ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8661

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
390413
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van adoptieverzoek naar Nederlands recht voor meerderjarige met erkenning van Turkmeense adoptiebeslissing

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 5 oktober 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot adoptie van een meerderjarige door zijn stiefvader. Het verzoek werd ingediend op 24 maart 2011, maar de rechtbank oordeelde dat het verzoek niet voldeed aan de wettelijke vereisten van het Burgerlijk Wetboek, dat stelt dat het kind op de dag van het verzoek minderjarig moet zijn. Verzoekers voerden aan dat de meerderjarigheidsgrens een ongerechtvaardigde inbreuk maakte op het recht op 'family life' zoals beschermd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank erkende dat er sprake was van 'family life', maar oordeelde dat het recht op adoptie niet door artikel 8 EVRM wordt gegarandeerd. De rechtbank concludeerde dat de stelling van verzoekers dat de meerderjarigheidsgrens niet gehanteerd kon worden, niet opging, omdat de adoptie niet noodzakelijk was voor de ontwikkeling van de meerderjarige. De rechtbank wees het primaire verzoek tot adoptie af, maar erkende wel de Turkmeense adoptiebeslissing, die eerder was uitgesproken. De rechtbank oordeelde dat de Turkmeense adoptiebeslissing voor erkenning vatbaar was, omdat deze was gedaan door een bevoegde autoriteit en aan de vereisten van behoorlijke rechtspleging voldeed. De rechtbank gelastte de ambtenaar van de burgerlijke stand om de adoptie als latere vermelding aan de akte van de burgerlijke stand toe te voegen. De zaak illustreert de complexiteit van adoptieprocedures en de interactie tussen nationale en internationale adoptiewetgeving.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 11-2299
Zaaknummer: 390413
Datum beschikking: 5 oktober 2011
Beschikking op het op het op 24 maart 2011 ingekomen verzoekschrift van:
[de man]
en
[de vrouw],
verzoekers, dan wel verzoeker of verzoekster,
wonende te [woonplaats A],
advocaat: mr. V. Kidjan te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand te 's-Gravenhage,
hierna: de ambtenaar.
Procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift van de ambtenaar d.d. 11 mei 2011.
- de brief met bijlage d.d. 5 augustus 2011 van de zijde van verzoekers.
- de brief met bijlagen d.d. 15 augustus 2011.
Op 17 augustus 2011 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekers en hun advocaat, vergezeld van F. Burnham-Veldhuyzen, tolk Engelse taal. De advocaat van verzoekers pleit overeenkomstig een door haar overgelegde pleitnota.
Na de terechtzitting zijn de volgende stukken ontvangen:
- de fax d.d. 23 augustus 2011 van de zijde van de advocaat van verzoekers.
Verzoek
Het verzoek strekt primair tot:
- het uitspreken van de adoptie naar Nederlands recht van [naam], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Sovjet-Unie, door [de man],
en subsidiair tot:
- de adoptie uitgesproken op 11 juli 2002 door de "MAYOR OF THE DISTRICT
NAMED AFTER THE PRESIDENT NIYAZOV OF ASHGABAT CITY", te Ashgabat, Turkmenistan (op 12 juli 2002 geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand van Ashgabat, Turkmenistan blijkens een op 28 april 2003 afgegeven Adoption Certificate), te erkennen en een daartoe strekkende verklaring voor recht ex artikel 1:26 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) af te geven;
primair en subsidiair:
- de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten de geboortegegevens van het
adoptiefkind plus de latere vermelding van de adoptie in te schrijven in register van geboorten van de gemeente 's-Gravenhage,
met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, voor zover de wet dit toelaat.
Feiten
- [naam] is uit een eerder huwelijk van
verzoekster geboren en is zijn biologische moeder.
- Verzoekers zijn op 12 juli 1997 te Ashgabad, Turkmenistan, met elkaar
gehuwd.
- Bij "Decree" van de Republiek Turkmenistan d.d. 11 juli 2002, geregistreerd op
12 juli 2002, is [naam] geadopteerd door verzoeker.
- Bij besluit van 26 augustus 2003 heeft [naam] met ingang van 11 juli 2002 de
Nieuw-Zeelandse nationaliteit verkregen.
- Verzoeker heeft de Nederlandse en Nieuw-Zeelandse nationaliteit.
- Verzoekster heeft de Russische en Turkmeense nationaliteit.
- [naam] heeft thans de Russische en de Nieuw-Zeelandse nationaliteit alsmede (wellicht) de Turkmeense nationaliteit.
Beoordeling
Rechtsmacht
Verzoeker heeft mede de Nederlandse nationaliteit en [naam] heeft gedurende vijf jaar een Nederlands paspoort gehad. Voorts bestaan er bij [naam] plannen om zich in Nederland te gaan vestigen en in Delft te gaan studeren. Gelet hierop acht de rechtbank voldoende aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer aanwezig om van het verzoek kennis te nemen.
Het primaire verzoek tot adoptie
Aan het verzoek tot adoptie staat in de weg het voorschrift van artikel 1:228, eerste lid aanhef en onder a, van het BW, dat voor adoptie de voorwaarde stelt dat het kind op de dag van het verzoek, minderjarig was.
Verzoekers stellen zich op het standpunt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de adoptie, ondanks de meerderjarigheid van [naam], zal worden uitgesproken. Zij voeren daartoe - voorzover hier van belang - de volgende feiten en/of omstandigheden aan.
Verzoekers hebben naar aanleiding van voormelde adoptie door verzoeker van [naam] in Turkmenistan, bij de Nieuw-Zeelandse autoriteiten in 2003 een verzoek ingediend voor het verlenen van de Nieuw-Zeelandse nationaliteit aan [naam]. Na drie maanden van onderzoek, hebben de Nieuw-Zeelandse autoriteiten besloten dit verzoek in te willigen.
Omdat verzoekers ervan uitgingen dat [naam] op deze eenvoudige wijze ook de Nederlandse nationaliteit zou kunnen verkrijgen, hebben zij daartoe hetzelfde verzoek bij de Nederlandse Ambassade ingediend. Na ruim twee jaar van onderzoek is aan [naam] op
7 februari 2005 door de Nederlandse Ambassade te Islamabad (Pakistan) een Nederlands paspoort verstrekt voor de duur van vijf jaar. [naam] was toen veertien jaar. Nadat het gezin is verhuisd naar [woonplaats A] en het paspoort van [naam] in februari 2010 dreigde te verlopen, heeft [naam] in december 1999 om verlenging van zijn Nederlandse paspoort verzocht. Deze verlenging is afgewezen. De Nederlandse Ambassade te [plaatsnaam] deelde hieromtrent middels een schrijven van 8 februari 2010 aan [naam] mee dat, nu hij na 1 oktober 1998 en vóór 1 januari 2004 is geadopteerd in een land dat niet is aangesloten bij het Haags Adoptieverdrag, hij niet van rechtswege de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Genoemde Ambassade deelde vervolgens bij voormeld schrijven - voorzover van belang - mee dat het kind op grond van artikel 5, eerste lid (oud) RWN, wel het Nederlanderschap verkreeg als:
"-de buitenlandse adoptie in Nederland door de Nederlandse rechter vóór 1 januari 2004 was omgezet in een adoptie naar Nederlands recht, en
-de adoptiefvader of de adoptiefmoeder Nederlander was op de dag dat de uitspraak van de Nederlandse rechter onherroepelijk werd, en
-het kind op de dag van de eerste uitspraak van de Nederlandse rechter minderjarig was (jonger dan 18 jaar).
Gezien het bovenstaande concludeer ik dat u niet (meer) in het bezit bent van de Nederlandse nationaliteit. Uw paspoort aanvraag wordt niet in behandeling genomen."
Verzoekers voeren aan dat de Nederlandse vertegenwoordiging te Islamabad (Pakistan) achteraf bezien ten onrechte aan [naam] een Nederlands paspoort heeft vertrekt, welke fout voor [naam] een desastreuze uitwerking heeft. In plaats van afgifte van een paspoort had de Ambassade verzoeker in 2005 moeten doorverwijzen naar de Nederlandse rechter en had [naam], omdat aan alle voorwaarden voor partneradoptie was voldaan, op vrij eenvoudige wijze via een Nederlandse adoptie op grond van artikel 5 Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: RWN) het Nederlanderschap kunnen verkrijgen. Nu de RWN, mede op grond van het feit dat [naam] nu en ook in de toekomst niet zal kunnen beschikken over een niet-tijdelijk verblijfsrecht, geen mogelijkheid biedt genoemd ambtelijk verzuim te herstellen, resteert als enig alternatief voor [naam] de meerderjarigenadoptie naar Nederlands recht.
Verzoekers menen dat onderhavige feiten en/of omstandigheden dusdanig bijzonder zijn en zo veel raakvlakken hebben met de door hen overgelegde uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam d.d. 16 maart 2000 (LJN:AA5155) dat er aanleiding is voorbij te gaan aan het leeftijdscriterium van voormeld wetsartikel. Zij stellen dat [naam] er recht op heeft dat hij in zijn Nederlandse identiteit, die hij vijf jaar lang mede heeft gehad, wordt hersteld, welke identiteit tevens deel uitnaakt van zijn persoonlijke ontwikkeling. In zoverre dient het leeftijdscriterium van voormeld wetsartikel te wijken voor het uit artikel 8 van het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: EVRM) voortvloeiende recht op het behoud van identiteit en persoonlijke ontwikkeling van [naam] mede nu het er op lijkt dat op geen enkele andere wijze alsnog het Nederlanderschap zou kunnen worden verkregen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het primaire verzoek als volgt
[naam] is geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. Ten tijde van het indienen van het verzoek, 24 maart 2011, was [naam] meerderjarig. De rechtbank stelt daarmee vast dat het verzoek tot adoptie niet voldoet aan de in artikel 1:228, eerste lid, onder a, van het BW gestelde eis, namelijk dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is.
Tussen verzoekers en [naam] is sprake van 'family life' als bedoeld in artikel 8 EVRM.
De rechtbank begrijpt verzoekers aldus dat zij de meerderjarigheidsgrens bij adoptie als een ongerechtvaardigde inbreuk op het recht op family life van [naam] beschouwen. Dit nu de identiteit en de persoonlijke ontwikkeling van [naam] worden aangetast omdat hij niet de Nederlandse nationaliteit kan verkrijgen. Met een beroep artikel 8 EVRM en op de uitspraak van het Hof Amsterdam van 16 maart 2000 stellen zij vervolgens dat deze meerderjarigheidsgrens opzij gezet dient te worden.
Het recht op adoptie als zodanig wordt niet door artikel 8 EVRM gegarandeerd, hetgeen ook door verzoekers wordt erkend. Artikel 8 EVRM beschermt slechts een al bestaand gezinsleven. Ook het enkele verlangen om een gezin te vestigen valt niet onder de reikwijdte van deze bepaling. Verder kan ook een eventuele afwijzing van een verzoek om toestemming tot adoptie niet worden beschouwd als een inbreuk op het recht op vrije ontwikkeling en ontplooiing van persoonlijkheid (EHRM 26 februari 2002, NJ 2002, 553).
De stelling van verzoekers dat de meerderjarigheidsgrens niet gehanteerd kan worden vanuit de visie dat de adoptie noodzakelijk is voor de ontwikkeling van [naam] en de ontplooiing van zijn persoonlijkheid faalt reeds gelet op het voorgaande. Immers, nu naar het oordeel van het EHRM in voormelde zaak de algehele weigering van de goedkeuring van een verzoek tot adoptie geen inbreuk maakt op het privéleven van een kandidaat-adoptant in het licht van artikel 8 EVRM, in bijzonder op de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid of de wijze waarop deze kandidaat-adoptant zijn leven wenst in te richten, kan ook niet gesteld worden dat het hanteren van strikte leeftijdsgrenzen binnen een adoptieprocedure inbreuk kan maken op de persoonlijke ontwikkeling. De rechtbank stelt overigens vast dat [naam] reeds jaren deel uitmaakt van het gezin van verzoekers. Een bedreiging in de ontwikkeling doordat een adoptie zou uitblijven is daarmee niet waarschijnlijk.
Verzoekers brengen verder naar voren dat het recht op identiteit van [naam] wordt aangetast indien een adoptie zou uitblijven. Het verkrijgen van het Nederlanderschap, of het herstel ervan, is van belang voor de identiteit van [naam] aldus verzoekers. Aan [naam] is bovendien geruime tijd een Nederlands paspoort verstrekt. Eerst in 2010, toen [naam] reeds meerderjarig was, werd duidelijk dat dit ten onrechte was gebeurd. [naam] heeft bij brief verklaard dat hij er al die tijd vanuit was gegaan dat hij Nederlander was en dat hij in Nederland wil gaan studeren. Verzoekers voeren aan dat deze adoptieprocedure de enige 'route' is die hen rest om het Nederlanderschap te verkrijgen.
Het voorgaande heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gewicht om een ongerechtvaardigde aantasting van de identiteit van [naam] aan te nemen. [naam] heeft de Russische, de (naar de rechtbank aanneemt) Turkmeense en de Nieuw-Zeelandse nationaliteit en is derhalve niet staatloos. Van bijzonder sociale of persoonlijke omstandigheden, anders dan de nationaliteit van verzoeker (zijn stiefvader) is niet gebleken. Verzoekers zijn thans woonachtig in [woonplaats A] en hebben niet aangegeven voornemens te zijn zich, in gezinsverband, op korte termijn in Nederland te vestigen.
De rechtbank deelt dan ook niet de visie van verzoekers dat door het ontbreken van het Nederlanderschap de identiteit van [naam] in het kader van zijn family life dermate bedreigt wordt dat verzoekers de leeftijdsgrens voor een adoptie niet tegengeworpen mag worden. Het feit dat aan [naam] gedurende lange tijd abusievelijk een Nederlands paspoort is vertrekt en verzoekers daarmee in de vooronderstelling verkeerden dat [naam] Nederlander was, maakt dit niet anders.
De rechtbank komt daarmee tot het oordeel dat hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht niet met zich brengt dat er sprake is van dusdanige bijzondere omstandigheden dat aan het leeftijdscriterium van artikel 1: 228 eerste lid aanhef en onder a BW wegens strijdigheid met het uit 8 EVRM voortvloeiende recht op behoud van identiteit en persoonlijke ontwikkeling moet worden voorbijgegaan.
Het primaire verzoek zal derhalve worden afgewezen.
Ten aanzien van het subsidiaire verzoek wordt het volgende overwogen.
Het Haags Adoptieverdrag van 29 mei 1993 (Trb. 1996,94) is niet van toepassing omdat de adoptie in Turkmenistan dateert van vóór de inwerkingtreding van dit verdrag.
De Wet conflictenrecht adoptie (WCad) is evenmin van toepassing, nu deze wet eerst op
1 januari 2004 in werking is getreden en ingevolge artikel 10 alleen van toepassing is op de erkenning van adopties die op of na de inwerkingtreding van de wet buitenslands tot stand zijn gekomen.
Overeenkomstig eerdere beschikkingen zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de in artikel 6 WCAd vervatte regels, nu deze regels naar haar oordeel overeenkomen met de ongeschreven regels van Nederlands internationaal privaatrecht voor de erkenning van buitenlandse adopties zoals deze golden voorafgaand aan de inwerkingtreding van de WCAd en ten tijde van de adoptie in Turkmenistan
Ingevolge artikel 6, eerste lid, WCAd wordt een buitenslands gegeven beschikking waarbij een adoptie tot stand is gekomen in Nederland van rechtswege erkend indien zij is uitgesproken door a. een ter plaatse bevoegde autoriteit van de vreemde staat waar de adoptiefouders en het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden, of b. een ter plaatse bevoegde autoriteit van de vreemde staat van hetzij de adoptiefouders, hetzij het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden. Blijkens het tweede lid van dit artikel, aanhef en onder a en c, wordt aan een beslissing houdende adoptie erkenning onthouden indien aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of de erkenning van die beslissing kennelijk in strijd met de openbare orde zou zijn.
De rechtbank stelt vast dat nu zowel [naam] als verzoeker ten tijde van de adoptie hun gewone verblijfplaats in Turkmenistan hadden, zich de situatie van artikel 6, eerste lid, onder a van de WCAd voordoet. Door de ambtenaar is aangevoerd dat ten tijde van de adoptie de moeder en het kind de Turkmeense nationaliteit hadden terwijl verzoeker de Nederlandse nationaliteit bezat en tevens burger was van Nieuw-Zeeland. Voorts constateert de ambtenaar dat het kind door de adoptie in Turkmenistan vervolgens burger van Nieuw-Zeeland is geworden. Ten aanzien van de Turkmeense adoptieprocedure wordt door de ambtenaar aangevoerd dat die voor wat betreft de voorwaarden (behoorlijke procedure, toestemming natuurlijke ouders en belang van het kind) kan worden vergeleken met de Nederlandse procedure. Bovendien heeft de Turkmeense adoptie dezelfde gevolgen als een sterke adoptie in Nederland.
Gezien de rechtsregels die op de Turkmeense adoptie van toepassing zijn, in het bijzonder de artikelen 115 t/m 124 en artikel 218 van "the Code of Family and Marriage" van
Turkmenistan, is de rechtbank van oordeel dat uit de overgelegde stukken voldoende blijkt dat de adoptie in Turkmenistan is uitgesproken door een bevoegde instantie en dat daaraan behoorlijk onderzoek en een behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder in aanmerking genomen dat twee dagen voor de adoptie-uitspraak door het Ministerie van Onderwijs een onderzoek is verricht naar alle op de adoptie betrekking hebben documenten en de gevolge procedures en voormeld Ministerie heeft ingestemd met de adoptie van [naam] door verzoeker omdat die in het belang is van [naam] en voldoet aan de voorwaarden van artikel 218 van "the Code of Family and Marriage" als hiervoor vermeld. Voorts blijkt uit de overgelegde adoptie-uitspraak dat onderzoek is verricht betreffende de vader van [naam] die blijkens uitspraak van Kopetdag Etrap Court te Ashkhabad te Turkmenistan d.d. 5 maart 2002 als vermist is aangemerkt, als gevolg waarvan zijn instemming voor de adoptie volgens de Turkmeense adoptiewetgeving niet meer was vereist.
De rechtbank merkt op - en sluit daarmee aan bij het bepaalde in artikel 6 lid 4 WCAd - dat erkenning van de adoptiebeslissing niet op grond van strijdigheid met de openbare orde kan worden geweigerd, enkel omdat op deze beslissing geen Nederlands recht is toegepast.
Niet gebleken is dat de adoptiebeslissing kennelijk op een schijnhandeling betrekking heeft gehad. Evenmin is gebleken van andere feiten of omstandigheden die maken dat erkenning van de adoptiebeslissing van de Turkmeense rechter kennelijk in strijd met de openbare orde is.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de Turkmeense adoptiebeslissing voor erkenning vatbaar is. Zij gelast op de voet van artikel 1:26a BW ambtshalve dat voornoemde adoptie als latere vermelding aan de daarvoor in aanmerking komende akte van de burgerlijke stand wordt toegevoegd.
De namen van [naam] luiden volgens het op 28 april 2003 afgegeven Adoption Certificate:
[naam], welke naamsvaststelling volgens artikel 1 Wet conflictenrecht namen (WCN) dient te worden erkend in Nederland.
[naam] komt door adoptie tevens in familierechtelijke rechtsbetrekking tot verzoeker te staan die de echtgenoot is van de moeder van [naam], verzoekster. Nu zij overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, lid 3 BW, geen verklaring hebben overgelegd ten aanzien van de geslachtsnaam van [naam], behoudt [naam] zijn huidige geslachtsnamen zoals hiervoor aangeduid.
Op het verzoek tot vaststelling van de geboortegegevens zal bij afzonderlijke beslissing van heden worden beslist.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart voor recht dat bij "Decree of the Mayor of the District named after the President Niyazov of Ashgabat City", Turkmenistan, afgegeven op 11 juli 2002 door O. Muratliev, Mayor of the district, geregistreerd op 12 juli 2002, met registratie nummer 22 middels een "Adoption Certificate", afgegeven door Civil Registration Office in the Region of " President Niyazov", City of Ashgabat, Turkmenistan en afgegeven op 28 april 2003 door de Chariman of Civil Status Registration Office (waarvan kopieën aan deze beschikking zijn gehecht), de tot stand gekomen adoptie van [naam tijdens adoptie],
thans genaamd [naam], van het mannelijk geslacht, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Sovjetunie, door [de man], overeenkomstig de plaatselijke
voorschriften door een bevoegde instantie is gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand;
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand een latere vermelding van de adoptie aan de nog op te maken geboorte-akte van [naam] toe te voegen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.W. de Wit, kinderrechter, bijgestaan door P.J. Kolenbrander als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 oktober 2011