ECLI:NL:RBSGR:2011:BU5199

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/8810
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De mogelijkheid van woningbouwvereniging om een herbestedingsreserve te vormen in het kader van vennootschapsbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 24 oktober 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen Vereniging X, een woningbouwvereniging, en de inspecteur van de Belastingdienst. De woningbouwvereniging, die zich richt op sociale volkshuisvesting, had in het jaar 2006 een aanslag vennootschapsbelasting ontvangen, berekend naar een belastbaar bedrag van € 193.076. De Belastingdienst had de toevoeging aan de herbestedingsreserve van de vereniging niet geaccepteerd, wat leidde tot bezwaar en beroep. De rechtbank moest beoordelen of de woningbouwvereniging recht had op het vormen van een herbestedingsreserve, waarbij de vraag centraal stond of de activiteiten van de vereniging in lijn waren met een algemeen maatschappelijk of sociaal belang, zoals bedoeld in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

De rechtbank oordeelde dat, zelfs als aangenomen werd dat er een algemeen maatschappelijk belang aanwezig was, de activiteiten van de vereniging niet in lijn lagen met dat belang. De rechtbank concludeerde dat de woningbouwvereniging geen herbestedingsreserve kon vormen, omdat de activiteiten die zij uitvoerde, zoals de verhuur van woningen, niet voldeden aan de voorwaarden die gesteld werden in de wet. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de aanslag vennootschapsbelasting. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder een herbestedingsreserve kan worden gevormd en de noodzaak voor instellingen om hun activiteiten in overeenstemming te brengen met hun maatschappelijke doelstellingen.

De uitspraak is van belang voor woningbouwverenigingen en andere instellingen die zich bezighouden met sociale en maatschappelijke doelen, omdat het duidelijk maakt dat de belastingwetgeving strikte eisen stelt aan de mogelijkheid om belastingvoordelen te genieten. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10/8810
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 oktober 2011 ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak tussen
[X], gevestigd te [Z], eiseres
(gemachtigde: [A]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
Procesverloop
1.1. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2006 een aanslag vennootschapsbelasting (aanslagnummer [nummer]; hierna: de aanslag) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 193.076. Voorts is bij beschikking € 9.543 heffingsrente in rekening gebracht. Verweerder heeft vervolgens bij beschikking het verlies voor het jaar 2007 tot een bedrag van € 193.076 verrekend met het jaar 2006 (hierna: de verliesverrekeningsbeschikking), hetgeen uiteindelijk in een nihilaanslag voor het jaar 2006 resulteerde.
1.2. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de verliesverrekeningsbeschikking. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 november 2010 de aanslag en de verliesverrekeningsbeschikking gehandhaafd.
1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 8 december 2010, ontvangen bij de rechtbank op 14 december 2010, beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Eiseres heeft bij fax een brief met dagtekening 19 juli 2011 met daarbij een pleitnota aan de rechtbank gestuurd (deze stukken zijn eveneens per post ontvangen). Een afschrift hiervan is aan verweerder verstrekt.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juli 2011 te 's-Gravenhage.
Namens eiseres zijn verschenen [A] en [B]. Namens verweerder zijn verschenen [C], [D] en [E]. Verweerder heeft ter zitting een pleitnota aan de rechtbank en aan de wederpartij overgelegd.
1.7. Partijen hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld door de rechtbank, bij brief van 12 augustus 2011informatie verschaft over de afboeking van de herbestedingsreserve op de boekwaarde van de in 2006 nieuw opgeleverde huurwoningen in de belaste sfeer.
Overwegingen
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Eiseres is een woningbouwvereniging met 2.295 leden. Blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel is zij werkzaam op het gebied van de sociale volkshuisvesting (verhuur en beheer van huurwoningen en bouw van woningen). Zij beschikt over ruim 2.650 verhuureenheden in de gemeente Middelharnis en de woonkern Oude Tonge van de gemeente Oostflakkee.
2.2. Eiseres is en was ook in het onderhavige jaar een lichaam als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet (een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die zich ten doel stelt uitsluitend op het gebied van de volkshuisvesting werkzaam te zijn en niet beoogt uitkeringen te doen anders dan in het belang van de volkshuisvesting). Eiseres genoot in het onderhavige jaar op grond van artikel 5, lid 1, letter d van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zoals deze gold voor het jaar 2006 (hierna: Wet Vpb 1969) een vrijstelling van vennootschapsbelasting voor de winst behaald met de verhuur van woningen in de sociale sector.
2.3. Eiseres heeft aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2006 gedaan naar een belastbaar bedrag van nihil. Eiseres heeft in deze aangifte een bedrag van € 193.076 - de door haar behaalde winst over het jaar 2006 die niet op de voet van artikel 5, lid 1, letter d van de Wet Vpb 1969 is vrijgesteld - gedoteerd aan de herbestedingsreserve.
Deze winst ziet met name op resultaten behaald met verhuur van huurwoningen boven de huurtoeslaggrens, verhuur van bedrijfsonroerendgoed, resultaten op de ontwikkeling van te verkopen vastgoed en verhuur van parkeergelegenheden. Verweerder heeft de toevoeging aan de herbestedingsreserve niet geaccepteerd en de aanslag vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 193.076. Vervolgens heeft verweerder tot een bedrag van € 193.076 verliezen uit het jaar 2007 verrekend met de aanslag over het jaar 2006.
2.4.1. De Belastingdienst heeft op 15 januari 2007 een vaststellingsovereenkomst gesloten met [F], de vereniging van woningbouwcorporaties waarvan eiseres lid is (hierna [F]). De aanleiding voor het opstellen van de overeenkomst is de wijziging in de subjectieve vrijstelling voor woningcorporaties per 1 januari 2006. Vanaf die datum beperkt de vrijstelling van art. 5, eerste lid, onderdeel d, Wet VPB 1969 zich tot het voordeel uit werkzaamheden die, kort gezegd, verband houden met verhuurde woningen die kwalificeren voor toepassing van de Wet op de huurtoeslag, gebouwen die voor 80% bestaan uit zulke woningen en gebouwen met een maatschappelijke functie.
De overeenkomst beoogt op een viertal gebieden onzekerheid weg te nemen, onder meer over de vragen welke activiteiten belast zijn, welke zijn vrijgesteld en hoe transacties tussen de belaste en de vrijgestelde sfeer worden verrekend.
2.4.2. Tot de [F] behoort bijlage 4 "Activiteiten overzicht", die als volgt is toegelicht:
"In bijlage vier is een handzaam activiteitenoverzicht opgenomen. Op eenvoudige wijze is per activiteit te bepalen welke activiteit is vrijgesteld en welke is belast. Dit overzicht is weliswaar uitgebreid, maar niet uitputtend."
Geschil
3.1. In geschil is of eiseres voor de in 2.3 vermelde winst een herbestedingsreserve kon vormen. Het geschil spitst zich toe op de vragen of bij eiseres een algemeen maatschappelijk of sociaal belang op de voorgrond staat als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet Vpb 1969 en of de in 2.3 vermelde activiteiten in de lijn liggen van dat belang (lid 3 van dat artikel). Tussen partijen staat vast dat het bedrag van de herbestedingsreserve in het onderhavige jaar is afgeboekt van de boekwaarde van de in dat jaar opgeleverde huurwoningen en dat een eventuele verkoop van die huurwoningen in de belastingheffing zou worden betrokken. Niet is in geschil dat de in 2.4.1 vermelde [F] beide partijen bindt. De rechtbank sluit zich bij deze gemeenschappelijke opvatting van partijen aan.
3.2.1. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij de herbestedingsreserve terecht heeft gevormd. Bij haar staat een algemeen maatschappelijk en sociaal belang op de voorgrond. Eiseres stelt dat zij zonder commercieel oogmerk voorziet in de behoefte van adequate huisvesting voor personen die daartoe niet zelfstandig of moeilijk in staat zijn. De feitelijke huur is lager dan de maximaal redelijke huur op basis van het zogenoemde puntenstelsel. Eiseres heeft als taakstellingen in een beleidsplan vastgelegd:
- huisvesting bieden aan woningzoekenden passend binnen de door de overheid gestelde criteria (belangrijkste taak: terugdringing van het aantal woningzoekenden)
- zorgen voor betaalbaar of bereikbaar wonen
- bijdragen aan de kwaliteit van de samenleving, waaronder het zorgen voor een goede woon- en leefomgeving.
Het vermogen van eiseres kan niet anders dan ten behoeve van de sociale volkshuisvesting worden ingezet, hetgeen wordt getoetst door een externe toezichthouder. Ook is eiseres in haar doen en laten gebonden aan de Woningwet en het Besluit Beheer Sociale Huur-Sector. Sociale volkshuisvesting is het primaire doel en het bestaansrecht van eiseres. Verhuur is het middel om dit doel te bereiken
Ter zitting heeft eiseres nog gesteld dat bij een woningbouwvereniging die is toegelaten op grond van artikel 70 van de Woningwet, zoals eiseres, per definitie het algemeen maatschappelijk belang, het algemeen nut op de voorgrond staat.
Eiseres stelt voorts dat de in 2.3 vermelde activiteiten, waarvan de opbrengst aan de herbestedingsreserve is toegevoegd, ook het algemeen maatschappelijk en sociale belang dienen dat bij eiseres op de voorgrond staat. Deze activiteiten verricht eiseres met name om negatieve resultaten te compenseren die worden behaald bij het streven naar realisatie van de haar beleid. Indien geen winstgevende activiteiten door eiseres worden ontplooid, zal zij uiteindelijk genoodzaakt zijn om zich louter toe te leggen op het passief verhuren en in stand houden van het bestaande woningbezit. Dit is in strijd met de groeiende vraag in de samenleving naar kwalitatief goede en betaalbare huisvesting. Ook zou de overheid gedwongen worden de feitelijke volkshuisvesting ter hand te nemen. Alleen indien er bij activiteiten als die welke onder 2.3 worden genoemd, sprake is van excessen, kan worden geconcludeerd dat de activiteiten niet in lijn van het algemeen maatschappelijk belang liggen. Van excessen is bij eiseres geen sprake.
3.2.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vermindering van de aanslag tot nihil en vernietiging van de verliesverrekeningsbeschikking.
3.3.1. Verweerder stelt zich op het standpunt dat een toegelaten instelling in de zin van artikel 70 van de Woningwet in het algemeen geen lichaam is waarbij een algemeen maatschappelijk of sociaal belang op de voorgrond staat in de zin van artikel 12 van de Wet Vpb 1969. Dit geldt in ieder geval voor eiseres. Bij een sociaal belang gaat het met name om verenigingen die het moeten hebben van de inzet van vrijwilligers om hun doelstelling te kunnen uitvoeren. De regeling van de herbestedingsreserve is volgens verweerder niet bedoeld voor woningcorporaties. Met Sociale verhuur, waar eiseres zich (nagenoeg) geheel mee bezig houdt is niet rechtstreeks het algemeen belang gediend. Sociale verhuur dient in overheersende mate de privé belangen van de huurders. De belaste activiteiten liggen niet in lijn van het belang dat bij eiseres op de voorgrond staat. Dit wordt bevestigd door de afschaffing van de vrijstelling van vennootschapsbelasting voor de woningbouwcorporaties.
Verweerder heeft ter zitting gesteld dat bij de totstandkoming van [F] de herbestedingsreserve niet aan de orde is geweest. Als het standpunt van eiseres juist zou zijn, was dat ongetwijfeld wel gebeurd.
3.3.2. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.4. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
4.1.1. Artikel 12 van de Wet Vpb 1969 (voorheen artikel 15ba) luidde voor het onderhavige jaar (voor zover hier van belang):
"1. Lichamen zonder aandeelhouders of deelgerechtigden waarbij een algemeen maatschappelijk of sociaal belang op de voorgrond staat, kunnen een herbestedingsreserve vormen tot vermindering van de in aanmerking te nemen kosten bedoeld in het tweede lid, indien en zolang het voornemen bestaat tot het maken van die kosten.
2. De kosten waarvoor een herbestedingsreserve kan worden gevormd zijn de in het jaar of in de volgende drie jaren te verrichten:
a. uitgaven ter zake van de aanschaf, voortbrenging of verbetering van bedrijfsmiddelen, of
b. uitgaven ter zake van projecten voorzover het lichaam daardoor naar verwachting een verlies zal lijden.
3. Het eerste lid is slechts van toepassing voor zover ondernemingsactiviteiten worden verricht die in de lijn liggen van het belang dat bij het lichaam op de voorgrond staat of bestaan uit het inzamelen om niet en vervolgens verkopen van gebruikte goederen met het oog op dat belang. Daarbij wordt onder gebruikte goederen verstaan: alle roerende lichamelijke zaken die, in de staat waarin zij verkeren of na herstelling daarvan, opnieuw kunnen worden gebruikt of verbruikt, met uitzondering van vervoermiddelen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen, antiquiteiten, edele metalen en edelstenen."
4.1.2. In de parlementaire geschiedenis bij artikel 15ba is onder meer het volgende overwogen:
"Lichamen die een algemeen maatschappelijk belang behartigen (kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instellingen) of een sociaal belang behartigen (zoals sportverenigingen) kunnen op grond van deze bepaling een herbestedingsreserve vormen. (...)
Een herbestedingsreserve kan in de eerste plaats slechts worden gevormd voorzover sprake is van ondernemingsactiviteiten die passen bij de hoofddoelstelling van het lichaam. Bij een stichting met als doel en feitelijke werkzaamheid de exploitatie van een museum, zal dit het geval zijn. Bij een klooster met een brouwerij, liggen de ondernemingsactiviteiten niet in lijn van het belang dat bij het lichaam op de voorgrond staat.
MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27 431, nr. 3, p. 52"
"In het rapport van de commissie cultuur en belastingen 'Hoog aanslaan, laag belasten' wordt geconstateerd dat musea en andere culturele instellingen in bepaalde gevallen belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting. Dat is het geval indien de winst de vrijstelling voor algemeen belang instellingen overtreft. Ook bij andere - niet culturele - instellingen die bijdragen aan een algemeen maatschappelijk of sociaal belang kan het voorkomen dat vennootschapsbelasting moet worden betaald. In de praktijk wordt dit als een belemmering gezien die niet goed recht doet aan het maatschappelijke of sociale belang dat door deze instellingen wordt nagestreefd. In het rapport van de commissie cultuur en belastingen "Hoog aanslaan, laag belasten" wordt geconstateerd dat musea en andere culturele instellingen in bepaalde gevallen belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting. Dat is het geval indien de winst de vrijstelling voor algemeen belang instellingen overtreft. Ook bij andere - niet culturele - instellingen die bijdragen aan een algemeen maatschappelijk of sociaal belang kan het voorkomen dat vennootschapsbelasting moet worden betaald. In de praktijk wordt dit als een belemmering gezien die niet goed recht doet aan het maatschappelijke of sociale belang dat door deze instellingen wordt nagestreefd. Om hieraan tegemoet te komen, wordt voorgesteld dergelijke instellingen de mogelijkheid te bieden (een deel van) hun winst gedurende drie jaar belastingvrij te reserveren. Deze reserve kan worden gevormd als het voornemen bestaat om met de winst latere investeringen te financieren of om een verwachte piek in de kosten op te vangen. Een museum zou op deze manier bijvoorbeeld de winst van een aantal jaren belastingvrij kunnen reserveren om daarmee de aanbouw van een nieuwe tentoonstellingsruimte of een tentoonstelling te financieren. Reservering is alleen mogelijk voorzover de winst wordt behaald met ondernemingsactiviteiten die binnen de maatschappelijke of sociale doelstelling van het lichaam passen (...). Ter voorkoming van ernstige concurrentieverstoring kan de reikwijdte van de regeling zo nodig bij ministeriële regeling worden ingeperkt. Door de introductie van een herbestedingsreserve wordt de vraag of een sociale of algemeen belang instelling al dan niet belastingplichtig is, minder cruciaal voor de financiële mogelijkheden van zo'n instelling.'
MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27 431, nr. 3, p. 28."
4.2. Ter zitting heeft eiseres nog de volgende toelichting gegeven op de in 2.3 vermelde activiteiten, waarvan de opbrengst is toegevoegd aan de herbestedingsreserve. In 2006 hield eiseres zich bezig met een aantal gemengde projecten, waarbij zowel huur- als koopwoningen werden gebouwd. Bij drie projecten was ook sprake van een zorgcomponent. Als voorbeeld heeft eiseres genoemd de herbouw van zogenoemde "Zweedse type woningen" ter nagedachtenis aan de watersnoodramp in 1953. Eiseres heeft een aantal van die woningen verkocht en verhuurd. Er was ook gedeeltelijk sprake van sociale verhuur. De projecten met een zorgcomponent betreffen woongelegenheden in bijvoorbeeld een zorgcentrum. Ook heeft eiseres een groepspraktijk aan een arts/ondernemer verhuurd. De verhuur van parkeergelegenheden betrof de aparte verhuur van garageboxen. Er was geen verband tussen de verhuur van bepaalde woningen en de verhuur van de garageboxen; de beide verhuuractiviteiten stonden los van elkaar. De omzet van de verhuur van garageboxen is verwaarloosbaar, hooguit een enkel procentpunt van de omzet van de belaste activiteiten.
4.3. Ook indien veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat bij eiseres een algemeen maatschappelijk belang en/of een sociaal belang op de voorgrond staat in de zin van artikel 12, eerste lid, van de Wet Vpb 1969, dan nog kan eiseres naar het oordeel van de rechtbank geen herbestedingsreserve vormen. Bij dit oordeel neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. De in 2.3 vermelde activiteiten liggen niet in lijn van dat belang. Al hetgeen eiseres heeft aangevoerd is onvoldoende om anders te oordelen. Zij behoren tot de in bijlage 4 van de [F] als belast aangemerkte activiteiten en hebben als gezamenlijk kenmerk dat eiseres daarmee (als projectontwikkelaar is opgetreden en) in concurrentie is getreden met andere, niet in het algemeen belang handelende, ondernemingen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat een redelijke uitleg van [F] zich ertegen verzet dat de in deze vaststellingsovereenkomst als belast aangemerkte winsten door middel van toepassing van de herbestedingsreserve alsnog - zij het tijdelijk - buiten de belastingheffing blijven. Gelet op het vorenoverwogene zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. van Kempen, mr. G.J. van Leijenhorst en mr. J.P.F. Slijpen, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.R.M. Dekker.
Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2011
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.