Parketnummer 09/925447-11
Datum uitspraak: 6 oktober 2011
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op 19 mei 1964 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden, locatie Zoetermeer.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 22 september 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. van Schoonderwoerd den Bezemer-Wolters en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. E.J.P. Nolet, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van van 06 januari 2009 tot en met 13 juni 2011 te Zoetermeer, althans in en/of buiten Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk twee/een minderjarige(n), te weten [dochter] (geboren [geboortedatum] 2003) en [zoon] (geboren [geboortedatum] 2006), heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige(n) gestelde gezag en/of aan het opzicht van degene, die dit desbevoegd over hem/haar/hen uitoefende, immers heeft verdachte daar toen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
- zonder toestemming van de moeder voornoemde minderjarige(n) in Tunesië achtergelaten en/of
- er (vervolgens) niet voor gezorgd dat het uitreisverbod, zoals op verzoek van verdachte op 21 februari 2009 uitgevaardigd bij beslissing van de rechtbank te [plaats] (Tunesië) voor genoemde minderjarige(n) wordt/werd opgeheven en/of
- de terugkeer van de kinderen/genoemde minderjarige(n) naar hun moeder, die bij beslissing van de rechtbank te 's-Gravenhage het eenhoofdig gezag over genoemde minderjarige(n) toegekend heeft gekregen/naar Nederland (alwaar de minderjarige(n) tot 6 december 2008 hun hoofdverblijfplaats hadden) belemmerd,
waardoor de uitoefening van het gezag door moeder feitelijk onmogelijk is gemaakt en/of waardoor die minderjarige(n) werd(en) onttrokken aan het wettig gezag, hetwelk de moeder, te weten [de moeder], over die minderjarig(n) uitoefende;
art 279 lid 1 jo lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Deze zaak draait om een conflictueuze echtscheidingssituatie, die al jaren duurt en waarin de (ex-)echtelieden het hartgrondig oneens zijn over de vraag of hun twee kinderen in Nederland of in Tunesië moeten wonen en aldaar de beste toekomstkansen hebben. Het behoort niet tot de taak van de strafrechter om zich een oordeel te vormen over wat in het belang van de kinderen de beste oplossing is in deze problematiek. De strafrechter heeft in deze kwestie alleen tot taak om te beoordelen of de vader zich heeft schuldig gemaakt aan het strafbare feit,onttrekking aan het wettig gezag van de twee kinderen.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn twee jonge kinderen heeft onttrokken aan het wettig gezag van hun moeder. Verdachte wordt verweten dat hij hen na een vakantie en familiebezoek in Tunesië heeft achtergelaten zonder toestemming van hun moeder, dat hij een uitreisverbod bij de Tunesische rechter heeft geïnitieerd en niet heeft laten opheffen. Hij heeft daardoor de terugkeer van de kinderen naar Nederland belemmerd, ook door geen medewerking te verlenen aan het opnieuw verkrijgen van de op onverklaarbare wijze verdwenen paspoorten van de vrouw en de kinderen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte dit feit heeft begaan.
3.3 Het standpunt van de verdediging
Verdachte stelt zich op het standpunt dat hij zijn kinderen niet heeft ontvoerd, maar dat het klopt dat hij niet wil meewerken aan hun terugkeer naar hun gewone woon- of verblijfplaats in Nederland, omdat hij dat niet in hun belang vindt. De raadsman heeft geen verweer gevoerd over het bewijs van het ten laste gelegde feit, maar heeft wel opgemerkt dat de pleegperiode zoals die is ten laste gelegd voor discussie vatbaar is.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging1
Wie had het wettig gezag over de kinderen?
Het begrip wettig gezag, zoals bedoeld in artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht, heeft betrekking op degene(n) die, ofwel rechtstreeks door de wet ofwel door de rechter krachtens de wet, gezag heeft of hebben over een kind. In het Nederlands burgerlijk recht geldt als uitgangspunt dat ouders gedurende en na hun huwelijk het gezag gezamenlijk uitoefenen. De rechter kan bij een echtscheiding beslissen dat één van de ouders het gezag alleen uitoefent.
Verdachte is gehuwd geweest m[de moeder]2. In Nederland werden uit dit huwelijk op [geboortedatum] 2003 hun dochter [dochter] en op [geboortedatum] 2006 hun zoon [zoon] geboren3. Tijdens het huwelijk hadden verdachte [de moeder] samen het ouderlijk gezag over de kinderen4. Op 17 december 2009 heeft de Nederlandse rechter de echtscheiding uitgesproken tussen [verdachte] en [de moeder] en daarbij bepaald dat voortaan alleen aan de vrouw het gezag zal toekomen over de minderjarigen [dochter] en [zoon]5. Deze beslissing over het gezag is door de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad verklaard6 en er is geen hoger beroep ingesteld7.
De rechtbank concludeert dat gedurende de eerste fase van de ten laste gelegde periode, van 6 januari 2009 tot 17 december 2009, sprake is geweest van gezamenlijk gezag door [verdachte] en [de moeder]. Gedurende de tweede fase van de ten laste gelegde periode, van 17 december 2009 tot en met 13 juni 2011, is sprake geweest van eenhoofdig gezag door [de moeder].
Heeft verdachte zonder toestemming van de moeder de kinderen in Tunesië achtergelaten?
Eind 2008 gingen verdachte, zijn vrouw en hun twee kinderen samen met vakantie en/of familiebezoek naar Tunesië8. Op 6 januari 2009 stond het hele gezin op het vliegveld van Carthago in Tunesië klaar om terug te keren naar Nederland9. Toen bleken de paspoorten van de kinderen en van hun moeder -op onverklaarbare wijze- te zijn zoekgeraakt10.
De kinderen en hun moeder konden Tunesië toen niet verlaten11 en verdachte wist dat12. Verdachte is toen alleen naar Nederland vertrokken met achterlating van de moeder en de twee kinderen op het vliegveld van Carthago in Tunesië13.
[de moeder] heeft niet verklaard dat zij daarvoor toestemming zou hebben gegeven of daarmee impliciet heeft ingestemd en verdachte heeft dat ook niet verklaard. De rechtbank heeft ook verder in het dossier geen aanwijzingen gevonden dat die toestemming er wel zou zijn geweest.
De rechtbank concludeert dat verdachte inderdaad op 6 januari 2009 zonder toestemming van [de moeder] de minderjarigen [dochter] en [zoon] in Tunesië heeft achtergelaten.
Heeft verdachte er niet voor gezorgd dat een uitreisverbod voor de kinderen wordt of werd opgeheven?
In het dossier bevindt zich een vertaling van een document van de Rechtbank van Eerste Aanleg in [plaats] (Tunesië) d.d. 21 februari 2009, waarin op verzoek van [verdachte] (verdachte) door de voorzitter van de rechtbank het uitreizen wordt verboden aan de minderjarigen [dochter], geboren op [geboortedatum] 2003 en [zoon], geboren op [geboortedatum] 2006, beiden kinderen van [de moeder]14. Hoewel de namen van de betrokkenen in dit document anders zijn geschreven dan in deze strafprocedure, begrijpt de rechtbank dat het hier gaat om verdachte, zijn ex-vrouw en hun twee kinderen.
Verdachte heeft op 20 september 2011 verklaard dat hij aan de rechter kan vragen om dit uitreisverbod op te heffen maar dat hij dat niet gaat vragen15. Verdachte heeft verklaard dat hij dat niet wil16.
De rechtbank concludeert dat verdachte er niet voor heeft gezorgd dat het uitreisverbod, zoals op verzoek van verdachte op 21 februari 2009 uitgevaardigd bij beslissing van de rechtbank te [plaats] (Tunesië) voor de minderjarigen [dochter] en [zoon] werd of wordt opgeheven.
Heeft verdachte de terugkeer van de kinderen naar hun moeder, die het eenhoofdig gezag had, en/of naar Nederland, waar zij hun hoofdverblijfplaats hadden, belemmerd?
Op 17 december 2009 heeft de Nederlandse rechter de echtscheiding uitgesproken tussen [verdachte] en [de moeder] en daarbij bepaald dat voortaan alleen aan de vrouw het gezag zal toekomen over de minderjarigen [dochter] en [zoon]17. De beslissing over het gezag is door de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad verklaard18. De verblijfplaats van beide kinderen was sinds hun geboorte in Nederland19.
De gemachtigde van de aangeefster, [gemachtigde], heeft verklaard dat het voor de kinderen niet mogelijk is om terug naar Nederland te reizen omdat [verdachte] daaraan niet zijn medewerking verleent20. [gemachtigde] heeft voorts verklaard dat verdachte vanuit Nederland contact heeft opgenomen met zijn vrouw en haar heeft medegedeeld dat zijn kinderen in Tunesië moesten blijven en dat hij derhalve geen toestemming gaf aan hen om het land te verlaten21. Verdachte heeft verklaard dat het had gekund dat hij voor nieuwe paspoorten voor zijn kinderen had gezorgd, maar dat hij dat niet nodig vond omdat hij met zijn kinderen voorgoed in Tunesië wilde blijven22. Verdachte heeft ook verklaard dat er in januari 2009 iemand van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan zijn deur is geweest die vroeg om een handtekening te zetten zodat er nieuwe paspoorten voor zijn kinderen konden worden aangevraagd en dat hij die handtekening niet heeft gezet23. Verdachte heeft verklaard dat hij geen medewerking verleent aan de terugkeer van zijn kinderen naar Nederland24. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat voor hem zijn principes en zijn vadergevoel boven de uitspraak van de rechter gaan en dat hij geen spijt heeft25.
De rechtbank concludeert dat verdachte de terugkeer van de minderjarigen [dochter] en [zoon] naar Nederland, waar de minderjarigen tot 6 december 2008 hun gewone woon- of verblijfplaats hadden, heeft belemmerd. Dat de moeder zich tijdelijk of permanent in Tunesië bij haar kinderen kon voegen staat niet in de weg aan de conclusie dat verdachte hierdoor tegelijkertijd de terugkeer naar hun gewone woon- of verblijfplaats heeft belemmerd en daardoor de kinderen heeft onttrokken aan het - eenhoofdige - gezag van de moeder.
Vallen deze gedragingen van verdachte onder de uitoefening van het wettig gezag?
Het ouderlijk gezag, zoals bedoeld in Titel 14 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek, bevat een elementaire plicht en een elementair recht van de ouders jegens hun minderjarige kinderen met betrekking tot verzorging en opvoeding. Onder verzorging en opvoeding wordt mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn of haar persoonlijkheid. Het begrip verzorging en opvoeding omvat behalve kleding, voeding en onderdak ook de zorg voor onderwijs, medische behandeling en dergelijke. Het ouderlijk gezag betreft een aantal bevoegdheden die nodig zijn voor de opvoeding en verzorging van het kind. Degene die het ouderlijk gezag heeft kan de opvoeding naar eigen inzicht (doen) verrichten. Deze persoon bepaalt bijvoorbeeld de verblijfplaats van het kind, de school, het toetreden tot een kerk, het lid worden van verenigingen (Tekst & Commentaar Personen- en Familierecht, artikel 247, aant. 1 en 2).
De beslissing over de vraag in welk land een minderjarig kind moet wonen is bij uitstek een beslissing die valt onder het bereik van het ouderlijk gezag. Die beslissing is van grote invloed op de meest wezenlijke aspecten van de verzorging en opvoeding van een kind, zoals woonomstandigheden, schoolkeuze, taalonderricht, sociaal netwerk en medische voorzieningen.
Is door de gedragingen van verdachte de uitoefening van het gezag door de moeder feitelijk onmogelijk gemaakt?
Gedurende de eerste fase van de ten laste gelegde periode was sprake van gezamenlijk gezag26. Gezamenlijk gezag houdt in dat beide ouders gezamenlijk beslissen over de verzorging en de opvoeding van hun kinderen.
Verdachte heeft in die eerste fase zonder overleg en zonder instemming van zijn vrouw ervoor gezorgd dat zijn kinderen in Tunesië moesten verblijven en van het ene op het andere moment niet terugkonden naar hun huis en hun leven in Nederland. Daarmee heeft hij het aandeel van de moeder in de uitoefening van het gezag verhinderd. Zij had letterlijk het nakijken toen verdachte besloot om haar met hun kinderen op een Tunesisch vliegveld achter te laten.
Gedurende de tweede fase van de ten laste gelegde periode had alleen de moeder het ouderlijk gezag over de kinderen. De moeder werd door de Tunesische autoriteiten in Tunesië beperkt in haar beslissingsvrijheid en bleef afhankelijk van de toestemming van verdachte. Verdachte heeft door zijn weigering om mee te werken aan opheffing van het uitreisverbod en aan terugkeer van de kinderen naar Nederland ook in deze tweede fase de uitoefening van het gezag door de moeder feitelijk onmogelijk gemaakt. Aan haar keuze om met haar kinderen in Nederland te willen blijven wonen kon zij daardoor geen uitvoering geven.
Opzet
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat voor hem zijn principes en zijn vadergevoel boven de uitspraak van de rechter gaan en dat hij geen spijt heeft27. Hij heeft ook verklaard dat hij ervan overtuigd is dat de beste plek voor zijn kinderen de plek is waar zij nu zitten28. De rechtbank acht op grond daarvan bewezen dat verdachte met opzet heeft gehandeld.
Pleegperiode
Op 6 januari 2009 heeft verdachte zijn kinderen achtergelaten in Tunesië. In januari 2009 heeft verdachte geweigerd een handtekening te zetten om nieuwe paspoorten voor de kinderen te verkrijgen. Vanaf 21 februari 2009 heeft verdachte nooit meegewerkt aan opheffing van het uitreisverbod van die datum. In de hele periode van 6 januari 2009 tot en met 13 juni 2011 heeft verdachte de terugkeer van zijn kinderen naar Nederland belemmerd door na te laten zich daarvoor op welke wijze dan ook in te spannen. De rechtbank zal daarom de gehele ten laste gelegde periode bewezen verklaren.
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij in de periode van van 06 januari 2009 tot en met 13 juni 2011 te Zoetermeer en buiten Nederland, opzettelijk twee minderjarigen, te weten [dochter] (geboren [geboortedatum] 2003) en [zoon] (geboren [geboortedatum] 2006), heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarigen gestelde gezag van degene, die dit desbevoegd over hen uitoefende, immers heeft verdachte daar toen,
- zonder toestemming van de moeder voornoemde minderjarigen in Tunesië achtergelaten en
- er (vervolgens) niet voor gezorgd dat het uitreisverbod, zoals op verzoek van verdachte op 21 februari 2009 uitgevaardigd bij beslissing van de rechtbank te [plaats] (Tunesië) voor genoemde minderjarigen wordt/werd opgeheven en
- de terugkeer van de kinderen/genoemde minderjarigen naar hun moeder, die bij beslissing van de rechtbank te 's-Gravenhage het eenhoofdig gezag over genoemde minderjarigen toegekend heeft gekregen en naar Nederland (alwaar de minderjarigen tot 6 december 2008 hun hoofdverblijfplaats hadden) heeft belemmerd,
waardoor de uitoefening van het gezag door moeder feitelijk onmogelijk is gemaakt en waardoor die minderjarigen werden onttrokken aan het wettig gezag, hetwelk de moeder, te weten [de moeder], over die minderjarigen uitoefende.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf zal worden opgelegd voor de duur van 28 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en verdachte schuldig te verklaren zonder een straf op te leggen. De verdediging vindt dat gerechtvaardigd omdat de moeder van de kinderen verdachtes omgangsrechten met zijn kinderen zou hebben geschonden en in die zin medeschuldig zou zijn aan de ontstane situatie.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan onttrekking aan het wettig gezag van zijn twee jonge kinderen, die tijdens de pleegperiode tussen de 5 en 7 jaar en tussen de 2 en 5 jaar oud waren. Door zijn toedoen raakten zijn kinderen van het ene op het andere moment hun vertrouwde omgeving kwijt en moesten zij opeens onvoorbereid langdurig in een ander land gaan verblijven bij hun oma van moederszijde. Verdachte heeft daardoor de levens van de kinderen en van hun moeder ernstig ontwricht.
Dit is een ernstig strafbaar feit waarvoor een gevangenisstraf in beginsel op zijn plaats is.
Verdachte heeft ter terechtzitting duidelijk laten blijken dat hij zich bewust is van de consequenties van zijn handelen, maar dat hij er principieel van overtuigd is dat hij steeds in het belang van zijn kinderen heeft gehandeld. Hij meent dat zijn kinderen bij hun moeder niet in goede handen zijn en dat zij beter af zijn in Tunesië, zelfs al wonen ze daar bij hun oma en moeten ze hun beide ouders missen.
Over de vraag wat in het belang van de kinderen het beste is heeft de rechter die de echtscheiding heeft uitgesproken een weloverwogen beslissing genomen. Zij heeft bepaald dat alleen de moeder van de kinderen zou worden belast met het ouderlijk gezag omdat er een onaanvaardbaar risico was dat de minderjarigen klem of verloren zouden raken tussen de ouders en niet te verwachten was dat daarin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen. Dat risico heeft zich helaas in volle hevigheid geopenbaard, gezien verdachtes gedrag na die echtscheidingsbeschikking. De kinderen zijn slachtoffer geworden van verdachtes hardnekkige vasthouden aan zijn eigen gedachten over wat goed is. Aan het professionele oordeel van een onafhankelijke rechter over wat in het belang van de kinderen moet gebeuren heeft hij kennelijk geen boodschap.
Schrijnend is dat verdachte nog altijd niet meewerkt aan de terugkeer van zijn kinderen naar hun vertrouwde leven. Daar staat wel tegenover dat de verblijfplaats van de kinderen niet, zoals in soortgelijke zaken vaak het geval is, onbekend is voor de moeder maar dat de kinderen bij hun oma van moederszijde verblijven en dat zij wel in staat is gebleven om contact met hen te onderhouden.
De vraag of verdachtes ex-vrouw niet een aandeel heeft in de strijd tussen beide ex-echtelieden, hoeft de strafrechter niet te beoordelen. Het door verdachte gepleegde feit is te ernstig voor een schuldigverklaring zonder strafoplegging, zoals de raadsman heeft voorgesteld.
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel uit verdachtes justitiële documentatie van 15 juni 2011 waaruit niet blijkt van soortgelijke of anderszins voor deze zaak relevante veroordelingen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een over verdachte opgemaakt reclasseringsadvies d.d. 13 september 2011, waarin wordt geconcludeerd dat toezicht op een bijzondere voorwaarde en interventies of behandelingen niet zijn geïndiceerd. Een verplicht op te leggen reclasseringscontact is naar het oordeel van de rechtbank daarom niet zinvol.
Hoewel in het kader van de procedure in deze zaak aan de orde is gesteld dat een detentie van verdachte van invloed kan zijn op een beslissing van de Tunesische rechter over het uitreisverbod van de kinderen, moet hier worden benadrukt dat de rechtbank niet beoogt om met de op te leggen straf invloed uit te oefenen op de uitkomst van andere procedures. De keuze voor na te melden straf is door een dergelijk mogelijk neveneffect niet beïnvloed. Het doel van de strafoplegging in deze zaak is gericht op vergelding van het door verdachte gepleegde strafbare feit en het door hem aangerichte leed bij -bovenal- zijn kinderen.
De rechtbank ziet in deze zaak geen ruimte om iets anders dan een gevangenisstraf op te leggen. Een gedeeltelijk voorwaardelijke straf acht de rechtbank wel zinvol, om verdachte de kans te bieden een gedeelte van de gevangenisstraf die hem wacht te ontlopen door alsnog zijn verplichtingen als vader na te komen en mee te werken aan de terugkeer van zijn kinderen naar hun moeder en naar hun huis.
Op grond van het voorstaande acht de rechtbank een gedeeltelijk voorwaardelijke straf van na te melden omvang passend en geboden.
10. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 279 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 8 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Keltjens, voorzitter,
mrs Meijers en Mantel-Duetz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Kistemaker, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2011.
Mr. Mantel-Duetz is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL1551 2011124670, van de regiopolitie Haaglanden, gedateerd 14 juni 2011, met bijlagen.
2 Echtscheidingsbeschikking rechtbank 's-Gravenhage d.d. 17 december 2009, p. 36.
3 Echtscheidingsbeschikking rechtbank 's-Gravenhage d.d. 17 december 2009, p. 36.
4 Echtscheidingsbeschikking rechtbank 's-Gravenhage d.d. 17 december 2009, p. 36.
5 Echtscheidingsbeschikking rechtbank 's-Gravenhage d.d. 17 december 2009, p. 42.
6 Echtscheidingsbeschikking rechtbank 's-Gravenhage d.d. 17 december 2009, p. 42.
7 Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 22 september 2011 verklaard dat hij geen hoger beroep heeft ingesteld.
8 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 92; proces-verbaal aangifte [de moeder], p. 98, .
9 Proces-verbaal aangifte [de moeder], p. 98; proces-verbaal verhoor verdachte p. 92-93.
10 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 93.
11 Proces-verbaal aangifte [de moeder], p. 99.
12 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 93; proces-verbaal verhoor verdachte, p. 122.
13 Proces-verbaal aangifte [de moeder], p. 99; verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 22 september 2011.
14 Geschrift, p. 113.
15 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 122.
16 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 22 september 2011.
17 Echtscheidingsbeschikking rechtbank 's-Gravenhage d.d. 17 december 2009, p. 42.
18 Echtscheidingsbeschikking rechtbank 's-Gravenhage d.d. 17 december 2009, p. 42.
19 Idem, p. 36.
20 Proces-verbaal aangifte [gemachtigde], p. 23.
21 proces-verbaal aangifte [gemachtigde], p. 24.
22 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 22 september 2011.
23 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 92; verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 22 september 2011.
24 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 93.
25 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 22 september 2011.
26 Echtscheidingsbeschikking rechtbank 's-Gravenhage d.d. 17 december 2009, p. 36.
27 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 22 september 2011.
28 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 94.