ECLI:NL:RBSGR:2011:BT2932
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Navordering inkomstenbelasting en recht op verhoogde heffingskorting na vermindering aanslagen
In deze zaak gaat het om de navordering van inkomstenbelasting en de vraag of eiseres recht had op de verhoogde heffingskorting. Eiseres en haar partner kregen primitieve aanslagen opgelegd, waarbij correcties werden aangebracht omdat zij inkomsten uit de handel in auto's zouden hebben behaald. Eiseres had geen recht op de verhoogde heffingskorting vanwege de hoogte van de aanslagen. Na bezwaar werden beide aanslagen verminderd, maar omdat het bezwaar van eiseres eerder werd afgedaan dan dat van haar partner, kreeg zij tijdelijk recht op de verhoogde heffingskorting. Echter, na de vermindering van de aanslag van haar partner verviel dit recht, wat leidde tot de navorderingsaanslag door de inspecteur.
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur op het moment van de vermindering van de aanslag van eiseres redelijkerwijs bekend had moeten zijn met de situatie van haar partner en dat er geen nieuw feit was dat de navordering rechtvaardigde. De rechtbank concludeert dat het niet gelijktijdig afhandelen van de bezwaarschriften van eiseres en haar partner geen fout is in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslag en veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.092. De uitspraak is openbaar gedaan op 1 september 2011.