VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
uitspraak van 12 september 2011 ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek om een voorlopige voorziening van
[A], te [plaats], verzoeker
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hillegom, verweerder
(gemachtigde: mr. M.F.A. Dankbaar).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: de vereniging Al Ansaar, gevestigd te HIllegom, vergunninghoudster (gemachtigde: [B]).
Verweerder heeft ten behoeve van het oprichten van een moskee op het perceel Monseigneur van Leeuwenlaan 13 te Hillegom, kadastraal bekend sectie C, nummer 4078, het geldende bestemmingsplan door middel van een projectbesluit buiten toepassing gelaten, voor zover het bouwplan hiermee in strijd is, en heeft vergunninghoudster bij hetzelfde besluit van 9 september 2010 een reguliere bouwvergunning verleend.
Hiertegen heeft onder meer verzoeker bij brief van 15 oktober 2010 beroep ingesteld (AWB 10/7219 PRBESL). Het beroep is, gevoegd met de beroepen AWB 10/7199, 10/7291 en 10/7929 PRBESL, behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 12 mei 2011. Bij beslissing als bedoeld in artikel 8:68 van de Awb, verzonden op 21 juni 2011, heeft de rechtbank het onderzoek heropend. De rechtbank heeft verweerder gevraagd om een nadere motivering van het bestreden besluit op de onderwerpen parkeren en welstand.
Bij brief van 18 augustus 2011 heeft verzoeker de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek om voorlopige voorziening is op 7 september 2011 ter zitting behandeld. Daarbij is verzoeker in persoon verschenen en heeft verweerder zich laten vertegenwoordigen door mr. Dankbaar, voornoemd, bijgestaan door W.B. Dijkerman. Namens vergunninghoudster is verschenen haar gemachtigde.
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter stelt vast dat het procesverloop van de bodemprocedure van verzoeker laat zien dat de rechtbank aanleiding heeft gezien bij heropening van het onderzoek nadere vragen te stellen aan verweerder. Met de rechtbank ziet de voorzieningenrechter reden tot het stellen van deze vragen aan verweerder.
2. Uit de aard van de gestelde vragen leidt de voorzieningenrechter af dat in de bodemprocedure getwijfeld kan worden aan de rechtmatigheid van het bestreden projectbesluit en de verleende bouwvergunning. De voorzieningenrechter deelt die twijfel.
Meer in het bijzonder ziet de voorzieningenrechter niet dat de Beeldkwaliteitseisen nieuwbouw moskee Al Ansaar als een raadsbesluit geduid kunnen worden zodat niet geoordeeld kan worden dat welstandscommissie terecht aan die eisen de welstand heeft getoetst.
3. Inmiddels heeft verweerder bij brief van 15 juli 2011 geantwoord op de vraagstellingen. Kort weergegeven stelt verweerder dat aan de parkeerbehoefte is voldaan ook met een berekening van de parkeerbehoefte met gebruikmaking van het aantal m2 b.v.o. in het kader van de Bouwverordening. Voorts stelt verweerder dat aan de welstandseis is voldaan gezien het positieve welstandsadvies neergelegd in een nieuw welstandsadvies, waarbij niet aan het ten behoeve van het project opgestelde Beeldkwaliteitsplan is getoetst, maar aan de welstandsnota.
4. Verzoeker heeft in de bodemprocedure nader standpunt ingenomen bij brieven van 25 augustus 2011 en van 29 augustus 2011. Daarbij is betoogd dat verweerder onjuiste berekeningen hanteert in het aan de rechtbank gezonden antwoord over het aantal m2 b.v.o. alsmede dat het nu ingebrachte nieuwe welstandsadvies niet aan de besluitvorming ten grondslag kan worden gelegd. Aanvullend heeft verzoeker aandacht gevraagd voor gebreken in de formele status van de welstandscommissie.
5. Verweerder heeft bij brief van 2 september 2011 een tweetal besluiten toegezonden, te weten een ontheffing bouwverordening met betrekking tot het parkeren van 29 augustus 2011 en een voordracht tot (herbenoeming) van leden van de welstandscommissie van 30 augustus 2011.
6. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat de Beeldkwaliteitseisen nieuwbouw moskee Al Ansaar niet als een raadsbesluit geduid kunnen worden. De voorzieningenrechter stelt aansluitend ook vast dat over die beeldkwaliteitseisen geen inspraak heeft plaatsgevonden welke voorgeschreven is bij de waarschijnlijk beoogde status van gebiedsspecifieke welstandsnota die prevaleert aan de algemene welstandsnota. Het welstandsoordeel gebaseerd op die beeldkwaliteitseisen kan daarom niet aan de besluitvorming ten grondslag worden gelegd.
7. Daarmee ligt de vraag voor of met het nieuw ingebrachte welstandsadvies - waarbij alsnog is getoetst aan de welstandsnota - naar verwachting de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten.
8. Het bouwplan is gelegen in het in de welstandsnota beschreven gebied 11 individuele uitbreidingen. Blijkens de weergave door de welstandscommissie zijn de gebiedsbeschrijving en criteria van gebied 11 afgestemd op individuele huizen, te weten een dorpsachtige bebouwing variërend van eenvoudige (semi-) vrijstaande huizen tot villa's.
Het welstandsadvies stelt dat het bouwplan niet geheel voldoet aan de gebiedscriteria (geen "zadel-, schild- of piramidedak" maar een platdak) en merkt daarover op dat het ontbreken van een kap gezien een aantal nader genoemde liggingsfactoren gerechtvaardigd is. In het welstandsadvies wordt voorts overwogen dat er aspecten van situering en vormgeving zijn aan een gebedshuis - als voorzien in het bouwplan - die omdat zij van een hogere rangorde zijn, veelal niet ter beoordeling staan.
9. Verzoeker voert aan dat er ook andere gebiedscriteria zijn die de aandacht verdienen, zoals materiaal- en kleurgebruik. Verzoeker noemt daarbij ruim 2200 blauwgeglazuurde bakstenen en een stalen silhouet minaret met gouden ballen en sikkel.
10. Vergunninghoudster heeft ter zitting verklaard dat de versiering bovenop de stalen constructie, anders dan verzoeker stelt, niet goudkleurig is. Verder verklaarde vergunninghoudster niet te weten of de stalen minaretconstructie twee of vier poten kent. Ook zijdens verweerder kon daaromtrent ter zitting geen uitsluitsel worden gegeven.
11. Gelet op de ingrijpende invloed op de ruimtelijke structuur met de voorziene bouw van deze moskee heeft verweerder terecht aanleiding gezien specifieke welstandscriteria te ontwikkelen voor het project. Als gezegd kunnen de opgestelde beeldkwaliteitseisen echter niet als grondslag dienen voor de onderhavige welstandstoets nu deze niet te herleiden zijn naar een raadsbesluit dienaangaande. Meer in het bijzonder ziet de voorzieningenrechter zich geplaatst voor de vraag of verweerder af mocht gaan op het voorliggende positieve welstandsadvies nu dit als toetskader de welstandsnota heeft gebruikt, gegeven hetgeen is opgenomen aan gebiedscriteria in gebied 11. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn in de welstandsnota, mede gezien de beschrijving daarvan door de welstandscommissie, in gebied 11 geen (specifieke) welstandscriteria opgenomen die toepasbaar zijn op het onderhavige project. Daarmee ontbreekt een afgerond toetsingskader voor de beoordeling van de welstandsaspecten van het vergunde bouwplan. Een gebiedsspecifieke welstandsnota wordt daartoe onmisbaar geacht. Feitelijk was dit ook eerder verweerders opvatting gegeven de opgestelde Beeldkwaliteitseisen moskee Al Ansaar. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan bij het ontbreken van dat kader niet worden geoordeeld dat er sprake is geweest van een welstandstoets als vereist.
12. Naar verwachting zullen de rechtsgevolgen daarom niet in stand worden gelaten. De voorzieningenrechter ziet geen ruimte voor een bestuurlijke lus nu dit gebrek niet eenvoudig door verweerder hersteld kan worden. Het met toepassing van artikel 12a van de Woningwet eventueel alsnog vaststellen van een gebiedsspecifieke welstandsnota na het doorlopen van de daarbij voorgeschreven inspraak is een bevoegdheid van de raad van de gemeente. In afwachting van de uitspraak op beroep bestaat er daarom aanleiding nu de bouw reeds is begonnen de volgende voorlopige voorziening als ordemaatregel te treffen.
13. De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit tot zes weken na de verzending van de uitspraak van de bodemrechter.
14. Nu niet is gebleken van kosten die daarvoor in aanmerking komen, bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit van 9 september 2010 wordt geschorst tot zes weken na de datum van verzending van de uitspraak op het beroep met zaaksnummer AWB 10/7219 PRBESL;
gelast verweerder aan verzoeker het door hem gestorte griffierecht van € 152,- te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Koppe, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2011.