ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8929
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.M. Roskam
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens niet-naleving van de eisen voor het minnelijk traject
In deze zaak hebben verzoekers, een echtpaar dat in gemeenschap van goederen is gehuwd, een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker exploiteert sinds 2001 een metselbedrijf en heeft een aanzienlijke schuldpositie van € 248.965,57, verdeeld over 46 schuldeisers. De verzoekers hebben verklaard dat zij het minnelijk traject hebben doorlopen bij SVF Den Haag, maar SVF heeft geen vergoeding ontvangen voor het WSNP-traject. De rechtbank heeft vastgesteld dat het minnelijk traject niet is uitgevoerd door een bevoegde persoon of instelling zoals vereist in artikel 288 lid 2 van de Faillissementswet. De rechtbank oordeelt dat SVF Den Haag niet voldoet aan de eisen die de wet stelt aan de uitvoering van het minnelijk traject, en dat de kwaliteit van het traject onvoldoende is. Dit leidt tot de conclusie dat het verzoek tot toelating tot de schuldsanering moet worden afgewezen.
De rechtbank wijst erop dat de verzoekers niet in staat zijn om aan te tonen dat het minnelijk traject correct is uitgevoerd. Bovendien is het onduidelijk of alle schulden zijn meegenomen in het minnelijk traject. De rechtbank benadrukt dat verzoeker zijn bedrijf voortzet en dat hij nog niet klaar is voor de wettelijke regeling, aangezien hij de keuze om zijn bedrijf te beëindigen nog niet heeft gemaakt. De rechtbank concludeert dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling moet worden afgewezen, zowel vanwege de onvolkomenheden in het minnelijk traject als vanwege de huidige situatie van verzoeker.
De beslissing van de rechtbank is genomen door mr. C.M. Roskam en is uitgesproken op 7 november 2011. Verzoekers hebben het recht om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep aan te tekenen, uitsluitend via een advocaat en procureur.