ECLI:NL:RBSGR:2011:BU5525

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-645164-10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Poustochkine
  • M. Milders
  • J. van Seventer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige doorzoeking en vrijspraak wegens gebrek aan redelijk vermoeden van schuld

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 23 november 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.J. Hoogendam. De officier van justitie, mr. D. Wesseldijk, had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De zaak draaide om de vraag of de politie rechtmatig het bedrijfspand van de verdachte had betreden en doorzocht, op zoek naar een hennepkwekerij, op basis van een MMA-melding die meer dan vier maanden oud was.

De rechtbank oordeelde dat de politie zonder een redelijk vermoeden van schuld niet bevoegd was om het pand te doorzoeken, zelfs niet met toestemming van de verdachte. De rechtbank stelde vast dat de MMA-melding niet voldoende steun bood voor het vermoeden van schuld, aangezien er geen relevante bevindingen waren gedaan tijdens het nader onderzoek. De rechtbank concludeerde dat het verzoek om toestemming om het pand te betreden onbevoegd was en dat de doorzoeking derhalve onrechtmatig was. Dit leidde tot de conclusie dat de resultaten van deze onrechtmatige doorzoeking niet als bewijs konden worden gebruikt.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om tot een veroordeling te komen. De uitspraak benadrukt het belang van het rechtstatelijk beginsel en de noodzaak voor de politie om zich aan de wettelijke voorschriften te houden bij het uitvoeren van doorzoekingen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/645164-10
Datum uitspraak: 23 november 2011
(promis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum ] 1965 te [geboorteplaats],
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 6 januari 2011, 8 april 2011 en
9 november 2011.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.J. Hoogendam, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. D. Wesseldijk heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 uur subsidiair 75 dagen hechtenis en tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding.
Vrijspraak.
De raadsman heeft - kort gezegd - aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat het binnentreden onrechtmatig is geweest en het daardoor verkregen bewijs dus moet worden uitgesloten. Hij stelt daartoe dat er geen redelijk vermoeden van schuld was, nu de (gedateerde) MMA-melding geen steun vond in de resultaten van het nader verrichte onderzoek.
De rechtbank onderschrijft het betoog van de raadsman. Zij overweegt.daartoe als volgt. Uit het dossier blijkt dat de politie op 23 juli 2009 een MMA-melding kreeg waaruit naar voren kwam dat er een hennepkwekerij aanwezig zou zijn op de Ondernemingsweg 15 te Alphen aan den Rijn. Niet eerder dan op 4 december 2009 wordt naar aanleiding van die MMA- melding nader onderzoek gedaan. Bij een warmtemeting van het pand worden vervolgens geen opvallende warmtebronnen waargenomen. Ook wordt er geen henneplucht geroken. Uitsluitend een ruim vier maanden oude MMA-melding is onvoldoende voor de conclusie op 9 december 2009, dat sprake is van een redelijk vermoeden van schuld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de politie, zonder redelijk vermoeden van schuld, niet de bevoegdheid, voorzien in artikel 96 van het Wetboek van strafvordering, om ter inbeslagneming een plaats te betreden en te doorzoeken of zoals in het proces-verbaal is gerelateerd: "op zoek te gaan naar een hennepkwekerij". Dit wordt niet anders als de politie met toestemming van verdachte de bedrijfsruimte betreedt. Bij gebrek aan een redelijk vermoeden van schuld, hadden naar het oordeel van de rechtbanken de verbalisanten de verdachte niet om die toestemming mogen vragen. Dit verzoek om toesteming het bedrijfspand binnen te mogen treden en te doorzoeken is onbevoegd gedaan en maakt de doorzoeking ter inbeslagname onrechtmatig.
Daarmee is een belangrijk strafvorderlijk voorschrift in aanzienlijke mate geschonden. Een voorschrift dat voortvloeit uit het rechtstatelijk beginsel dat willekeurig politieoptreden moet worden voorkomen. Nu dit verzuim kan niet worden hersteld, komt de rechtbank tot het oordeel dat de resultaten die door dit onherstelbare verzuim zijn verkregen niet mogen bijdragen aan het bewijs. Met uitsluitend de eigen verklaring van verdachte kan niet wettig en overtuigend bewezen worden hetgeen verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van hetgeen hem onder 1 en 2 ten laste is gelegd.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder
1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Poustochkine, voorzitter,
mrs Milders en Van Seventer, rechters,
in tegenwoordigheid van Van Bezooijen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 november 2011.