ECLI:NL:RBSGR:2011:BU3629

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
356126 - HA ZA 10-52
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.C. Punt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en schadevergoeding door vertrouwenspersoon in gezinskwestie

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 28 september 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen twee partijen, waarbij de eisers, [eiser 1] en [eiseres 2], schadevergoeding vorderden van de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De eisers, wonende in België, stelden dat [gedaagde 1], die zich als vertrouwenspersoon had gepresenteerd, hen had bedrogen en misleid, wat leidde tot aanzienlijke financiële schade. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde 1] onrechtmatig had gehandeld door zich voor te doen als hulpverlener en hen te adviseren om naar het buitenland te vluchten, wat resulteerde in een gedwongen verkoop van hun woning voor een te lage prijs en andere schadeposten. De rechtbank kende diverse schadevergoedingen toe aan de eisers, waaronder bedragen voor advocaatkosten, schade-uitkeringen en kosten voor opslag en verhuizing van inboedel. De vorderingen in reconventie van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] werden afgewezen, en de rechtbank oordeelde dat de eisers recht hadden op de gevorderde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente. De zaak heeft een internationaal karakter door de woonplaats van de eisers in België en de betrokkenheid van Nederlandse instanties.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
Zaaknummer / rolnummer: 356126 / HA ZA 10-52
Vonnis van 28 september 2011
in de zaak van
1.[eiser 1],
2.[eiseres 2],
Beiden wonende te [woonplaats], België,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. R.M.I. Cornelissen te Roermond,
tegen
1.[gedaagde 1],
2.[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. R.A. Vleeming te 's-Gravenhage.
Eisers in conventie/verweerders in reconventie zullen hierna gezamenlijk [eisers c.s.] en afzonderlijk [eiser 1] en [eiseres 2] genoemd worden. Gedaagden in conventie/eisers in reconventie worden hierna gezamenlijk aangeduid als [gedaagden c.s.] en afzonderlijk als [gedaagde 1] en [gedaagde 2].
1.De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 december 2009, met 30 producties;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van [gedaagden c.s.], met zes producties;
- het tussenvonnis van 7 juli 2010, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met zes producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 24 november 2010;
- de brief d.d. 14 december 2010 van mr. Cornelissen;
- de brief d.d. 16 december 2010 van mr. Vleeming;
- de akte depot ter griffie d.d. 17 december 2010 van de advocaat van [eisers c.s.], houdende deponering van bankafschriften;
- de brief d.d. 24 december 2010 van de advocaat van [gedaagden c.s.], met twee bijlagen;
- de akte d.d. 16 februari 2011 van [eisers c.s.], met elf producties;
- de akte d.d. 16 maart 2011 van [gedaagden c.s.], met twee producties;
- de akte uitlaten d.d. 27 april 2011 van [eisers c.s.]
2.De feiten
2.1[eisers c.s.] hebben vier kinderen, te weten [eerste kind van eisers] (geboren op [geboortedatum] 1993), [tweede kind van eisers] (geboren op [geboortedatum] 1997), [derde kind van eisers] (geboren op [geboortedatum] 1998) en [vierde kind van eisers] (geboren op [geboortedatum] 2000).
2.2Op 1 juni 2001 heeft [eiser 1] een ernstig verkeersongeval gehad, als gevolg waarvan hij blijvend lichamelijk invalide is geworden. [eisers c.s.] hebben de woning waarvan zij destijds eigenaar waren, gelegen aan de [A-straat te plaats A], laten aanpassen, met subsidie van de gemeente.
2.3Naar aanleiding van het onder 2.2 bedoelde ongeval heeft verzekeraar Delta Lloyd via Aon Risico Management (hierna: Aon) bij wijze van voorschot op de schade-uitkering aan [eiser 1] in de periode van 19 augustus 2002 tot en met 27 januari 2005 een bedrag van
€ 105.000,- betaald.
2.4In 2001 heeft het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) anonieme meldingen ontvangen over de kinderen van [eisers c.s.] Naar aanleiding van deze meldingen heeft de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK) een onderzoek ingesteld.
2.5Aangezien [eisers c.s.] vreesden dat hun kinderen uit huis geplaatst zouden worden, hebben zij hulp gezocht. [eisers c.s.] zijn - via de moeder van [gedaagde 2], een tante van [eiseres 2] - in contact gekomen met [gedaagden c.s.] Zij vonden [gedaagde 1] bereid hun bij te staan. [eiseres 2] heeft aan [gedaagde 1] afschriften verstrekt van stukken met betrekking tot de onder 2.5 bedoelde aangelegenheid.
2.6In 2005 kreeg [eerste kind van eisers] problemen op school. Zij werd gepest. Op deze school heeft zich in 2005 een incident voorgedaan waarbij een buurjongen van [eerste kind van eisers] en [eiseres 2] betrokken was waarover de politie, het schoolbestuur en een leerplichtambtenaar een gesprek met [eiseres 2] heeft gehad.
2.7In maart en april 2005 hebben [eisers c.s.] de volgende bedragen aan [gedaagde 1] betaald op haar rekeningnummer [nummer]:
- op 30 maart 2005 een bedrag van € 8.000,-;
- op 1 april 2005 een bedrag van € 6.000,-;
- op 5 april 2005 een bedrag van € 20.000,-.
2.8Op 7 mei 2005 heeft [gedaagde 1] met toestemming van [eisers c.s.] [eerste kind van eisers] naar haar huis in [woonplaats] meegenomen.
2.9Op 26 mei 2005 hebben [eisers c.s.] en [gedaagde 1] een notariële akte, genaamd "zorgverklaring" getekend.
2.10Bij brief van 17 juni 2005 heeft mevrouw [A] (hierna: [A]), leerplichtambtenaar, aan de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een gezinsonderzoek in te stellen bij [eisers c.s.] en [eerste kind van eisers] met spoed weg te halen op haar verblijfadres bij [gedaagde 1] te [woonplaats]. Bij deze brief was als bijlage een rapport van [A] gevoegd. De brief vermeldt onder meer het volgende:
"Ik doe u dit verzoek omdat ik mij ernstige zorgen maak over het gezin, het schoolbezoek en de huidige verblijfplaats van de leerplichtige leerling. Het is mij bekend dat meerdere hulpverleningsinstanties grote vraagtekens zetten bij het schoolverzuim en de verblijfplaats van [eerste kind van eisers].
Het feit dat de ouders er op dit moment niet voor zorgen dat hun dochter [eerste kind van eisers] naar school gaat en toestaan dat zij bij [gedaagde 1] verblijft tijdens het schooljaar baart mij dermate zorg dat een gezinsonderzoek gerechtvaardigd is. [gedaagde 1] gaf zich in eerste instantie uit als hulpverlener, later als vertrouwenspersoon maar haar naam is in geen enkel openbaar register terug te vinden. Dit is in het verleden onderzocht door de inspecteur van volksgezondheid in Zuid -Holland omdat zij zich vaker uitgaf als hulpverlener. Mijn rapportage is bijgevoegd."
2.11De onder r.o. 2.10 bedoelde rapportage vermeldt onder meer het volgende:
"[eerste kind van eisers] verblijft momenteel, met toestemming van ouders, bij [gedaagde 1] in [woonplaats] (...). [gedaagde 1] geeft aan dat [eerste kind van eisers] sinds 7 mei 2005 officieel is ingeschreven in de gemeente [woonplaats]. Op 17 juni 2005 controleerde ik dit bij burgerzaken [woonplaats]. Hieruit bleek dat [eerste kind van eisers] pas sinds 13 juni 2005 officieel staat ingeschreven. Volgens de gegevens van de gemeente is [eerste kind van eisers] de enige bewoonster op dit adres. Mevrouw [gedaagde 1] en haar man staan niet ingeschreven op dit adres. [gedaagde 1] geeft aan de verzorgster/pleegmoeder te zijn van [eerste kind van eisers]. Volgens de officiële gegevens hebben echter de ouders het gezag over [eerste kind van eisers].
(...)
[eerste kind van eisers] bezocht tot 18 april 2005 de [naam school] in [woonplaats]. Zij staat officieel ingeschreven op deze school, maar gaat daar sinds 18 april 2005 niet meer naar school."
2.12Aangezien [eisers c.s.] vreesden dat hun kinderen uit huis geplaatst zouden worden, zijn zij op 6 september 2005 met [tweede kind van eisers], [derde kind van eisers] en [vierde kind van eisers] vanuit hun woning aan [A-straat te plaats A] gevlucht naar België.
2.13Op verzoek van de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland (hierna: SBJG) heeft de kinderrechter te Zutphen bij beschikking van 26 september 2005 de kinderen van [eisers c.s.] onder voorlopig onder toezicht gesteld.
2.14Op 25 november 2005 zijn [eisers c.s.] op grond van een Europees arrestatiebevel opgepakt in Frankrijk. Tot omstreeks 7 december 2005 hebben [eisers c.s.] in Frankrijk onder huisarrest gestaan. [tweede kind van eisers], [derde kind van eisers] en [vierde kind van eisers] zijn op 29 november 2005 door de instanties meegenomen naar Nederland.
2.15Op 29 november 2005 hebben [eisers c.s.] een bedrag van € 20.000,- aan [gedaagde 1] betaald op haar rekeningnummer [nummer].
2.16Bij beschikking van 28 november 2005 heeft de kinderrechter te Zutphen de SBJG gemachtigd [tweede kind van eisers], [derde kind van eisers] en [vierde kind van eisers] uit huis te plaatsen tot 26 december 2005.
2.17Bij beschikkingen van 14 december 2005 heeft de kinderrechter te Zutphen op verzoek van de RvdK de kinderen van [eisers c.s.] definitief onder toezicht gesteld van de SBJG. Bij de mondelinge behandeling van deze verzoeken zijn [eisers c.s.] niet verschenen. [gedaagde 1], die ter zitting is opgetreden als vertrouwenspersoon van [eisers c.s.], heeft bij die gelegenheid een brief overgelegd van [eisers c.s.] van 10 december 2005.
2.18Op enig moment hebben [eisers c.s.] aan C. van den Heuvel (hierna: Van den Heuvel), als makelaar (destijds) werkzaam bij Vrouwe van Reurle Makelaardij & Taxatiebureau te Ruurlo opdracht gegeven hun woning aan de [A-straat te plaats A] te koop te zetten. Naar aanleiding hiervan heeft Van den Heuvel in een op 12 april 2006 ondertekende akte, genaamd "Verklaring in verkoopname" onder meer verklaard dat de opbrengst van de woning naar schatting ongeveer € 300.000,- zal zijn, uitgaande van een verkooptermijn van zes à negen maanden.
2.19In juni 2006 hebben [eisers c.s.] hun woning te [woonplaats] aan derden verkocht voor
een koopsom van € 201.000,- kosten koper.
2.20Op 5 februari 2007 heeft [eiser 1] [gedaagde 1] gemachtigd om de restantbetaling door Delta Lloyd van € 200.000,- ter zake van de onder 2.3 bedoelde schade-uitkering voor hem in ontvangst te nemen. [gedaagde 1] heeft voormeld bedrag op 5 september 2007 (via Aon) op haar rekeningnummer [nummer] ontvangen.
2.21Na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank hebben [eisers c.s.] op 29 oktober 2009 conservatoir beslag doen leggen op de woning van [gedaagden c.s.] en conservatoir derdenbeslag doen leggen op bankrekeningen van [gedaagden c.s.]
2.22Op 9 november 2009 heeft [eiseres 2] bij de politie te Maastricht aangifte van oplichting gedaan door [gedaagden c.s.]
2.23Bij brief van 20 november 2009 heeft de advocaat van [eisers c.s.] [gedaagden c.s.] gesommeerd binnen één week na dagtekening een schadevergoeding van € 1.017.913,33 met rente te betalen.
3.Het geschil
de vorderingen in conventie
3.1[eisers c.s.] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Avoor recht verklaart dat [gedaagden c.s.] onrechtmatig jegens [eisers c.s.] hebben gehandeld, althans dat er sprake is van bedrog;
B[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan hen van € 137.500,- wegens onrechtmatige daad althans onverschuldigde betaling, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling, althans vanaf 17 december 2009;
C[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan hen van € 200.000,- wegens onrechtmatige daad althans bedrog althans onverschuldigde betaling, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2007, althans vanaf 17 december 2009;
D[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan hen van € 99.000,- te weten de schade die [eisers c.s.] hebben geleden als gevolg van de verkoop van hun woning, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2009, althans vanaf 17 december 2009;
E[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan hen € 30.973,41 te weten de kosten ten aanzien van het inpakken, opslaan en verkrijgen van de inboedelgoederen en het aanpassen van de keuken, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2009, althans vanaf 17 december 2009;
F[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan hen van € 50.000,- te weten de schade die [eisers c.s.] als gevolg van de opslag hebben geleden aan de inboedelgoederen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2009, althans vanaf 17 december 2009;
G[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan hen van € 25.000,- te weten de schade die [eisers c.s.] hebben geleden ten aanzien van de dubbele huisvestingskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2009, althans vanaf 17 december 2009;
H[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan hen van € 475.439,92, te weten de AOW-schade die [eisers c.s.] vanaf 2005 tot de dag dat de leeftijd van 65 jaar is bereikt althans een bedrag van € 169.995,60, te weten de AOW-schade die [eisers c.s.] vanaf 2005 tot en met 2009 hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2009, althans vanaf 17 december 2009;
I[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan hen van een bedrag van
€ 9.160,- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
J[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, de beslagkosten inbegrepen.
de grondslagen van de conventionele vorderingen en de verweren
vordering A en B: onrechtmatig handelen / advocaatkosten ad € 137.000,-
[eisers c.s.]:
3.2[gedaagde 1] heeft [eisers c.s.] ernstig gedupeerd en is dan ook schadeplichtig jegens hen gelet op het volgende. [gedaagde 1] heeft zich sinds 2001 steeds meer opgeworpen als vertrouwenspersoon van [eisers c.s.] Zij gaf zich uit voor kinderpsychologe, zou veel kennis hebben van jeugdzorg en jeugdrecht en ook connecties hebben op deze gebieden. Toen de RvdK zich in 2005 op het standpunt stelde dat [eisers c.s.] niet voor hun kinderen konden zorgen, hebben [eisers c.s.] (opnieuw) advies ingewonnen bij [gedaagde 1]. Op haar dringende verzoek en advies zijn [eisers c.s.] halsoverkop naar het buitenland gevlucht, omdat volgens [gedaagde 1] de officiële instanties hun kinderen inderdaad wilden afnemen. [gedaagde 1], die van de verblijfplaats van [eisers c.s.] in het buitenland op de hoogte was, adviseerde hen steeds wat te doen. Zij citeerde onder meer brieven die [eisers c.s.] moest schrijven. Zij waarschuwde [eisers c.s.] dat hun kinderen ook in België zouden worden opgehaald door de instanties, waardoor [eisers c.s.] verder zijn gevlucht naar Frankrijk. Toen de instanties de drie kinderen op 29 november 2005 naar Nederland haalden, beloofde [gedaagde 1] [eisers c.s.] alles te doen om de kinderen terug te krijgen, waarbij alles via [gedaagde 1] moest lopen. [eisers c.s.] mochten geen contact opnemen met de volgens [gedaagde 1] door haar ingeschakelde advocaten. Zij adviseerde [eisers c.s.] om niet op zittingen van de rechtbank te verschijnen, welk advies zij hebben opgevolgd. Uiteindelijk is gebleken dat [gedaagde 1] niets heeft gedaan om de kinderen te herenigen met [eisers c.s.] Zij heeft geen advocaten ingeschakeld. Zij heeft [eisers c.s.] opgelicht door onder valse voorwendselen [eisers c.s.] te bewegen € 137.000,- aan haar te laten betalen voor de advocaatkosten die [gedaagde 1] zou hebben gemaakt. Voormeld bedrag dient zij terug te betalen.
[gedaagden c.s.]:
3.3[gedaagde 1] heeft niet onrechtmatig gehandeld. [gedaagde 1] heeft [eisers c.s.] nimmer medegedeeld dat de RvdK achter hun kinderen aanzat en heeft hen evenmin geadviseerd om naar het buitenland te verhuizen. [gedaagde 1] wist niet en kon ook niet weten dat de RvdK de kinderen uit huis wilde plaatsen. [eisers c.s.] zijn uit eigen beweging, zonder dat [gedaagde 1] hiervan wist, vertrokken. Tot 26 november 2005 heeft [gedaagde 1] niet geweten waar [eisers c.s.] verbleven. [gedaagde 1] heeft nimmer toegezegd dat zij voor [eisers c.s.] een advocaat zou inschakelen en zij heeft dan ook geen advocaat ingeschakeld. De in maart, april en november 2005 door [eisers c.s.] betaalde bedragen met een beloop van € 34.000,- waren bedoeld ter aflossing van een lening van € 400.000,- die [gedaagden c.s.] in 2001 aan [eisers c.s.] hebben verschaft. [gedaagden c.s.] hebben de overige door [eisers c.s.] gestelde bedragen nimmer ontvangen.
vordering C: door [gedaagde 1] ontvangen schade-uitkering ad € 200.000,-
[eisers c.s.]:
3.4[gedaagde 1] heeft onrechtmatig gehandeld jegens [eisers c.s.], althans hen bedrogen door [eisers c.s.] op te lichten, althans hen onder valse voorwendselen te bewegen haar te machtigen de schade-uitkering in ontvangst te nemen. Volgens [gedaagde 1] zouden [eisers c.s.] anders in het buitenland opgespoord kunnen worden en zouden zij in dat geval hun kinderen nooit meer zien. Verder zou [gedaagde 1] ervoor zorgen dat [eisers c.s.] geen belasting over voormeld bedrag zouden hoeven te betalen. Tot voor kort heeft [gedaagde 1] [eisers c.s.] voorgehouden dat zij de schade-uitkering nog niet had ontvangen, terwijl deze al op 5 september 2007 aan haar is uitbetaald. [gedaagde 1] houdt dit bedrag dan ook ten onrechte onder zich.
[gedaagden c.s.]:
3.5[gedaagde 1] heeft [eisers c.s.] niet, althans niet opzettelijk, onjuiste mededelingen gedaan. [eisers c.s.] hebben uit vrije wil [gedaagde 1] gemachtigd de schade-uitkering in ontvangst te nemen. Vervolgens zijn partijen in augustus 2007 overeengekomen dat de schade-uitkering zou worden aangewend ter aflossing van de onder r.o. 3.3 bedoelde lening.
vorderingen D t/m H: schade als gevolg van vertrek naar het buitenland ad € 1.009.789,90.
[eisers c.s.]:
3.6[gedaagde 1] heeft onrechtmatig gehandeld jegens [eisers c.s.] althans hen bedrogen
door opzettelijk onjuiste mededelingen te doen op grond waarvan [eisers c.s.] diverse (rechts)handelingen hebben verricht en kosten hebben gemaakt. [gedaagde 1] heeft [eisers c.s.] namelijk laten geloven dat de Nederlandse overheid achter hen aanzat en dat zij daarom niet naar Nederland konden terugkeren, zodat [eisers c.s.] hun woning te [woonplaats] dienden te verkopen en de inboedel dienden op te slaan. Temeer nu volgens [gedaagde 1] het LBIO dreigde beslag op de woning te leggen. [gedaagde 1] zou alles regelen en zij heeft dat ook gedaan. De dientengevolge door [eiser 1] geleden schade bestaat uit de volgende posten:
- bedrag van € 99.000,- vanwege gedwongen verkoop woning voor € 201.000,-, terwijl de woning € 300.000,- zou hebben moeten opbrengen;
-opslagkosten inboedel ad € 10.850,-, aanbetaling inpakken en opslag ad € 9.000,-, vervoerkosten inboedel ad € 3.000,- en kosten aanpassing keuken ad € 8.123,41;
-bedrag van € 50.000,- wegens beschadigde, beschimmelde en verdwenen inboedel;
-bedrag van € 25.000,- aan dubbele huisvestingskosten;
-bedrag van € 475.439,92 althans € 84.997,80 wegens gemiste opbouw van AOW, aangezien [eisers c.s.] in het buitenland wonen.
[gedaagden c.s.]:
3.7[gedaagde 1] heeft [eisers c.s.] nimmer geadviseerd om naar het buitenland te verhuizen om te voorkomen dat hun kinderen onder toezicht en uit huis zouden worden geplaatst. Zij heeft evenmin [eisers c.s.] bewogen hun huis te verkopen en de inboedel op te laten slaan. [gedaagden c.s.] betwisten dat de woning € 300.000,- zou hebben moeten opleveren en dat er zaken zijn verdwenen, beschadigd of beschimmeld. [gedaagde 1] heeft de inboedel niet uit de woning verwijderd of laten verwijderen. De kosten die [eisers c.s.] als gevolg van het vertrek naar het buitenland hebben gemaakt, vloeien voort uit hun eigen beslissingen. Dit geldt eveneens voor de dubbele huisvestingskosten. Ook de misgelopen AOW-opbouw is het gevolg van de eigen keuze van [eisers c.s.] om naar het buitenland te vertrekken. Niet duidelijk is wat de kosten van aanpassing van de keuken te maken hebben met het vertrek van [eisers c.s.]
Vordering I: buitengerechtelijke incassokosten ad € 9.160,-
[eisers c.s.]:
3.8[eisers c.s.] maken aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b en c BW. Deze kosten (2 punten à € 4.580,- per punt conform rapport Voorwerk II) zijn daadwerkelijk gemaakt en dienen te worden vermeerderd met wettelijke rente.
[gedaagden c.s.]:
3.9[eisers c.s.] komt geen vergoeding van buitengerechtelijk kosten toe. Het opstellen van één sommatiebrief behoort tot de werkzaamheden ter voorbereiding van de zaak.
hoofdelijkheid
[eisers c.s.]:
3.10[gedaagde 2] is naast [gedaagde 1] hoofdelijk schadeplichtig. Het merendeel van de contacten heeft plaatsgevonden met [gedaagde 1], doch het was [gedaagde 2] die [eisers c.s.] in contact heeft gebracht met [gedaagde 1]. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hebben samengewerkt om [eisers c.s.] te bewegen diverse geldbedragen naar hun rekeningen te laten overboeken. [gedaagde 2] is betrokken geweest bij de melding die in 2001 bij het AMK is gedaan. [gedaagde 2] was op de hoogte van het handelen van [gedaagde 1]. Ook is [gedaagde 2] de pleegvader/voogd van [eerste kind van eisers].
[gedaagden c.s.]:
3.11[gedaagden c.s.] betwisten deze stellingen van [eisers c.s.] Ook als deze stellingen juist zijn, volgt hieruit niet dat [gedaagde 2] naast [gedaagde 1] hoofdelijk schadeplichtig is.
beroep op eigen schuld en matiging schadevergoeding door [gedaagden c.s.]
3.12[eisers c.s.] hadden de schade kunnen beperken door terug te keren naar Nederland. Zij hadden dan in ieder geval de opslagkosten, verhuiskosten, schade aan de inboedel, dubbele huisvestingskosten, AOW opbouw en de schade wegens te lage verkoopprijs van de woning kunnen beperken.
3.13Toekenning van de volledige schadevergoeding zal in de gegeven omstandigheden tot onaanvaardbare gevolgen leiden. [gedaagden c.s.] kunnen deze schadevergoeding niet betalen. Daarom verzoeken zij de eventueel toe te wijzen schadevergoeding te matigen (artikel 6:109 BW) .
in reconventie
3.14[gedaagden c.s.] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
A[eiser 1] en [eiseres 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan hen van
€ 166.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2009 tot de dag van algehele voldoening;
B[eiser 1] en [eiseres 2] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van de het vonnis.
3.15[gedaagden c.s.] leggen aan deze vordering, samengevat, ten grondslag dat zij in april 2001 aan [eisers c.s.] een renteloze lening hebben verschaft van € 400.000,-. In maart, april en november 2005 hebben [eisers c.s.] in totaal € 34.000,- aan [gedaagden c.s.] betaald ter aflossing van de lening. In augustus 2007 zijn partijen overeengekomen dat de schade-uitkering van € 200.000,- als aflossing zou worden aangemerkt. [eisers c.s.] heeft het restant, € 166.000,-, nog onbetaald gelaten.
3.16[eisers c.s.] hebben onder meer aangevoerd dat zij geen geldlening met [gedaagden c.s.] zijn aangegaan en evenmin enig bedrag van hen hebben ontvangen.
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1Aangezien [eisers c.s.] hun woonplaats hebben in België, heeft deze zaak in zoverre een internationaal karakter. De rechtbank stelt ambtshalve vast dat zij in conventie in ieder geval aan artikel 2 lid 1 EEX-verordening internationale bevoegdheid kan ontlenen, nu [gedaagden c.s.] woonplaats hebben in Nederland. In reconventie kan de rechtbank bevoegdheid ontlenen aan artikel 6, aanhef en onder 3, EEX-verordening.
in reconventie voorts
4.2De rechtbank bespreekt vervolgens eerst de vordering in reconventie. Hiertoe is allereerst aan de orde of [gedaagden c.s.], zoals zij hebben gesteld, aan [eisers c.s.] een bedrag van € 400.000,- hebben geleend.
4.3Naar het oordeel van de rechtbank hebben [gedaagden c.s.], tegenover het gemotiveerde verweer van [eisers c.s.], hun stellingen onvoldoende feitelijk toegelicht en onderbouwd, gelet op het volgende.
4.4Volgens [gedaagden c.s.] hebben [eisers c.s.] ter zake van de lening van 4 april 2001 een schuldbekentenis getekend en zijn partijen later overeengekomen dat de schade-uitkering van € 200.000,- zou dienen ter aflossing van de lening, zoals vermeld in een volgens [gedaagden c.s.] in augustus 2007 door [eisers c.s.] getekende schuldbekentenis. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft de advocaat van [gedaagden c.s.] toegezegd het origineel van beide schuldbekentenissen te zullen deponeren. De rechtbank heeft [gedaagden c.s.] vervolgens aan het einde van de comparitie opgedragen deze stukken te deponeren. [gedaagden c.s.] hebben hieraan echter niet voldaan en zich op het standpunt gesteld dat zij deze stukken niet bezitten. Zij hebben bij akte van 16 maart 2001 weliswaar een schuldbekentenis gedateerd 4 april 2001 overgelegd (productie 3), doch dit betreft geen origineel maar een kopie. Bovendien valt op dat dit beknopte document is opgesteld in een telegramstijl en met een gebrekkige interpunctie. Een en ander valt niet zonder meer te rijmen met de verklaring van [gedaagde 1] ter zitting dat het document door een notaris is opgesteld.
4.5[gedaagden c.s.] hebben evenmin aannemelijk gemaakt dat zij daadwerkelijk
€ 400.000,- of enig ander bedrag aan [eisers c.s.] hebben verstrekt, gelet op het volgende.
4.6In de door [gedaagden c.s.] bij cva/cve overgelegde verklaring, volgens hen afkomstig van de (schoon)ouders van [gedaagden c.s.] (productie 1), is een geleend bedrag genoemd van € 345.000,-. Volgens deze verklaring zou [eiseres 2] dit bedrag op hun bankrekening hebben gestort, omdat [eiseres 2] dit niet op haar eigen bankrekening wilde storten. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft [gedaagde 1] echter een andere lezing gegeven: volgens haar heeft zij het bedrag van € 345.000,- zelf op de rekening van haar schoonouders overgemaakt en hebben haar schoonouders in de periode 2001 - 2004 elke maand € 5.000,- aan [eisers c.s.] contant ter beschikking gesteld. Gelet op deze verklaring heeft de rechtbank aan het einde van de comparitie [gedaagden c.s.] opgedragen het origineel van de bankrekening, of het bankafschrift waarmee [gedaagde 1] voormeld bedrag heeft overgemaakt, te deponeren. [gedaagden c.s.] hebben hieraan echter niet voldaan. Volgens [gedaagden c.s.] hebben zij het bankafschrift bij de desbetreffende bank opgevraagd, maar nog steeds niet ontvangen. De rechtbank wijst er echter op dat vanaf de datum waarop de comparitie is gehouden, 24 november 2010 en de datum waarop de laatste akte van [gedaagden c.s.] is ingediend, 15 maart 2010, een periode van bijna vier maanden is verstreken. Deze periode moet toereikend zijn geweest om het bedoelde bankafschrift - zo dit bestaat - te verkrijgen. Temeer [gedaagden c.s.] in hun akte van 24 december 2010 hebben betoogd dat het verkrijgen van bankafschriften bij de bank circa zes à acht weken duurt nadat deze zijn opgevraagd. De rechtbank moet het dan ook voor houden dat het betreffende bankafschrift niet bestaat.
4.7De rechtbank constateert voorts, dat [gedaagden c.s.] in hun akte van 24 december 2010 wederom hun stellingen hebben aangepast: volgens hen heeft [gedaagde 1] op 8 april 2001 een bedrag van ƒ 880.700,- op de bankrekening [nummer] ten name van [eisers c.s.] overgemaakt, ter onderbouwing waarvan [gedaagden c.s.] een document genaamd "Storting bijzondere transactie" en een bankafschrift van rekeningnummer [nummer] ten name van [eisers c.s.] hebben overgelegd. Ook deze stukken kunnen [gedaagden c.s.] niet baten. Voormeld document "Storting bijzondere transactie" is geen origineel, maar een kopie. Bovendien blijkt uit de door [eisers c.s.] bij akte van 16 februari 2011 overgelegde bankafschriften van rekeningnummer [nummer] (productie 2) dat op deze rekening in de periode van 1 april tot en met 24 april 2001 geen storting door [gedaagde 1] heeft plaatsgevonden en evenmin een bedrag van ƒ 880.700,- is bijgeschreven.
4.8Een en ander leidt de rechtbank tot de conclusie dat de vordering in reconventie moet worden afgewezen.
4.9Bij deze uitkomst past dat in reconventie [gedaagden c.s.] in de kosten van de procedure zullen worden veroordeeld.
in conventie voorts
vordering A en B: onrechtmatig handelen / advocaatkosten ad € 137.000,-
4.10Naar de rechtbank begrijpt strekt vordering A, de verklaring voor recht, tevens tot grondslag voor de onder B t/m H gevorderde bedragen.
4.11[gedaagden c.s.] hebben onder meer aangevoerd dat in 2005 in het gezin van [eisers c.s.] sprake was van kindermishandeling. [eisers c.s.] hebben dat ter zitting weersproken, hoewel [eiseres 2] hierbij wel heeft erkend dat er op de school van [eerste kind van eisers] een incident is geweest waarbij zij, [eiseres 2], was betrokken en waarover zij door instanties is gehoord (r.o. 2.6). Wat hiervan verder zij, vast staat dat [gedaagde 1] met name vanaf april 2005, toen [eerste kind van eisers] vanwege de pesterijen niet meer naar school ging, op verzoek van [eisers c.s.] intensief betrokken is geraakt bij het gezin van [eisers c.s.] Uit het feit dat [eisers c.s.] [eerste kind van eisers] vanaf 7 mei 2005 bij [gedaagde 1] hebben laten verblijven maakt de rechtbank op dat [eisers c.s.] een groot vertrouwen hadden in [gedaagde 1]. Bedoeld vertrouwen vloeit des te meer voort uit de zorgverklaring van 26 mei 2005. Daarin droegen [eisers c.s.] immers de zorg van hun kinderen voor onbepaalde tijd over aan [gedaagde 1]. Uit een en ander vloeit ook voort dat [eisers c.s.] zich in een kwetsbare positie bevonden. In het algemeen zullen ouders de zorg van hun kinderen immers niet aan een derde toevertrouwen, zolang zij zichzelf in staat achten deze zorg te verlenen.
4.12Naar [eiseres 2] onweersproken ter zitting heeft verklaard, hebben [eisers c.s.], nadat [eerste kind van eisers] naar de woning van [gedaagde 1] was vertrokken, een brief van de RvdK ontvangen. Naar de rechtbank begrijpt vloeit deze brief voort uit het verzoek van de leerplichtambtenaar om met spoed een gezinsonderzoek in te stellen (r.o. 2.10 en 2.11). Gelet op de destijds aanwezige vertrouwensband tussen hen en [gedaagde 1] lag het dan ook voor de hand dat [eisers c.s.], zoals zij onweersproken hebben gesteld, (wederom) bij [gedaagde 1] te rade gingen.
4.13In geschil is of [gedaagde 1] vervolgens [eisers c.s.] heeft verzocht dan wel geadviseerd om naar het buitenland te vluchten, omdat volgens [gedaagde 1] de officiële instanties hun kinderen wilden afnemen. De rechtbank gaat op dit geschilpunt in bij de bespreking van vordering D.
Vordering B: advocaatkosten ad € 137.000,-
4.14Ter onderbouwing van hun stellingen op dit punt hebben [eisers c.s.] onder meer twee e-mails overgelegd, gedateerd 2 juli 2006 en 20 september 2006 (productie 10 resp. 11). Productie 10, de e-mail van 2 juli 2006, met als afzender "[gedaagde 1]", vermeldt onder meer het volgende:
"Ik heb met Blok vrijdag een behoorlijk gesprek gehad. wij zijn op de volgende conclusies uitgekomen.
Betreft de kinderen is het raadzaam om de internationale rechter aan te schrijven deze omkleed met het verhaal van de feiten welke jullie op het internet staat geschreven.
Dit moeten jullie zelf bij deze rechtbank neerleggen het wordt ingeschreven en krijgt daarvan schriftelijk een verzoek om een advocaat in te stellen als dit is gebeurt moet ik dit schriftelijk bewijs direct naar Blok faxen zodat hij direct met spoed en kort geding de zaak kan afhandelen duur van dit proces duurt ongeveer 4 weken met 100% slagingskans om al de vonnissen van de drie kinderen ongedaan uit te laten spreken. Het adres is Lionsrechter internationale rechter voor kinderbescherming. Postbus 20302, 2500EH Den - Haag stuur deze informatie liefst morgen nog op.
Verder hebben wij het nog over de schadevergoeding gehad van het ongeluk van [eiser 1]. Blok wil dit bij de voorzieningsrechter neerleggen zodat men opgelegd gaan krijgen het schade bedrag direct te voldoen met de tevens de daarvoor wettelijke rente over de maanden april, mei en juni, juli tot de dag van de algehele voldoening van het bedrag.
Vervolgens wil blok na de door mij verstrekte gegevens de kopers van jullie woning direct aan gaan pakken omdat wat zij hebben gedaan wettelijk helemaal niet is toegestaan, wij hoeven niet te wachten totdat zij de woning gaan verhuren of dat zij dit ter koop aanbieden hetgeen de kopers hebben gedaan mag niet.
Blok kan alleen de zaak aannemen met een voldoening van een voorschot van € 7.0000,00 die ik over moet maken naar zijn bankrekening het betreft twee nieuwe zaken de schadevergoeding en de woning ik kan dit niet voorschieten, en jullie moeten erachter staan de slagingskans in deze twee zaken is 100% met het bewijsmateriaal die tevens aan blok zijn overlegd.
Betreft de zak voor de kinderen heeft hij nog wat in depot staan en daar komt hij waarschijnlijk goed mee uit.
Blok is ook bezig met de ING en heeft vrijdag een schrijven uitgebracht voor enig opheldering omtrent de hypotheek en de verkeerde berekening hierover hou ik jullie natuurlijk op de hoogte
Hopend genoeg te hebben gedaan voor jullie, ik ben even moeilijk te bereiken per telefoon de komende week maar als jullie ermee akkoord gaan met overmaking van het bedrag dan kan ik dit in orde gaan maken de zaak naar de voorzieningsrechter duurt de procedure één week en heb jij bewijs om een hypotheek verstrekt te krijgen voor jouw droomhuis.
Heel veel liefs, [gedaagde 1]
Met vriendelijke groet,
[gedaagde 1]
Mediator Juridisch
Onderwijsadviseur
Arbeids en Bedrijfsrecht
Trainingen arbeidsreïntrigatie
Handschriftdeskundige
Fraudespecialiste
[naw-gegevens]
Tel: [nummer]
Fax: [nummer]"
4.15Volgens [gedaagden c.s.] is dit e-mailbericht niet van [gedaagde 1] afkomstig. De daarin opgenomen digitale handtekening is niet van haar. De in die digitale handtekening opgenomen naam "[gedaagde 1]" heeft [gedaagde 1] nooit gebruikt en ook is het telefoonnummer niet haar telefoonnummer maar een faxnummer, aldus [gedaagden c.s.]
4.16De rechtbank passeert dit betoog. Zoals rechtbank ter zitting heeft geconstateerd, komt het in de e-mail van 2 juli 2006 vermelde telefoonnummer overeen met het faxnummer [nummer] dat telkens aan de bovenzijde van de producties 27-29 van [eisers c.s.] is vermeld. [gedaagden c.s.] hebben niet weersproken dat deze faxen van [gedaagde 1] afkomstig zijn. Bovendien hebben [gedaagden c.s.] niet de juistheid betwist van de eerder genoemde e-mail van 20 september 2006. Deze e-mail, waarin als afzender "[e-mailadres]" is vermeld, heeft dezelfde digitale handtekening als de e-mail van 2 juli 2006. Voorts merkt de rechtbank nog op dat [eisers c.s.] bij hun akte van 16 februari 2011 de e-mail van 2 juli 2006 nogmaals hebben overgelegd, waarbij in plaats van "[gedaagde 1]" voormeld e-mailadres zichtbaar is (productie 5). [gedaagden c.s.] hebben de juistheid van deze productie niet bestreden. Het proces-verbaal van de comparitie vermeldt weliswaar dat [eiseres 2] heeft verklaard zij een e-mail heeft verzonden naar het adres "[e-mailadres]" van [gedaagde 1], doch dat berust op een verschrijving van de rechtbank. Hierop heeft
mr. Cornelissen ook gewezen in zijn brief van 14 december 2010. Een en ander brengt de rechtbank tot de vaststelling dat [gedaagde 1] de beide e-mails aan [eisers c.s.] heeft geschreven.
4.17De e-mail van 20 september 2006 van [gedaagde 1] vermeldt onder meer het volgende:
"Ik ben net met spoed benaderd, door blok zoals ik meld is er op dit moment nog niets bekend, het contact verloopt via mij en zal je niet terugbellen op dat dit niet de afspraak is, dit telefoontje heeft behoorlijke impact gehad op mijn stem banden. Heb je geen vertrouwen meer dat je achter mijn rug gaat informeren. Je hebt bovendien een behoorlijk risico genomen wat mogelijk impact heeft op je zaak.
Er is nog niets bekend dit heb ik jou vanmiddag medegedeeld via mail. Je zult echt moeten afwachten omdat niemand onder druk gezet wil worden. Blok heeft gevraagd naar jou te mailen om mede te delen dat hij telefonisch niet benaderd wil worden en als je geen vertrouwen hebt heeft dit mogelijk gevolgen je zult toch echt geduld moeten hebben. voor mij is het al moeilijk dat ik geen stem hebt en mij toch verstaanbaar moet maken. Als er nieuws is hoor je dit direct ook ik wacht en moet geduld hebben. ik vindt jou actie niet correct en niet volgens afspraak.
Met vriendelijke groet,
[gedaagde 1]"
4.18Uit de twee e-mails, in samenhang gelezen, volgt naar het oordeel rechtbank onmiskenbaar dat [gedaagde 1] [eisers c.s.] heeft misleid door [eisers c.s.] voor te houden dat zij een advocaat (mr. Blok) had ingeschakeld om voor hun belangen in diverse kwesties op te komen, waaronder die met betrekking tot hun (voormalige) woning in Nederland, de afwikkeling van de verzekeringsuitkering en de kinderen van [eisers c.s.] [gedaagde 1] heeft immers erkend dat zij mr. Blok niet ten behoeve van [eisers c.s.] heeft ingeschakeld. Uit de e-mail van 2 juli 2006 blijkt voorts dat [gedaagde 1] [eisers c.s.] heeft gevraagd voor de werkzaamheden van de advocaat een voorschot van € 7.000,- aan haar te voldoen. Aan dit verzoek hebben [eisers c.s.] voldaan, gelet hetgeen hierna onder 4.19 - 4.21 wordt overwogen.
4.19Naar aanleiding van het betoog van [gedaagden c.s.] dat de door [eisers c.s.] overgelegde bankafschriften van Dexia (hun productie 9) niet authentiek zijn, heeft de rechtbank aan het einde van de comparitie onder meer bepaald dat [eisers c.s.] alle afschriften waarop zij zich beroepen, in origineel dienen te deponeren. [eisers c.s.] hebben vervolgens bij akte van depot van 17 december 2010 originele bankafschriften gedeponeerd. Op het afschrift van rekeningnummer [nummer] bij Dexia met volgnummer 4/3 en dagtekening 19 juli 2006 is een overboeking vermeld van een bedrag van € 7.000,-, op datum "03-07" en met nummer "0042". Dit afschrift verwijst naar een bijlage, waarmee klaarblijkelijk wordt bedoeld het afschrift met volgnummer 4/9. Dat afschrift vermeldt immers "bijlage bij verrichting 42" en voorts dat het saldo met € 7.000,- is verminderd ten gunste van "[gedaagde 1]" met als mededeling "voor advocaat Blok".
4.20In dit verband wijst de rechtbank ook nog op de bij cva rec door [eisers c.s.] overgelegde e-mail van [B] namens Dexia (onderdeel van productie 1). Hierin bevestigt mevrouw [B] dat [eisers c.s.] in de periode 1 mei tot en met 31 oktober 2006 aan Dexia zeven betalingopdrachten hebben verstrekt ten gunste van rekening "[nummer] bij Rabobank Nederland, waarbij als naam van de begunstigde [gedaagde 1] of [gedaagde 1] werd opgegeven". Dat laatstgenoemd rekeningnummer op naam staat van [gedaagde 1] volgt uit r.o. 2.7 en 2.15.
4.21In het licht van hetgeen hiervoor werd overwogen, kent de rechtbank geen beslissende betekenis toe aan de bij akte van 16 maart 2010 door [gedaagden c.s.] overgelegde brief (productie 1). Deze brief is geen origineel. Bovendien wijst reeds de gebrekkige zinsopbouw en het ontbreken van interpunctie erop dat de inhoud niet van Dexia zelf is, zoals [eisers c.s.] ook hebben aangevoerd. Het document vermeldt immers onder meer het volgende:
"Betreft uw klacht zal ik nog het één en ander berichten er zijn via de Dexia geen betalingen verricht naar uw Rabobank rekening door de [eisers]. De betreffende overlegde bankafschriften zijn niet bestaande afschriften en zijn met handige kunstgrepen in elkaar gezet. De door u benoemde mails zijn tevens niet door een medewerker van de Dexia naar [eiseres 2] verstuurd er bestaat ook geen rekening op deze naam. De door u benoemde rekeningen zijn debetkaarten en bestaat er geen Blue rekening op naam van [eiser 1] met de classic rekening kon men derhalve in 2006 geen betalingen verrichten buiten België. [eiser 1] heeft dus geen bedragen naar uw rekening bij de Rabobank overgemaakt. Betreffende het PDF bestand deze is tevens niet van de Dexia afkomstig en is door [eiser 1] zelf opgemaakt."
4.22De rechtbank is van oordeel dat [eisers c.s.] met de door hen gedeponeerde bankafschriften naast de betaling op 3 juli 2006 van € 7.000,- ook de volgende betalingen aan [gedaagde 1] met een beloop van € 76.500,- hebben aangetoond te weten:
- op 15 mei 2006 een bedrag van € 2.500,- met de vermelding "Strijdgeld voor kindjes!";
- op 19 juni 2006 een bedrag van € 2.000,- met de vermelding "strijdgeld kinderen";
- op 18 juli 2006 een bedrag van € 8.000,- met de vermelding "strijdgeld algemeen";
- op 3 augustus 2006 een bedrag van € 4.000,- met de vermelding "strijdgeld in gerechten";
- op 30 augustus 2006 een bedrag van € 20.000,- met de vermelding "voorschot";
- op 19 oktober 2006 een bedrag van € 40.000,- met de vermelding "terugbet. lening verbouw".
4.23Met het voorgaande is komen vast te staan dat [eisers c.s.], in de periode 30 maart 2005 tot en met 19 oktober 2006 in totaal (€ 8.000,- + € 6.000,- + € 20.000,- + € 20.000,- + € 7.000,- + € 76.000,- =) € 137.500,- aan [gedaagde 1] hebben betaald. Het verweer van [gedaagde 1] dat het in de periode maart - november 2005 betaalde bedrag van € 34.000,- ziet op de terugbetaling van een lening moet, gelet op hetgeen in reconventie is beslist, worden verworpen.
4.24Hetgeen hiervoor werd overwogen leidt de rechtbank tot het oordeel dat de betaling van € 7.000,- vernietigbaar is wegens bedrog als bedoeld in artikel 3:44 lid 2 BW. [gedaagde 1] heeft [eisers c.s.] immers door een opzettelijke gedane onjuiste mededeling bewogen dit bedrag te betalen, waarmee [gedaagde 1] tevens onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld. Gelet op de daarbij vermelde mededelingen ("strijdgeld voor kindjes", strijdgeld in gerechten" etc.) is aannemelijk dat ook betalingen als bedoeld onder 4.22 door bedrog aan de zijde van [gedaagde 1] tot stand zijn gekomen. Dit behoeft echter geen nader onderzoek, nu geen rechtsgrond voor deze en de overige betalingen is gebleken. [gedaagde 1] zal dan ook in ieder geval uit hoofde onverschuldigde betaling gehouden zijn om het bedrag van
€ 137.500,- aan [eisers c.s.] terug te betalen. Hiertoe zal zij worden veroordeeld. In de gegeven omstandigheden dient [gedaagde 1] te worden aangemerkt als een ontvanger te kwader trouw (artikel 6:205 BW). Dit brengt mee dat [gedaagde 1] zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt. Bijgevolg zal de wettelijke rente worden toegewezen telkens vanaf de dag waarop de respectieve bedragen aan [gedaagde 1] zijn betaald.
vordering C: door [gedaagde 1] ontvangen schade-uitkering ad € 200.000,-
4.25Gelet op hetgeen in reconventie is overwogen en beslist, moet het verweer van [gedaagden c.s.], dat de door [gedaagde 1] op haar rekening ontvangen € 200.000,- was bedoeld ter aflossing van door [eisers c.s.] geleend bedrag, worden verworpen. Dit bedrag houdt [gedaagde 1] dan ook ten onrechte onder zich. [gedaagde 1] heeft [eisers c.s.] reeds voordat zij op 5 februari 2007 werd gemachtigd de verzekeringsuitkering te ontvangen, bedrogen door hen te laten betalen voor niet verleende rechtshulp. Ten tijde van de machtiging waren [eisers c.s.] van dit bedrog niet op de hoogte. Indien [eisers c.s.] beter hadden geweten, zouden zij de machtiging ongetwijfeld niet hebben verleend. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat [gedaagde 1] [eisers c.s.] eveneens heeft misleid ten aanzien van deze machtiging. Bijgevolg dient [gedaagde 1] te worden aangemerkt als een ontvanger te kwader trouw, zodat de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag zal worden toegewezen vanaf de dag dat zij de verzekeringsuitkering heeft ontvangen, 5 september 2007.
vorderingen D t/m H: schade als gevolg van vertrek naar het buitenland ad € 1.009.789,90.
4.26Allereerst is aan de orde of [gedaagde 1] ervan een verwijt gemaakt kan worden dat [eisers c.s.] naar het buitenland zijn gevlucht. [eisers c.s.] heeft op dit punt gesteld dat [gedaagde 1] hen heeft verzocht dan wel geadviseerd om naar het buitenland te vluchten, omdat volgens [gedaagde 1] de officiële instanties hun kinderen wilden afnemen.
4.27 De rechtbank stelt allereerst vast dat [eisers c.s.] volledig vertrouwden op [gedaagde 1]. Dit blijkt onder meer uit de inhoud van de door [eisers c.s.] als productie 5 en 7 bij dagvaarding overgelegde brieven. Bovendien stelt de rechtbank als niet weersproken vast dat [gedaagde 1] [eisers c.s.] vrijwel letterlijk voorschreef wat de inhoud van deze brieven diende te zijn, zelfs indien deze aan haarzelf waren gericht. [gedaagde 1] heeft evenmin weersproken dat zij [eisers c.s.] enerzijds adviseerde niet op de zittingen van de rechtbank te verschijnen en anderzijds [eisers c.s.] brieven liet schrijven waaruit naar voren komt dat [gedaagde 1] juist wél geadviseerd zou hebben bij die zittingen aanwezig te zijn en naar Nederland terug te keren. De rechtbank verwijst op dit punt naar de brief van 6 december 2005 (1e blz. van productie 7), waarin [eisers c.s.] onder meer het volgende hebben geschreven:
"Beste [gedaagde 1],
Na ons intensieve gesprek van gisteravond zijn wij ook van mening dat het 't beste is om terug te keren naar Nederland te komen. Al hebben wij wel heel lang na moeten denken en vinden we het ook best eng!
Wij aanvaarden nu in 1 auto rustig de terugweg, naar een geheim adres (ook nog even geheim voor jou) ergens in Nederland.
Vrijdag aanstaande, 9 december, zullen wij op tijd bij de rechtbank in Zutphen, verschijnen.
Wij willen even op rust komen, en zullen jou een uur tevoren reeds opwachten bij de rechtbank in Zutphen, ± 10.00 op 9 december.
Wil jij de ambassade inlichten, wij vertrouwen op de beloofde rustige mogelijkheid van terugreizen naar Nederland."
4.28Illustratief acht de rechtbank ook de brief van 10 december 2005 (2e blz. van productie 7 van [eisers c.s.]), die onder meer het volgende vermeldt:
"Hallo [gedaagde 1],
Sorrie dat we er gisteren niet waren. Maar toen we bij de rechtbank in Zutphen kwamen en al die politie-auto's zagen, sloeg ons de schrik zò om het hart dat we er als een haas vandoor zijn gegaan. We waren heel erg geschrokken, en dachten dat ze ons ter plekke wilden arresteren i.p.v. dat we een eerlijk proces zouden krijgen. We voelen ons bedrogen.
We waren 3 nachten in ons huis in [woonplaats], maar daar durven we nu ook niet meer naar terug en houden ons ergens schuil.
(...)
Ter zijner tijd, wanneer we weer tot rust gekomen zijn, en de gebeurtenissen verder geordend en verwerkt hebben met de psycholoog willen wij wel in gesprek met de jeugdzorg gaan.
Maar niet in het bijzijn van politie, maar alleen met bijzijn en bemiddeling van jou, [gedaagde 1].
Wellicht wil je hun maandag vragen een goed woord voor je te doen, zodat jij de gezinsvoogd van ons gezin wordt, want jou vertrouwen we, en jij bent als enige ons zo betrouwbaar dat jij 't beste voor hebt met onze kinderen. Ten slotte jij kent onze kinderen door en door en zij kennen jou en vertrouwen jou ook. Ze zijn gek met je, die schatten!"
4.29 Daarnaast acht de rechtbank van belang dat [gedaagde 1] niet heeft weersproken dat zij [eisers c.s.] heeft gevraagd buiten haar geen contact op te nemen met de volgens [gedaagde 1] ingeschakelde advocaten. Dit blijkt ook uit het onder 4.17 geciteerde gedeelte uit de e-mail van [gedaagde 1] van 20 september 2006.
4.30Voorts stelt de rechtbank vast dat [gedaagde 1] aan [eisers c.s.] informatie heeft onthouden over de onder r.o. 2.17 bedoelde procedure bij de rechtbank Zutphen, ondanks dat zij hierbij als vertrouwenspersoon van [eisers c.s.] ter zitting is opgetreden. Tijdens de comparitie heeft [eiseres 2] verklaard dat zij van de door [gedaagde 1] overgelegde stukken van de rechtbank Zutphen (productie 5 en 6) pas in de onderhavige zaak voor het eerst kennis heeft genomen, wat niet is weersproken.
4.31Ter toelichting op hun stelling dat zij op verzoek en advies van [gedaagde 1] naar het buitenland zijn gevlucht hebben [eisers c.s.], onder verwijzing naar een door hen overgelegde foto (productie 4 bij dagvaarding), onder meer aangevoerd dat [gedaagde 1] hen instrueerde om een brief en de huissleutels op tafel achter te laten alsmede een enveloppe met € 750,- voor 'de advocaat', die [gedaagde 1] naar haar zeggen had ingeschakeld om de jongste drie kinderen te helpen behouden.
4.32Op dit punt heeft [gedaagde 1] ter zitting onder meer verklaard dat zij na het vertrek van [eisers c.s.] in de woning inderdaad een brief op tafel met twee sleutelbossen heeft aangetroffen, maar dat er geen briefje voor de advocaat lag met op de enveloppe het opschrift "[gedaagde 1] weet wie".
4.33Bij akte van 16 februari 2011 hebben [eisers c.s.] hun stelling nader onderbouwd door het overleggen van een schermafdruk (productie 10) waarop de onder 4.33 bedoelde foto zichtbaar is met de vermelding dat deze is genomen op "6/09/2005". Dit is de datum waarop [eisers c.s.] naar het buitenland zijn gevlucht.
4.34In reactie hierop hebben [gedaagden c.s.] bij akte van 16 maart 2010 betwist dat er sleutels waren achtergelaten. Volgens hen is het mogelijk dat [eisers c.s.] de sleutels na het nemen van de foto hebben meegenomen. Dit betoog is tegenstrijdig met de verklaring van [gedaagde 1] ter zitting dat zij op de tafel sleutelbossen heeft aangetroffen en moet daarom worden gepasseerd. Bovendien hebben [gedaagden c.s.] met dit betoog de echtheid van de foto niet weersproken. De rechtbank moet het er dan ook voor houden dat [eisers c.s.] bij hun vertrek de op de foto zichtbare brief en een enveloppe met het opschrift "Voor de advocaat [gedaagde 1] weet wie" hebben achtergelaten. In het licht van de gebleken gang van zaken na 6 september 2005, gaat de rechtbank ervan uit dat [gedaagde 1] [eisers c.s.] reeds voorafgaand aan hun vertrek naar het buitenland heeft misleid door hen voor te houden dat zij een advocaat had ingeschakeld om voor de belangen van [eisers c.s.] en hun kinderen op te komen.
4.35Een en ander in onderlinge samenhang bezien leidt de rechtbank tot het oordeel dat het ervoor moet worden gehouden dat de beslissing van [eisers c.s.] om naar het buitenland te vluchten geheel is ingegeven door het handelen van [gedaagde 1].
vordering D: bedrag van € 99.000,- vanwege verkoop woning
4.36Vast staat dat de woning is verkocht via makelaar mevrouw C. van de Heuvel (hierna: Van den Heuvel). [eisers c.s.] hebben onder meer een "Verklaring in verkoopname" d.d. 12 april 2006 overgelegd (hun productie 8), getekend door Van den Heuvel, waarin zij onder meer verklaart dat de woning naar schatting ongeveer € 300.000,- zal opbrengen, uitgaande van een verkooptermijn van 6 tot 9 maanden. Deze verklaring is onweersproken gebleven en wordt dan ook voor juist gehouden. De rechtbank hecht met betrekking tot vordering D verder beslissende betekenis aan de door [eisers c.s.] overgelegde verklaring van de heer [C] d.d. 14 februari 2011 (productie 1 bij akte d.d. 16 februari 2011). Deze verklaring vermeldt onder meer het volgende:
"Ik, [C], roepnaam [naam], geboren op [geboortedatum]-1968, verklaar middels dit schrijven dat ik met [eisers] op 7 oktober 2009 ben meegegaan naar Caroline van den Heuvel-de Vries te Ruurlo. We hebben haar ontmoet op kantoor. Zij is makelaar en heeft in 2006 de woning van [eisers] verkocht. (...)
Ik ben, daar ik mee was, getuige geweest van het gesprek en enkele dingen die aan de orde zijn gekomen zijn; dat er zeker contacten waren tussen mevrouw C. van den Heuvel en [gedaagde 1], vooral telefonisch, alsook incidenteel bij de woning van [eisers] in [woonplaats]. [gedaagde 1] wenste goed op de hoogte gehouden te worden van de lopende zaken, en zij had toen geen vermoeden van de werkelijke aard van mevrouw [gedaagde 1].
[eisers] hebben de woning met spoed moeten verkopen daar er volgens [gedaagde 1] een dreigend beslag van de gemeente op was. Mevrouw van den Heuvel heeft desgevraagd waar zij deze informatie van het dreigend beslag vandaan had, verteld dat zij dat ook van [gedaagde 1] gehoord had. [gedaagde 1] heeft dit dus meerdere mensen doen laten geloven.
Mevrouw C. van den Heuvel heeft verteld dat ook mevrouw [gedaagde 1] voorafgaand aan de verkoop regelmatig in de woning was en dus in de gelegenheid is geweest zaken weg te nemen. Er waren ook zaken ingepakt, waardoor het niet duidelijk wat was ingepakt was en wat verdwenen zou zijn.
Mevrouw C. van den Heuvel heeft verteld dat ook [gedaagde 1] bij de verkoop aanwezig was en bij het veel te lage bod van 201000 euro het hardste stond te gillen dat ze (=[eisers]) het wel moésten verkopen. Anders zouden ze het toch kwijt zijn aan de gemeente. Zo heeft [gedaagde 1] zeker zeer grote druk uitgeoefend op de verkoop van het pand tegen dit veel te lage bedrag.
Ten tijde dat het door [eisers] vooruitbetaalde geld voor opslagkosten op raakte, vertelde mevrouw C. van den Heuvel, had zij gebeld naar [gedaagde 1] en gevraagd wat te doen. Mevrouw [gedaagde 1] had mevrouw van den Heuvel verteld dat zij (=[gedaagde 1]) de zorg en betalingen voor de goederen in de opslag van de [eisers] over zou nemen. De goederen waren opgeslagen bij het verhuis en opslagbedrijf Addink uit Zutphen. Mevrouw van den Heuvel was sinds het aanbod en belofte van [gedaagde 1] in de veronderstelling dat er goed gezorgd en betaald zou worden voor de goederen van de [eisers].
In dat gesprek heeft mevrouw van den Heuvel aangegeven ook als getuige gehoord te willen worden, maar later, onder druk van [gedaagde 1] is zij daar om gezondheidsredenen op teruggekomen. Dat heeft ze me later nog in een gesprek verteld toen ik nog eens langs was geweest. Dit komt overeen met wat [eiseres 2] mij later ook heeft verteld over haar gesprek met mevrouw van den Heuvel."
4.37Anders dan [gedaagden c.s.] hebben aangevoerd, kan aan deze verklaring bewijskracht toekomen, ook al betreft dit geen verklaring van Van den Heuvel zelf, maar van een derde. Bovendien hebben [gedaagden c.s.] deze verklaring niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken. Voorts is niet weersproken dat er ten tijde van de verkoop van de woning geen sprake was van een dreigend beslag (van het LBIO) op de woning. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat [eisers c.s.] volledig op [gedaagde 1] vertrouwden. Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat [gedaagde 1] door misleiding [eisers c.s.] ertoe heeft bewogen tot de snelle verkoop van de woning voor een te lage koopprijs van
€ 201.000,-. Een en ander leidt ertoe dat [gedaagde 1] schadeplichtig is tot het gevorderde bedrag van € 99.000,-.
vordering E:
a)opslagkosten inboedel ad € 10.850,-
b)aanbetaling inpakken en opslag ad € 9.000,-
c)vervoerkosten inboedel ad € 3.000,-
d)kosten aanpassing keuken ad € 8.123,41
4.38 [gedaagden c.s.] hebben niet weersproken dat [eisers c.s.] de onder a) en c) bedoelde kosten heeft gemaakt voor het opslaan en vervoeren van de inboedel uit de verkochte woning door het bedrijf Addink. Zij hebben onder meer aangevoerd dat niet is gebleken dat [eisers c.s.] aan Addink het onder b) bedoelde bedrag hebben betaald. Dit betoog moet worden gepasseerd. [eisers c.s.] hebben immers gesteld dat het bedrag van € 9.000,- via Van den Heuvel aan Addink is betaald. Dit hebben zij gestaafd met hun productie 17, een factuur van Van den Heuvel d.d. 15 juni 2006 met achterliggende specificatie. Aangezien de specificatie erg donker is gekopieerd, heeft de rechtbank dit document letterlijk tegen het licht gehouden, waarbij is gebleken dat een bedrag van € 9.000,- is vermeld met de toelichting "Addink (...) juni verhuizing". De rechtbank houdt het er dan ook voor dat [eisers c.s.] de onder b) bedoelde kosten hebben gemaakt.
4.39[eisers c.s.] zouden deze opslag- en vervoerkosten niet hebben gemaakt indien zij niet naar het buitenland zouden zijn gevlucht en hun woning zouden hebben behouden. Gelet hierop staat deze schadeposten in voldoende verband met het hiervoor bedoelde onrechtmatig handelen van [gedaagde 1], zodat zij tot vergoeding daarvan gehouden is.
4.40Ter toelichting op de onder d) bedoelde schadepost hebben [eisers c.s.] gesteld dat de woning was aangepast aan invaliditeit van [eiser 1]. Hieruit volgt echter niet zonder meer dat de aanpassingskosten in verband staan met het onrechtmatig handelen van [gedaagde 1]. Deze schadepost komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
vordering F: bedrag van € 50.000,- wegens beschadigde, beschimmelde en verdwenen
inboedel
4.41De rechtbank overweegt dat, indien veronderstellenderwijs ervan wordt uitgegaan dat [gedaagde 1] ervoor heeft gezorgd dat de inboedel van [eisers c.s.] werd opgeslagen, niet zonder meer is gegeven dat zij aansprakelijk is voor eventuele beschadigde, beschimmelde of verdwenen inboedel. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [gedaagde 1] in dat geval is opgetreden als zaakwaarnemer, nu deze inboedel niet bij haarzelf maar bij het (professionele) bedrijf Addink was opgeslagen. Op dit punt hebben [eisers c.s.] te weinig concrete feiten en omstandigheden gesteld. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
vordering G: dubbele huisvestingskosten ad € 25.000,-
4.42[gedaagden c.s.] hebben niet weersproken dat [eisers c.s.] in de periode vanaf hun vertrek naar het buitenland tot de datum waarop de woning is verkocht tot een bedrag van
€ 25.000 dubbele huisvestingskosten hebben gehad. Deze kosten zou [eisers c.s.] niet hebben gemaakt indien zij niet naar het buitenland zouden zijn gevlucht. Gelet hierop staat deze schadepost in voldoende verband met het eerder besproken onrechtmatig handelen van [gedaagde 1], zodat zij tot vergoeding daarvan gehouden is.
vordering H: AOW-schade ad € 475.439,92
4.43De rechtbank overweegt met betrekking tot deze schadepost dat het een keuze van [eisers c.s.] is geweest om zich blijvend buiten Nederland te vestigen. Bovendien bestaat voor Nederlanders die zich buiten Nederland vestigen, de mogelijkheid van vrijwillige premiebetaling. Hierop stuit deze vordering af.
vorderingen A tot en met H jegens [gedaagde 2] (echtgenoot)
4.44De rechtbank is van oordeel dat [eisers c.s.] tegenover de betwisting door [gedaagden c.s.] hun verwijten jegens [gedaagde 2] onvoldoende concreet hebben toegelicht. Daarom zullen alle vorderingen jegens [gedaagde 2] worden afgewezen.
beroep op eigen schuld/schadebeperkingsplicht
4.45Het beroep van [gedaagde 1] op eigen schuld/schadebeperkingsplicht (artikel 6:101 BW) behoeft uitsluitend nog bespreking met betrekking tot de posten opslagkosten, verhuiskosten, dubbele huisvestingskosten en schade wegens te lage verkoopprijs woning. De rechtbank overweegt dat al deze posten betrekking hebben op de periode waarin [eisers c.s.] zich geheel verlieten op [gedaagde 1]. Hieruit volgt tevens dat van [eisers c.s.] in deze periode redelijkerwijs niet kon worden verwacht dat zij eigener beweging terugkeerden naar Nederland. Hierop stuit het beroep op eigen schuld/schadebeperkingsplicht af.
beroep op matiging
4.46Voor matiging van de verplichting tot schadevergoeding is vereist dat toekenning van volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden waaronder de aard van de aansprakelijkheid, de tussen partijen bestaande rechtsverhouding en hun beider draagkracht, tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden (artikel 6:109 lid 1 BW).
4.47De rechtbank is van oordeel dat de enkele door [gedaagde 1] gestelde omstandigheid dat zij niet tot betaling in staat is, geen toereikende grond oplevert voor matiging van de verplichting tot schadevergoeding, dit tegen de achtergrond van het feit dat - zoals werd vastgesteld - [gedaagde 1] [eisers c.s.] op diverse punten heeft misleid c.q. bedrogen.
vordering I: buitengerechtelijke incassokosten ad € 9.160,-
4.48[eisers c.s.] vorderen buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b en c BW en het rapport Voorwerk-II. Voor vergoeding van buitengerechtelijke werkzaamheden is eerst plaats indien sprake is van verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. [eisers c.s.] hebben niet toegelicht welke buitengerechtelijke werkzaamheden aan hun vordering ten grondslag liggen. Nu zich in het procesdossier slechts één sommatiebrief bevindt (r.o. 2.23), dienen de werkzaamheden voor de aanvang van het geding te worden gezien als onderdeel van de instructie van de zaak. De daaraan verbonden kosten vallen onder de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237 tot en met 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
recapitulatie in conventie
4.49De rechtbank is van oordeel dat [eisers c.s.] onvoldoende zelfstandig belang hebben bij de gevorderde verklaring voor recht, zodat deze niet voor toewijzing in aanmerking komt. Jegens [gedaagde 1] zal een bedrag van € 484.350,- worden toegewezen, berekend als volgt:
- advocaatkosten (r.o. 4.24): € 137.500,-
- schade-uitkering (r.o. 4.25): € 200.000,-
- verkoop woning (r.o. 4.37): € 99.000,-
- opslagkosten inboedel (r.o. 4.39): € 10.850,-
- aanbetaling inpakken en opslag (r.o. 4.39): € 9.000,-
- vervoerkosten inboedel (r.o. 4.39): € 3.000,-
- dubbele huisvestingskosten (r.o. 4.42): € 25.000,-
Totaal: € 484.350,-
4.50De over deze afzonderlijke bedragen gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen. Hetgeen onder r.o. 4.24 is overwogen leidt ertoe dat met betrekking tot de post advocaatkosten de wettelijke rente zal worden toegewezen over:
- € 8.000,- vanaf 30 maart 2005 (r.o. 2.7)
- € 6.000,- vanaf 1 april 2005 (idem)
- € 20.000,- vanaf 5 april 2005 (idem)
- € 20.000,- vanaf 29 november 2005 (r.o. 2.15)
- € 2.500,- vanaf 15 mei 2006 (r.o. 4.22)
- € 2.000,- vanaf 19 juni 2006 (idem)
- € 7.000,- vanaf 3 juli 2006 (idem)
- € 8.000,- vanaf 18 juli 2006 (idem)
- € 4.000,- vanaf 3 augustus 2006 (idem)
- € 20.000,- vanaf 30 augustus 2006 (idem)
- € 40.000,- vanaf 19 oktober 2006 (idem)
proceskosten in conventie
4.51Bij deze uitkomst past dat [gedaagde 1] zal worden veroordeeld in de proceskosten in conventie, inclusief de kosten van de door [eisers c.s.] gelegde beslagen. De rechtbank begroot de proceskosten van [gedaagde 2] (echtgenoot) op nihil, hetgeen meebrengt dat ten gunste van hem geen kostenveroordeling behoeft plaats te vinden.
5.De beslissing
De rechtbank:
in conventie
5.1veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan [eisers c.s.] van een bedrag van € 137.500,- (advocaatkosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over:
- € 8.000,- vanaf 30 maart tot 1 april 2005;
- € 14.000,- vanaf 1 april tot 5 april 2005;
- € 34.000,- vanaf 5 april tot 29 november 2005;
- € 54.000,- vanaf 29 november 2005 tot 15 mei 2006;
- € 56.500,- vanaf 15 mei tot 19 juni 2006;
- € 58.500,- vanaf 19 juni tot 3 juli 2006;
- € 65.500,- vanaf 3 juli tot 18 juli 2006;
- € 73.500,- vanaf 18 juli tot 3 augustus 2006;
- € 77.500,- vanaf 3 augustus tot 30 augustus 2006;
- € 97.500,- vanaf 30 augustus tot 19 oktober 2006;
- € 137.500 vanaf 19 oktober 2006 tot de dag van algehele voldoening;
5.2veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan [eisers c.s.] van een bedrag van € 200.000,- (schade-uitkering), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2007 tot de dag van algehele voldoening;
5.3veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan [eisers c.s.] van een bedrag van € 99.000,- (verkoop woning), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2009 tot de dag van algehele voldoening;
5.4veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan [eisers c.s.] van een bedrag van € 22.850,- (aanbetaling inpakken en opslag, opslag- en vervoerkosten inboedel), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2009 tot de dag van algehele voldoening;
5.5veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan [eisers c.s.] van een bedrag van € 25.000,- (dubbele huisvestingskosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2009 tot de dag van algehele voldoening;
5.6veroordeelt [gedaagde 1] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eisers c.s.] tot op deze uitspraak begroot op € 14.500,99 en veroordeelt [gedaagde 1] dus om te voldoen:
a.aan de griffier van deze rechtbank:
- € 4.819,- voor in debet gesteld griffierecht;
- €85,98 voor kosten inleidende dagvaarding inclusief BTW;
- € 549,01 voor explootkosten van beslaglegging;
- € 9.030,- voor salaris van de advocaat van [eisers c.s.]; dat is in totaal
€ 14.483,99, met welk bedrag de griffier zal dienen te handelen overeenkomstig het
bepaalde in artikel 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (oud);
b.aan [eisers c.s.] € 17,- voor niet in debet gesteld griffierecht;
5.7verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.9wijst de vordering af;
5.10veroordeelt [gedaagden c.s.] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eisers c.s.] tot op deze uitspraak begroot op € 3.552,50 aan salaris advocaat van [eisers c.s.] en veroordeelt [gedaagden c.s.] om dit bedrag te voldoen aan de griffier van deze rechtbank, met welk bedrag de griffier zal dienen te handelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (oud).
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C. Punt en in het openbaar en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 28 september 2011.