident in 2003 de onderhavige maatregel zou zijn opgelegd.
Ook de voorzieningenrechter neemt derhalve in het hiernavolgende alleen het gebeuren op 30 december 2010 als uitgangspunt.
De vraag is of gezegd kan worden of er in casu sprake is van 'een schietincident' zoals bedoeld in bovenbedoeld beleid, aangezien geen wapen of kogel is gevonden en bij geen van de betrokken personen tekenen van wapengebruik zijn aangetroffen.
Uit de overgelegde processen-verbaal komt naar voren dat de politie uitgaat van een schietincident op het toilet van de horeca-inrichting. In de processen-verbaal wordt daarbij verwezen naar de op het toilet gevonden kogelhuls en de in de deur en in een stoel aangetroffen gaten, welke gaten volgens de politie vermoedelijk afkomstig waren van een patroon.
De aangifte van eiser, diens eigen verklaringen, alsmede die van zijn bij het incident aanwezige broer, wijzen evenzeer in de richting van een schietincident.
Volgens het proces-verbaal van aangifte heeft eiser onder meer het volgende verklaard: 'ik doe aangifte van vernieling middels een schot van een vuurwapen. De deur en een stoel zijn vernield. Afgelopen nacht, ik was niet aanwezig in het café omdat ik ziek was, is er in het toilet geschoten. (...) Ik hoorde van mijn personeel dat er 2 mannen in het toilet waren toen het schot afging. (...)'
Volgens het proces-verbaal van bevindingen van 30 december 2010 heeft de broer van eiser tegen de agenten die na de melding de horeca-inrichting bezochten verklaard dat hij het vermoeden had dat 'er ongeveer 5 minuten geleden in het toilet met een vuurwapen geschoten was'. Uit de verklaring van de broer, zoals neergelegd in het proces-verbaal van getuigenverhoor van 30 december 2010, blijkt voorts dat deze direct de toiletruimte heeft bezocht nadat hij een harde knal hoorde. Hij heeft de toiletdeur geopend en heeft daar twee mannen zien staan. Hij heeft gezien dat het gehele toilet vol rook stond. Desgevraagd heeft één van deze mannen hem medegedeeld dat ze vuurwerk hadden afgestoken. De broer van exploitant heeft de twee mannen medegedeeld dat ze dat maar buiten moesten gaan doen omdat hij anders de politie zou bellen. De twee mannen hebben het café verlaten en even later heeft hij een huls op de grond en een kogelgat in de deur aangetroffen. De broer heeft vervolgens de politie in kennis gesteld. Eiser is naar de inrichting gekomen en hij heeft actief medewerking verleend door het (voor eigen rekening) ter beschikking stellen van beelden van de twee mannen die in het toilet waren aangetroffen, gemaakt door de beveiligingscamera die zich bij de ingang van het café bevindt.
Op grond van de verklaringen en de overige inhoud van de processen-verbaal, in hun onderlinge samenhang bezien, heeft verweerder zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht op het standpunt gesteld dat voldoende aannemelijk is geworden dat in de horeca-inrichting- al dan niet doelbewust - is geschoten met een vuurwapen. Dat er door de politie geen vuurwapen is aangetroffen, doet daar niet aan af, nu de twee mannen die in het toilet verbleven ten tijde van het incident de horeca-inrichting reeds enige tijd voor aankomst van de politie hebben verlaten.
Overigens is er volgens de processen-verbaal evenmin iets aangetroffen dat er op zou wijzen dat er vuurwerk zou zijn afgestoken, terwijl ook het afsteken van vuurwerk in een gesloten ruimte normaal gesproken sporen achterlaat.
De vraag of de exploitant hierbij iets kan worden verweten is in het kader van het terzake geldende beleid niet relevant.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder bevoegd was tot tijdelijke sluiting van de horeca-inrichting over te gaan. De sluiting van de recreatie-inrichting voor de duur van zes maanden is in overeenstemming met het beleid zoals dat is neergelegd in de Toekomstvisie.
Dat eiser aan de sluiting van de recreatie-inrichting nadelige financiële gevolgen ondervindt, is inherent aan sluiting voor de duur van zes maanden.
Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd waarin verweerder aanleiding had moeten vinden af te wijken van het hiervoor weergegeven beleid.
6 Het beroep is derhalve ongegrond. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat geen aanleiding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
7 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III BESLISSING
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
1 Verklaart het beroep ongegrond;
2 Wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
De uitspraak is gedaan door mr. M.D.J. van Reenen-Stroebel, rechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2011.