ECLI:NL:RBSGR:2011:BT7166

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/655228-11
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Delden
  • A. Schotte
  • M. van Zeijst-Repelaer van Driel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting door werkgever van een jonge werkneemster in een restaurant

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 oktober 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De verdachte, eigenaar van een restaurant, heeft de aangeefster, die net achttien jaar oud was en in een ondergeschikte relatie tot hem stond, gedwongen tot seksuele handelingen door gebruik te maken van geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster op 23 oktober 2010 in zijn restaurant heeft benaderd en haar onder druk heeft gezet om seksuele handelingen te verrichten. De aangeefster heeft verklaard dat zij zich in een schokkende situatie bevond en niet in staat was om zich te verzetten. De rechtbank heeft de aangifte van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, mede op basis van ondersteunend bewijs, waaronder een ping-bericht dat zij kort na het incident naar een vriendin heeft gestuurd en DNA-materiaal dat op de panty van de aangeefster is aangetroffen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan verkrachting en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden door de gepleegde feiten. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte verplicht tot betaling van € 2.000,-, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geconcludeerd dat de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer zwaarder wegen dan de gevolgen voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/655228-11
Datum uitspraak: 7 oktober 2011
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats],
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 september 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. van Geloven en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A.P. Visser, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 oktober 2010 te [plaats],
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan
van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte:
- zijn, verdachtes, tong in de mond van die [aangeefster] geduwd/gebracht en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [aangeefster] geduwd/gebracht
en/of
- die [aangeefster] hem laten pijpen, althans zijn geslachtsdeel in de mond van die
[aangeefster] geduwd/gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [aangeefster]
aan haar haren heeft getrokken en/of haar panty/kleding heeft kapotgetrokken
en/of (aldus) voor die [aangeefster] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op of omstreeks 23 oktober 2010 te [plaats] [aangeefster] heeft verkracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte dit feit heeft begaan.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden uiteindelijk allemaal zijn terug te voeren op één bron: aangeefster [aangeefster].
De enige uitzondering daarop wordt gevormd door het DNA-onderzoek dat op de door [aangeefster] aan de politie overgelegde panty is uitgevoerd. Ten aanzien daarvan stelt de raadsman dat de op de panty aangetroffen huidschilfers van onder meer verdachte op vele manieren op de panty terecht kunnen zijn gekomen. Zo valt niet uit te sluiten dat de huidschilfers door contaminatie op de panty terechtgekomen zijn. Ook is het niet uitgesloten dat een ander dan verdachte de donor van het aangetroffen celmateriaal is.
3.3. De beoordeling van de tenlastelegging1
Op maandag 25 oktober 2010 heef [aangeefster](de latere aangeefster) een informatief gesprek met de politie, waarin zij verslag doet van hetgeen haar overkomen is op zaterdag 23 oktober 2010 tussen 23:30 uur en zondag 24 oktober 2010 om 00:40 uur in [restaurant] in [plaats].2
Op zaterdag 6 november 2010 vindt het verhoor van aangeefster [aangeefster] (hierna: [aangeefster]) plaats. 3 [aangeefster] vertelt sinds begin september 2010 een baantje te hebben bij [restaurant] te [plaats], waar zij op zaterdag en zondag werkt van 17:00 uur tot sluitingstijd. Verdachte is de eigenaar van dit restaurant. Omdat [aangeefster] de sfeer in het restaurant niet prettig vindt, heeft zij besloten ontslag te nemen bij verdachte.
Zij wacht op zaterdagavond 23 oktober 2010 totdat de laatste klanten - [A en B]4 - rond 00.00 uur weg zijn gegaan, en blijft alleen met verdachte achter in het restaurant.
Nadat ze aan een tafeltje in het restaurant zijn gaan zitten, vertelt [aangeefster] aan verdachte dat zij ontslag wil nemen. Verdachte zegt dat het goed is.5
Verdachte biedt [aangeefster] vervolgens wat te drinken aan, zegt dat hij een leuk spelletje weet, en giet, staande achter [aangeefster], ouzo achter in haar keel totdat de fles, waar ongeveer nog twee glaasjes in zaten, leeg was. [aangeefster] zegt het niet leuk te vinden.
Vervolgens loopt verdachte naar de keuken en roept hij naar [aangeefster] dat hij hulp nodig heeft. In de keuken aangekomen, ziet [aangeefster] dat verdachte een nieuwe fles ouzo heeft gepakt. [aangeefster] drinkt nog wat slokjes uit het glas, nadat verdachte aan haar voorstelt om een slokje ouzo in haar mond te nemen en dit via haar mond in verdachtes mond te doen. Vervolgens wil zij weglopen.
Terwijl zij wegloopt grijpt verdachte [aangeefster] meteen bij haar schouders en trekt hij haar naar zich toe. Verdachte begint [aangeefster] eerst over haar kleding heen te betasten over haar hele lichaam, over haar borsten en billen en probeert met zijn tong in haar mond te komen. Dat lukt half. Tijdens dit zoenen raakt verdachte [aangeefster] over haar hele lichaam aan. Vervolgens pakt verdachte [aangeefster] bij haar paardenstaart beet en houdt hij [aangeefster] zo vast. Met zijn andere hand komt verdachte tussen [aangeefster]'s benen, waarna hij naar boven richting haar vagina gaat. Vervolgens trekt verdachte [aangeefster]'s panty kapot. Via dit gat begint verdachte [aangeefster] met zijn andere hand te vingeren. Verdachte duwt [aangeefster]'s string opzij. [aangeefster] is bang en durft niets te zeggen; het lijkt of ze in een soort shocktoestand verkeert. [aangeefster] probeert weg te komen, maar is te overdonderd. Bovendien houdt verdachte haar nog steeds vast bij haar haar. Nadat verdachte zijn eigen broek heeft losgemaakt, duwt hij [aangeefster]'s hoofd naar beneden. Verdachte duwt zijn stijve geslachtsdeel in [aangeefster]'s mond en komt uiteindelijk in [aangeefster]'s mond klaar. Omdat verdachtes piemel zo ver in haar mond zit, stikt [aangeefster] bijna en slikt ze het sperma door. Verdachte trekt daarbij heel hard aan [aangeefster]'s haar, zodanig dat zij bang is dat een pluk haar uit haar hoofd wordt getrokken.6 Zoveel pijn deed dat. Het ging allemaal heel snel, verdachte kwam ook snel klaar. Vervolgens laat verdachte het haar van [aangeefster] los. Daarna kan [aangeefster] wegkomen. Ze staat op, loopt naar het restaurant en steekt een sigaretje op.
Rond 00:40 uur stuurt [aangeefster] een ping-bericht aan haar vriendin [vriendin].7 Dit ping-bericht houdt in:
[aangeefster]: Luister ga echt weg bij [verdachte]. Ik moet je echt iets heel ergs vertellen. Echt echt echt echt. Ga weg daar. Zo snel mogelijk. Ik bel je morgen. Morgen.
[vriendin]: Wat dan? Zeg nu.
[aangeefster]: Nou die man is vies [verdachte]. Ik kan het echt niet zeggen via ping. Het is echt heel erg [vriendin]. En ik weet niet wat ik moet.
[vriendin]: Bel me als je wakker bent!8
Verdachte komt vervolgens bij [aangeefster] aan tafel zitten en zegt dat ze het tegen niemand mag zeggen. Vervolgens is [aangeefster] weggegaan. Verdachte liep gelijk met haar mee naar buiten en zegt haar nogmaals dat zij het tegen niemand mag zeggen. Toen is zij naar huis gefietst.9
Voordat [aangeefster] op 25 oktober 2010 naar het politiebureau gaat vertelt zij het hele verhaal aan haar vriendin [vriendin], aan wie zij in de bewuste nacht had bovenstaand ping-bericht had gestuurd. Ze hoeft dan niet te huilen, maar zij is wel overstuur.10
Verdachte heeft ieder seksueel contact ontkend en verklaard dat [B en A], de laatste klanten, rond 24:00 uur zijn weggegaan. Verdachte zegt vervolgens tegen [aangeefster] dat zij naar huis kan gaan. Als [aangeefster] zegt dat ze over het nemen van ontslag wil praten, zegt hij haar even te wachten terwijl hij de laatste dingen doet voor het afsluiten. Hij gaat onder meer naar boven om de ijskasten te controleren en om daar de lichten uit te doen. Dit duurt slechts een paar minuten.11 [aangeefster] vertelt verdachte (het is dan rond 12.05 uur)12 daarna in de zaak, terwijl zij een ouzo drinken, dat zij na het volgende weekend wil stoppen met werken in het restaurant van verdachte. [aangeefster] zit dan aan tafeltje 18 en verdachte aan tafeltje 17.13 Verdachte gaat daarmee akkoord. Vervolgens gaat verdachte de zaak afsluiten. Op het moment dat verdachte de deur op slot doet, ziet hij dat [aangeefster] haar fiets pakt en weggaat. Hij zegt nog tegen haar dat zij elkaar morgen wel weer zullen spreken. Verdachte stapt vervolgens in zijn auto en rijdt naar huis.14 Tot zo ver de verklaring van verdachte.
Getuige [A] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een werkneemster van verdachte, kennelijk [aangeefster], op de bewuste avond in het restaurant heeft gezien en dat hij heeft gezien dat zij toen een ladder in haar panty had. Deze ladder bevond zich tussen de zoom van de rok en de knie van [aangeefster].15
Uit onderzoek verricht aan de panty die aangeefster op de bewuste avond droeg is gebleken dat er, naast de ladder waarover de getuige [A] heeft verklaard, nog een ladder en twee gaten in de panty aanwezig waren, waaronder een gat in het kruis van de panty.16
Bij de bemonstering van de panty op de eventuele aanwezigheid van DNA-materiaal is gebleken dat er rond het gat bij het kruis aan zowel de binnenkant als aan de buitenkant DNA-materiaal aanwezig is, waaruit een onvolledig Y-chromosomaal DNA-profiel is verkregen dat matcht met het Y-chromosomaal mengprofiel van (onder meer) verdachte.17
De rechtbank stelt vooraleerst vast dat het in deze zaak (zoals in dit soort zaken niet zelden het geval is) zo is dat de aangifte lijnrecht tegenover de verklaring van verdachte staat, zodat dient te worden nagegaan of de aangifte voldoende steun vindt in overig bewijs.
Als eerste vindt de aangifte naar het oordeel van de rechtbank steun in het ping-bericht dat aangeefster om 00.40 uur, derhalve kort na het incident, naar haar vriendin [vriendin] heeft gestuurd. De inhoud van dit ping-bericht spreekt voor zich. Het tijdstip van verzenden is zondagnacht om 00.40 uur en [vriendin] heeft bevestigd dat zij genoemd ping-bericht rond 00.30 uur van [aangeefster] heeft ontvangen.
Voorts vindt de aangifte steun in de resultaten van het DNA-onderzoek aan de panty. Uit dit onderzoek is immers gebleken dat in de panty (onder meer) ter hoogte van het kruis een gat zat, hetgeen overeenstemt met de verklaring van aangeefster dat verdachte de panty tijdens het incident ter hoogte van het kruis kapot getrokken heeft als gevolg waarvan op die plaats een gat is ontstaan. Daarbij komt in het bijzonder dat in de bemonsteringen rond het gat in het kruis van de panty celmateriaal is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte.
De rechtbank is alles bijeen genomen van oordeel, dat de aangifte van [aangeefster] betrouwbaar kan worden geacht. Nu de door haar in haar aangifte vermelde feiten en omstandigheden voldoende steun vinden in de overige bewijsmiddelen, in het bijzonder bovengenoemd pingbericht, het feit dat in de panty van [aangeefster] een gat in het kruis zat en het aldaar aangetroffen celmateriaal, acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de aanwezigheid van celmateriaal dat afkomstig kan zijn van verdachte rond het gat in het kruis van de panty niet kan worden verklaard door overbrenging van celmateriaal (bijvoorbeeld huidschilfers) via bijvoorbeeld een stoelzitting waar achtereenvolgens verdachte en [aangeefster] op gezeten zouden hebben. Verdachte heeft immers verklaard dat het personeel rokken tot op de knie droeg, hetgeen aan overbrenging van celmateriaal op de door de raadsman beschreven wijze in de weg staat. Daarbij komt dat het betreffende celmateriaal niet alleen aan de buitenkant, maar ook aan de binnenkant van de panty is aangetroffen.
Dat [aangeefster] - zoals ter terechtzitting ook door de getuige [A] is verklaard - die avond al een ladder in haar panty had, staat aan bewezenverklaring evenmin in de weg, nu uit het rapport van het NFI blijkt dat in een van de pijpen van de panty twee ladders en een gat zijn aangetroffen, en daarnaast een gat ter hoogte van het kruis.
De rechtbank gaat voorbij aan de door de raadsman voorwaardelijk gedane verzoeken, te weten het laten maken van foto's van de panty, het nader horen van de getuigen aan de hand van deze foto's en het laten verrichten van nader onderzoek door het NFI naar de wijze waarop het celmateriaal van verdachte bij het gat van de panty terecht kan zijn gekomen. Over laatstgenoemd verzoek heeft de officier van justitie ter terechtzitting verklaard dat het voor het NFI niet mogelijk is een uitspraak te doen over hoe bepaalde sporen op een bemonsterde plaats terecht zijn gekomen. Bij de resterende verzoeken heeft de verdediging in het licht van de voorgaande overweging van de rechtbank daarom geen belang meer.
3.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
omstreeks 23 oktober 2010 te [plaats],
door geweld [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan
van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte:
- zijn, verdachtes, tong in de mond van die [aangeefster] geduwd/gebracht en
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [aangeefster] geduwd/gebracht
en
- zijn geslachtsdeel in de mond van die [aangeefster] geduwd/gebracht
en bestaande dat geweld hierin dat verdachte die [aangeefster]
aan haar haren heeft getrokken en haar panty heeft kapot getrokken
en aldus voor die [aangeefster] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De straf/maatregel
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd, die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, indien verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden veroordeeld dit het einde van zijn bedrijf zal betekenen. De raadsman verzoekt dan ook, indien de rechtbank een dergelijke straf zou willen opleggen, om alsnog reclasseringsrapportage te laten opmaken om te bezien of er mogelijkheden zijn voor elektronisch toezicht.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft [aangeefster] - die net achttien jaar oud was en bovendien tot hem in een ondergeschikte relatie stond - gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, waarbij hij geweld heeft gebruikt. Dergelijke handelingen zijn volstrekt ontoelaatbaar en het behoeft geen betoog dat hij daarmee een zeer ernstige inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke integriteit. Slachtoffers van dergelijke handelingen worden nog lange tijd geconfronteerd met de herinneringen aan een dergelijke gebeurtenis en lijden hierdoor grote psychische schade. Zo ook bij dit slachtoffer. Zij heeft in haar schriftelijke slachtofferverklaring aangegeven dat zij als werkneemster van verdachte dergelijke handelingen niet hoefde te verwachten en dat zij sinds deze gebeurtenis lijdt aan concentratiestoornissen, waardoor zij haar MBO-opleiding voortijdig heeft moeten stoppen. Ook is er sprake van een aanzienlijke derving van levensvreugde.
De rechtbank rekent verdachte het feit dan ook ernstig aan.
Met betrekking tot de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 25 augustus 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in contact is geweest.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij zelfstandig ondernemer is. Als hij gedetineerd raakt, zal dit het einde van zijn horecaonderneming betekenen.
De rechtbank oordeelt niettemin dat, gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, hierop niet anders kan worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van substantiële duur. Daarbij gaat de rechtbank, gelet op de "aanwijzing elektronisch toezicht"18 waaruit blijkt dat elektronisch toezicht slechts in geval van voorlopige hechtenis onder voorwaarden en dus niet meer bij de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf mogelijk is, voorbij aan het verzoek van de raadsman om de mogelijkheid van elektronisch toezicht door de reclassering te laten toetsen.
7. De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangeefster], [adres] tot een bedrag van € 2.500,-, zijnde de geleden immateriële schade. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van eensluidend bedrag subsidiair 35 dagen hechtenis.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
[aangeefster], [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot immateriële schadevergoeding, groot € 2.500,-.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd, zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 2.000,- toewijzen.
Hieruit volgt dat de rechtbank voor het overige deel van de vordering, dit deel niet-ontvankelijk zal verklaren.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 23 oktober 2010 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.000,- vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 oktober 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangeefster].
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
verkrachting
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (VIJFTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster], [adres] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangeefster], een bedrag van € 2.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 oktober 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
bepaalt dat de benadeelde partij [aangeefster] voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 oktober 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangeefster];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Van Delden, voorzitter,
Schotte en Van Zeijst-Repelaer van Driel, rechters,
in tegenwoordigheid van Boel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 oktober 2011.
Mr. Van Zeijst-Repelaer van Driel is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren alsmede geschriften, opgenomen bij het dossier met het nummer PL15J2 2010219084-1 (pag. 1 - 73)
2 Verslag informatief gesprek zeden d.d. 25 oktober 2010, p. 28-30
3 Proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 6 november 2010, p. 32-35
4 Proces-verbaal van verhoor getuige [C] d.d. 28 december 2010, p.44 en proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 49 d.d. 28 december 2010, verklaring getuige [A] ter terechtzitting
5 Proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 6 november 2010, p. 32
6 Proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 6 november 2010, p. 33
7 Proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 6 november 2010, p. 34
8 Proces-verbaal verhoor getuige [vriendin] d.d. 15 november 2010, p. 36 en 37.
9 Proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 6 november, p. 34
10 Proces-verbaal verhoor getuige [vriendin] d.d. 15 november 2010, p. 37
11 Verklaring verdachte ter terechtzitting
12 Verklaring verdachte ter terechtzitting
13 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 december 2010, p. 50
14 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 december 2010, p. 49
15 Verklaring getuige [A] ter terechtzitting
16 NFI rapport d.d. 1 april 2011, p. 5
17 NFI rapport d.d. 1 april 2011, p. 9 en 10
18 Richtlijn elektronisch toezicht d.d. 1 juni 2010 (Staatscourant 2010/8001)