ECLI:NL:RBSGR:2011:BU4343

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/12617
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiseres uit Tibet en de afwijzing door de Immigratie- en Naturalisatiedienst

In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van eiseres, een Tibetaanse vrouw, die op 30 oktober 2009 een aanvraag indiende voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) afgewezen op 17 maart 2011, waarna eiseres beroep aantekende. Tijdens de zitting op 19 juli 2011 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Eiseres heeft aangevoerd dat zij in haar land van herkomst, Tibet, is opgepakt na deelname aan een demonstratie en dat zij onder druk heeft moeten tekenen dat zij niet meer zou demonstreren. Na een tweede demonstratie is zij opnieuw aangehouden, maar heeft zij kunnen ontsnappen en naar Nepal gereisd, om uiteindelijk in Nederland aan te komen.

De IND heeft de aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van documenten ter staving van haar reisroute en heeft de geloofwaardigheid van eiseres in twijfel getrokken. Eiseres heeft betoogd dat de IND niet objectief heeft gehandeld, omdat dezelfde ambtenaar betrokken was bij zowel het voornemen als het besluit. De rechtbank oordeelt dat de IND onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over haar woonomgeving niet geloofwaardig zijn. Eiseres heeft met behulp van kaartmateriaal aangetoond dat de beschrijving van de omgeving door de IND niet klopt. De rechtbank concludeert dat de IND niet zonder nadere toelichting kan stellen dat de verklaringen van eiseres niet stroken met het beschikbare kaartmateriaal.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit van de IND en draagt de IND op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens wordt de IND veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 874,- worden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 11 / 12617
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 5 september 2011
in de zaak van:
[naam eiseres],
geboren op [geboortedatum], van Chinese nationaliteit,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.J.C. van de Laak, advocaat te Lisse,
tegen:
de minister voor Immigratie en Asiel,
verweerder,
gemachtigde: mr. R.C. van Keeken, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Eiseres heeft op 30 oktober 2009 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 17 maart 2011 afgewezen. Eiseres heeft tegen het besluit beroep ingesteld.
1.2 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 19 juli 2011. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Eiseres heeft ter onderbouwing van haar aanvraag het volgende aangevoerd. Eiseres heeft in 2009 meegedaan aan een demonstratie in haar land van herkomst. Als gevolg daarvan is zij opgepakt en heeft zij ervoor moeten tekenen dat zij nooit meer zou demonstreren. In 2009 heeft eiseres opnieuw gedemonstreerd en is zij opnieuw aangehouden, maar heeft kunnen ontsnappen. Eiseres heeft het land verlaten en is naar Nepal gegaan om vervolgens door te reizen naar Nederland.
2.2 Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen op de volgende gronden. Eiseres heeft toerekenbaar geen documenten overgelegd ter staving van haar reisroute. Gelet hierop heeft verweerder artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) bij de beoordeling betrokken. Eiseres heeft haar identiteit en nationaliteit niet aannemelijk gemaakt. Voorts acht verweerder niet geloofwaardig dat eiseres heeft gewoond of verbleven in de plaats Yorton c.q. Yortong c.q. Yue’erdong, behorend tot Metok Dzong c.q. Meto, c.q. Medok in Motuo Xian in Autonoom Tibet, China. Omdat eiseres heeft verklaard dat de door haar ondervonden problemen hebben plaatsgevonden in het door haar opgegeven woongebied, hecht verweerder geen geloof aan de door haar gestelde problemen. Eiseres komt derhalve niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29 Vw.
2.3 In beroep voert eiseres hier in de eerste plaats tegen aan dat het nader gehoor, het voornemen en het besluit zijn (af)genomen door dezelfde ambtenaar. Op deze wijze vindt geen goede belangenafweging plaats en is geen sprake van objectiviteit.
2.4 In navolging van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 maart 2003 (200206766/1, JV 2003/183) oordeelt de rechtbank dat het aanvullende gehoor en voornemen niet zijn aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar een onderdeel vormen van de procedure die voorafgaat aan de totstandkoming van het besluit op de aanvraag. In dit verband kan het besluit evenmin worden gelijk gesteld met een beslissing op bezwaar. Verweerder heeft derhalve niet, voor zover eiser dat heeft bedoeld te betogen, in strijd met artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gehandeld, op grond waarvan geen mandaat wordt verleend tot het beslissen op een bezwaarschrift aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen. Verder zij opgemerkt dat de wetsgeschiedenis geen aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat artikel 10:3, derde lid, van de Awb in de onderhavige situatie analoog van toepassing dient te worden geacht.
2.5 Evenmin acht de rechtbank sprake van strijd met artikel 2:4 van de Awb, op grond waarvan het bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid vervult. In het voornemen wordt immers ingegaan op de relevante gronden waarop de voorgenomen afwijzing is gebaseerd. Eiseres is bovendien in de gelegenheid gesteld haar zienswijze op het voornemen schriftelijk naar voren te brengen en heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. In de motivering van de bestreden beslissing kan geen grond gevonden worden voor het oordeel dat de beslisambtenaar datgene wat eiseres in de zienswijze naar voren heeft gebracht niet zonder vooringenomenheid bij de te nemen beslissing heeft betrokken.
2.6 Daarnaast had verweerder volgens eiseres het eerdere voornemen van 2 juni 2010 moeten intrekken voordat het nieuwe voornemen van 21 januari 2011 werd uitgebracht. Nu dit niet is gebeurd, blijft het voornemen van 2 juni 2010 van kracht.
2.7 Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Op grond van artikel 3.119 Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) brengt verweerder na het uitbrengen van een voornemen tot afwijzing van de asielaanvraag een nieuw voornemen uit, indien nieuwe feiten of omstandigheden bekend worden of reeds bekende feiten of omstandigheden anders worden beoordeeld of gewogen, die voor de te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn. Niet is bepaald dat verweerder daarbij het eerdere voornemen dient in te trekken. Ook anderszins bestaat hiertoe geen wettelijke verplichting. Uit het nieuw uitgebrachte voornemen blijkt op welke gronden verweerder voornemens is de aanvraag af te wijzen, waarover de vreemdeling zijn zienswijze kan uitbrengen voordat verweerder het besluit op de aanvraag neemt, van welke gelegenheid eiseres in dit geval ook gebruik heeft gemaakt. Uit het voornemen van 31 januari 2011 en het bestreden besluit blijkt dat verweerder de herkomst van eiseres niet geloofwaardig acht. Dat verweerder in het eerdere voornemen van 2 juni 2010 nog wel uitging van de herkomst van eiseres, maakt dit niet anders. Een voornemen is immers niet op rechtsgevolg gericht en verkrijgt derhalve geen formele rechtskracht.
2.8 Voorts voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte de omstandigheden als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw bij de beoordeling heeft betrokken. Voor Tibetanen is het moeilijk een paspoort te verkrijgen. Eiseres heeft haar, niet authentieke, paspoort onder dwang moeten afgeven aan haar reisagent. Nu eiseres geen documenten kan overleggen waarmee zij haar reisroute kan staven dient er van het relaas een positieve overtuigingskracht uit te gaan.
2.9 Gelet op het beleid van verweerder zoals neergelegd in paragraaf C4/3.6.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het ontbreken van documenten niet aan haar is toe te rekenen. Eiseres heeft verklaard dat zij haar paspoort heeft moeten afgeven aan haar reisagent na aankomst in Nederland. Nu uit de verklaringen van eiseres niet is gebleken dat dit onder dwang is geschied, heeft verweerder het ontbreken van dit reisdocument, gelet op bestendige jurisprudentie van de Afdeling, waarnaar door verweerder in het bestreden besluit is verwezen, onverschoonbaar kunnen achten en aan eiseres kunnen toerekenen. Hetgeen eiseres hiertegen in beroep heeft aangevoerd, te weten dat zij afhankelijk was van de reisagent en niet bij machte was daar tegenin te gaan, heeft verweerder ontoereikend kunnen achten om tot een andere conclusie te komen.
2.10 De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van toerekenbare ongedocumenteerdheid in de zin van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw en dat verweerder derhalve dit artikel terecht bij de beoordeling heeft betrokken.
2.11 Vervolgens ligt ter beoordeling voor of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het relaas van eiseres positieve overtuigingskracht ontbeert.
2.12 Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht dat zij afkomstig is uit Yortong, Tibet, China.
2.13 Eiseres voert daartoe ten eerste aan dat verweerder ten onrechte aan eiseres heeft tegengeworpen dat zij geen Chinees spreekt. Indien Tibetanen geen scholing hebben gevolgd, behoeven zij de Chinese taal niet machtig te zijn. Eiseres heeft geen scholing gevolgd, dus behoeft zij geen Chinees te kunnen spreken.
2.14 Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat algemeen bekend is dat elke Tibetaan, en zeker de jongere generatie waartoe eiseres behoort, in principe in meer of mindere mate Chinees spreekt. Eiseres heeft aangegeven in het geheel geen Mandarijn te spreken. Dat zij nimmer naar school zou zijn geweest, doet hieraan volgens verweerder niet af.
2.15 De rechtbank stelt voorop dat verweerder in het bestreden besluit niet heeft gemotiveerd waarop hij zijn standpunt baseert dat in beginsel elke Tibetaan in meer of mindere mate Chinees spreekt. Ter zitting heeft verweerder verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 4 april 2011 (LJN: BQ0748), waaruit volgens verweerder blijkt dat het beleid van verweerder, opgenomen in het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire (WBV) 2008/22, dat Tibetanen die geen Chinees spreken over het algemeen niet uit China afkomstig zijn, niet als kennelijk onredelijk te bestempelen is. Het WBV 2008/22, inhoudende het asielbeleid ten aanzien van China, was ten tijde van het bestreden besluit echter vervangen door het WBV 2010/16 en vormt thans het asielbeleid ten aanzien van China, zoals neergelegd in paragraaf C24/6 Vc. In dat beleid is niet opgenomen dat (documentloze) Tibetanen die niets over de Chinese taal (Mandarijn) kunnen vertellen, in beginsel niet uit China komen. De door verweerder aangehaalde uitspraak van de Afdeling mist derhalve in het onderhavige geval relevante toepassing.
2.16 Voorzover verweerder heeft bedoeld zich voorts te beroepen op het algemene ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over China van juni 2010, waarin onder meer staat beschreven dat het Mandarijn/Putonghua en het Tibetaans (Lhasa standaard Tibetaans) de officiële talen zijn van de Tibetan Autonomous Region, het Mandarijn/Putonghua vanaf de lagere school aan kinderen wordt onderwezen en de meeste Tibetanen die uit de stad komen en onderwijs hebben genoten, (ook) redelijk Mandarijn/Putonghua spreken, voert eiseres terecht aan dat het feit dat zij slecht Chinees (Mandarijn) spreekt, niet betekent dat zij niet afkomstig uit China of de door haar genoemde regio in Tibet, kan zijn, omdat zij, zoals zij in haar gehoren heeft verklaard en door verweerder niet is weersproken, geen onderwijs heeft gevolgd. In voornoemd ambtsbericht staat daarover immers vermeld dat niet kan worden uitgesloten dat er Tibetanen zijn die helemaal geen Chinees spreken, bijvoorbeeld omdat zij nauwelijks tot geen onderwijs hebben genoten.
2.17 Gelet op het voorgaande heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat het feit dat eiseres geen, althans weinig, Chinees (Mandarijn) spreekt, meebrengt dat de door eiseres gestelde herkomst niet aannemelijk is of bijdraagt aan die conclusie.
2.18 Ter onderbouwing van zijn standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij uit China afkomstig is, heeft verweerder voorts overwogen dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij Pemako spreekt, zoals zij stelt, aangezien de telwoorden die eiseres heeft opgegeven, na het raadplegen van de website www.zompist.com, voor wat betreft de klanken meer overeen lijken te komen met de taal Motuo, een taal die in Bhutan wordt gesproken, maar ook (beperkt) bekend is in India en voor een heel klein deel in de regio Metog in China. Daarnaast is het Pemako volgens verweerder geen bekende naam in de bronnen van de website www.ethnologue.com.
2.19 Eiseres brengt daartegen in dat zij afkomstig is uit de regio Metog, en het dus verklaarbaar is dat zij het Mutuo spreekt. Eiseres heeft deze taal altijd aangegeven als Pemako, aangezien zij uit dat district komt. Eiseres gaat er vanuit dat de beslismedewerker van verweerder geen linguïst is en niet deskundig is om een oordeel te geven over welke taal eiseres spreekt. Verweerder had daartoe een taalanalyse dienen uit te voeren.
2.20 Partijen en de rechtbank zijn op het gebied van de linguïstiek niet deskundig en zijn daarom niet in staat om zonder deskundige voorlichting de fonetsiche weergave van de telwoorden in de taal Mutuo op een internetsite te vergelijken met de telwoorden zoals eiseres deze uitspreekt en daaruit een conclusie te trekken welke taal eiseres al dan niet spreekt, of hoe die taal wordt genoemd. Kennelijk gaat verweerder daar ook vanuit, nu verweerder in het bestreden stelt dat het niet om de inhoudelijke vaststelling gaat dat eiseres daadwerkelijk de Mutuo-taal spreekt, nu geen sprake is van een linguïstisch onderzoek aan de hand van de door eiseres gesproken taal. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder niet zonder een deskundige te hebben geraadpleegd aan eiseres heeft kunnen tegenwerpen dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij Pemako spreekt. De uitleg die verweerder ter zitting heeft gegeven aan voornoemde stelling in het bestreden besluit, namelijk dat sprake is van een eerste aanwijzing dat eiseres Motuo spreekt, doet aan voornoemd oordeel niet af, omdat verweerder ook die conclusie niet zonder deskundigenadvies kan trekken. Uit de omstandigheid dat volgens verweerder het Pemako niet voorkomt op de website www.ethnologue.com, heeft verweerder evenmin zonder linguïstisch deskundigenadvies kunnen concluderen dat die taal niet bestaat of niet wordt gesproken door eiseres.
2.21 Voorts heeft verweerder aan eiseres in het bestreden besluit tegengeworpen dat eiseres geen kennis heeft van de Monpa en/of Loba bevolkingsgroep. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder dit standpunt aldus toegelicht dat eiseres onvoldoende kennis heeft van de Monpa die zich langs de rivier in Metog hebben gevestigd, het gebied waar eiseres stelt vandaan te komen.
2.22 Eiseres heeft daartegen ingebracht dat haar niet verweten kan worden dat zij niets over de Monpa heeft verklaard. Uit het besluit blijkt niet waarop verweerder zijn standpunt baseert dat de Monpa zich in de onmiddellijke omgeving van de woonplaats van eiseres hebben gevestigd. Verweerder heeft nagelaten daarover duidelijke vragen aan eiseres te stellen.
2.23 Desgevraagd heeft de gemachtigde van verweerder niet kunnen toelichten waarop verweerder zijn standpunt in het bestreden besluit baseert dat eiseres onvoldoende kennis heeft over de Monpa-bevolkingsgroep. De rechtbank stelt vast dat uit het nader gehoor niet blijkt dat aan eiseres een vraag in dit kader is gesteld. Evenmin heeft verweerder gemotiveerd gesteld op grond waarvan van eiseres mocht worden verlangd dat zij uit eigen beweging over de Monpa-bevolkingsgroep zou verklaren. Derhalve heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet aan eiseres kunnen tegenwerpen dat zij geen kennis heeft over de Monpa. Voorts heeft verweerder in het bestreden besluit ten onrechte overwogen dat eiseres niet kan worden gevolgd in haar standpunt dat zij hierover geen kennis hoeft te hebben, omdat eiseres tot dan toe nimmer had gesteld dat zij daarover geen kennis hoefde te hebben.
2.24 In het bestreden besluit heeft verweerder voorts gesteld dat de verklaringen van eiseres over haar directe woonomgeving in haar dorp Yortong niet overeenkomen met hetgeen bekend is uit topografische kaartmaterialen van het gebied Metog. Verweerder is daarbij er vanuitgegaan, na vergelijking van Tibetaanse kaartmaterialen op de website www.tibetmap.com met Amerikaanse stafkaarten (AMS) met schaal 1:250.000, dat de plaats Yortong, gelegen op de westelijke zijde van de rivier Tsangpo ten zuiden van de plaats Metog, dezelfde plaats is als de plaats Yue’erdong (geografische positie N 29.27 E 95.18).
2.25 Eiseres brengt ten eerste daar tegenin dat niet met zekerheid kan worden gesteld dat de plaats Yue’erdong ook de plaats is waar zij stelt vandaan te komen, omdat verweerder niet heeft gemotiveerd waarop deze stellingname is gebaseerd.
2.26 Deze beroepsgrond kan niet slagen wegens een onjuiste feitelijke grondslag. Uit het bestreden besluit blijkt immers, anders dan eiseres stelt, wel waarop verweerder zijn uitgangspunt heeft gebaseerd dat de plaats Yortong, waar eiseres stelt vandaan te komen, dezelfde plaats is als Yue’erdong. Verweerder heeft immers de plaats Yortong op de genoemde Tibetaanse kaarten vergeleken met Amerikaanse stafkaarten, waarop op dezelfde geografische positie die plaats wordt aangeduid als Yue’erdong. Gesteld noch gebleken is dat die vaststelling door verweerder onjuist is.
2.27 Verweerder heeft in het bestreden besluit vervolgens gesteld dat de plaats Yue’erdong aan de oostelijke zijde van een bergtop ligt die direct zicht geeft op de rivier die stroomt in een diep dal aldaar, dat eiseres heeft aangevoerd dat het zicht op de rivier wordt ontnomen, maar dat het hier een andere rivier betreft dan de opgegeven Tsangpo-rivier (Yalong). Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd toegelicht dat deze overweging in het bestreden besluit aldus moet worden gelezen dat aan eiseres wordt tegengeworpen dat zij de verkeerde naam van de rivier heeft genoemd, namelijk Yalong in plaats van Tsangpo.
2.28 Eiseres voert in dit verband aan dat uit de beschikbare kaartmaterialen blijkt dat zij juist heeft verklaard over de ligging van haar dorp ten opzichte van de rivier.
2.29 Uit de uitleg die verweerder ter zitting heeft gegeven aan voornoemde overweging in het bestreden besluit, concludeert de rechtbank dat verweerder niet aan eiseres tegenwerpt dat zij onjuist heeft verklaard over de ligging van haar dorp ten opzichte van de rivier, zodat dat geen punt van geschil (meer) vormt, maar dat zij de onjuiste naam van de rivier heeft genoemd. Uit de gehoren van eiseres, noch anderszins blijkt echter dat eiseres heeft verklaard dat de rivier Yalong is genaamd. Uit het rapport van het eerste gehoor blijkt dat eiseres de (grote) rivier de Yarlung Tsangbo noemt, volgens eiseres de Chinese naam, en dat de rivier volgens eiseres ook wel Yonchab Tsangpo wordt genoemd. Uit de motivering van het bestreden besluit blijkt evenwel niet dat die benaming van de rivier onjuist is. Eiseres heeft daarom in reactie op de door verweerder ter zitting gegeven uitleg van voornoemde overweging in het bestreden besluit, terecht aangevoerd dat zij deze overweging niet zo heeft begrepen dat haar wordt tegengeworpen dat zij een onjuiste naam van de rivier heeft genoemd. Het besluit ontbeert derhalve op dit punt een deugdelijke motivering.
2.30 Voorts is in dit kader aan eiseres tegengeworpen dat, in tegenspraak met hetgeen eiseres heeft verklaard, de plaats Yue’erdong aan de oostelijke zijde ligt, ongeveer 200 meter onder de top van een ongeveer 1600 meter hoge berg. Binnen 1,5 kilometer van Yue’erdong stroomt op een hoogte van minder dan 700 meter de Tsangpo rivier in een diepe kloof. Binnen vijf kilometer van Yue’erdong ligt een bergtop met een hoogte van ruim 3507 meter. Binnen een straal van 20 kilometer rondom Yue’erdong liggen meerdere bergtoppen met een hoogte die varieert van 4386 meter in westelijke richting tot 5980 meter in oostelijke richting. Volgens verweerder komen de verklaringen van eiseres over haar woonomgeving hier niet mee overeen. Deze overweging in het bestreden besluit is gemotiveerd door te verwijzen naar kaartmateriaal van de website www.tibetmap.com.
2.31 Eiseres heeft deze stelling van verweerder weersproken onder verwijzing naar kaarten van de website www.wikimapia.com. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres desgevraagd op kaarten van voornoemde website via de computer in de zittingszaal laten zien dat Yue’erdong niet 200 meter onder de top van een 1600 meter hoge berg ligt en dat binnen een straal van vijf kilometer van Yue’erdong geen berg is gelegen met een hoogte van (meer dan) 3507 meter, zoals verweerder stelt. Een berg met deze hoogte is op een veel grotere afstand dan binnen vijf kilometer te vinden. De verklaringen van eiseres over haar dorp dat er in de verte hoge bergen zijn en dat het niet vlak is ter plaatse, kloppen met de kaarten van voornoemde website.
2.32 De gemachtigde van verweerder heeft desgevraagd niet op dezelfde kaart op de website www.wikimapia.com kunnen laten zien dat de beschrijving door verweerder in het bestreden besluit van de omgeving van Yue’erdong juist is. Ter zitting is verweerder daarnaast de gelegenheid geboden om aan de hand van het kaartmateriaal van de website www.tibetmapia.com, waarop verweerder zich baseert, te laten zien dat de beschrijving door verweerder in het bestreden besluit van de omgeving van Yue’erdong de juiste is. Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van die gelegenheid. Gelet op de onderbouwde stelling van eiseres, aan de hand van het kaartmateriaal van de website www.wikimapia.com, dat de beschrijving door verweerder in het bestreden besluit van de omgeving van Yue’erdong niet klopt, heeft verweerder niet zonder nadere toelichting, waaruit blijkt dat de beschrijving door verweerder van de omgeving klopt met de kaarten van de website www.tibetmap.com, dan wel andere (staf)kaarten, van de beschrijving van de omgeving van Yue’erdong, zoals weergegeven in het bestreden besluit, uit kunnen gaan en aan eiseres kunnen tegenwerpen dat haar verklaringen over haar woonomgeving niet stroken met het beschikbare kaartmateriaal.
2.33 De stelling in het bestreden besluit dat aan onjuist of onvolledig gebruik van een internetapplicatie geen waarde kan worden toegekend, kan zonder nadere toelichting waaruit blijkt dat (de gemachtigde) van eiseres onjuist of onvolledig gebruik heeft gemaakt van het kaartmateriaal op de website www.wikimapia.com, niet worden gevolgd. Verweerder merkt in het besluit op dat door of namens eiseres wordt gewezen op de satellietfoto van het betreffende gebied en niet op de terreinweergave die tevens beschikbaar is. Voor zover verweerder daarmee heeft bedoeld toe te lichten dat sprake is van onjuist of onvolledig gebruik van de internerapplicatie, kan verweerder daarin evenmin worden gevolgd. Zonder nadere toelichting, die verweerder desgevraagd niet heeft gegeven, valt niet in te zien dat de terreinweergave van een kaart tot een andere beschrijving van de omgeving leidt dan de sattelietweergave van diezelfde kaart.
2.34 Ook is in het bestreden besluit overwogen dat aan de bron van eiseres, de website www.wikimapia.com, geen waarde kan worden gehecht omdat dit geen applicatie is met kaartmaterialen, maar een publicatie-optie waar een ieder informatie aan toe kan voegen. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven dat dit standpunt niet langer wordt gehandhaafd, gelet op de overweging in hetzelfde besluit dat de uitgever van de kaartmaterialen op de website www.tibetmap.com, waarop verweerder zich baseert, aan de hand van verklaringen van Tibetanen het kaartmateriaal opstelt en Tibetanen oproept om correcties en aanvullingen in te dienen. Daarom ziet ook verweerder thans niet in wat de verschillen zijn tussen de applicatie van de website www.wikimapia.com, waar eiseres zich op baseert, en de applicatie van de website www.tibetmap.com, waar verweerder zich op baseert.
2.35 Gelet op al het voorgaande heeft verweerder zijn standpunt dat niet geloofwaardig is dat eiseres heeft gewoond of verbleven in het woongebied rond de plaats Yortong of Yue’erdong in China, onvoldoende gemotiveerd. Omdat verweerder geen geloof hecht aan de door eiseres ondervonden problemen in het door haar gestelde woongebied, omdat verweerder de herkomst van eiseres uit dat woongebied niet gelooft, volgt uit het voorgaande dat verweerder ook dat standpunt onvoldoende heeft gemotiveerd.
2.36 De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 3:46 Awb.
2.37 De rechtbank zal het bestreden besluit van 17 maart 2011 vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.
2.38 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiseres heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 874,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond,
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 17 maart 2011,
3.3 draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres met in achtneming van hetgeen is overwogen in deze uitspraak,
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 874,- te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.D. de Jong, rechter, in tegenwoordigheid van J. van Roode, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 september 2011
Afschrift verzonden op :
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.