ECLI:NL:RBSGR:2011:BU5751

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
396881 - FA RK 11-4729
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. Alt- van Endt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van kinderalimentatie met toepassing van Nederlands en Engels recht

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 22 november 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie. De vrouw, woonachtig in Engeland, had een verzoek ingediend via het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) om een onderhoudsbijdrage voor hun minderjarige kind. De man, die in Nederland woont, voerde verweer tegen het verzoek van het LBIO, waarbij hij vroeg om de alimentatie te matigen en de ingangsdatum te verschuiven naar 1 januari 2011. De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, maar dat het Engelse recht van toepassing is op de vaststelling van de kinderalimentatie, aangezien de minderjarige in het Verenigd Koninkrijk woont.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het LBIO in oktober 2008 een verzoek om bemiddeling heeft ontvangen, maar dat de zaak in 2010 werd heropend zonder dat er een minnelijke regeling werd bereikt. De vrouw had aanvankelijk een verzoek ingediend voor £ 1.000,- per maand, maar dit werd ter zitting gematigd tot € 750,- per maand. De rechtbank oordeelde dat de man onderhoudsplichtig is en dat de kinderalimentatie per 1 juli 2010 moet ingaan, met een vastgestelde bijdrage van € 550,- per maand. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de alimentatie jaarlijks geïndexeerd moet worden volgens de Nederlandse wetgeving, te beginnen per 1 januari 2012.

De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien de familierechtelijke aard van de procedure. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft het verzoek om de man te veroordelen in de kosten van tenuitvoerlegging afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een goede onderbouwing van alimentatieverzoeken en de toepassing van zowel Nederlands als Engels recht in internationale alimentatiezaken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 11-4729
Zaaknummer: 396881
Datum beschikking: 22 november 2011
Alimentatie
Beschikking op het op 16 juni 2011 ingekomen verzoek van:
het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: het LBIO,
optredende - mede namens [de vrouw] als wettelijk vertegenwoordigster van de na te noemen minderjarige (hierna te noemen: de vrouw) - in zijn hoedanigheid van ontvangende instelling in het kader van het Verdrag van New York inzake het verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud, van 20 juni 1956, welk verdrag door het Verenigd Koninkrijk en Nederland is ondertekend.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man],
de man,
wonende te 's-Gravenhage,
advocaat: mr. S.L.A. Verburgt te 's-Gravenhage.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- het faxbericht d.d. 23 september 2011 van de zijde van de man.
Op 27 september 2011 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de heer A.J. Jurriens namens het LBIO en de man met zijn advocaat. Voorts was aanwezig de echtgenote van de man. Van de zijde van het LBIO zijn pleitnotities en een procesvolmacht overgelegd.
Na de terechtzitting zijn de volgende stukken ontvangen:
- de brief d.d. 11 oktober 2011, met bijlagen, van de zijde van de man;
- de brief d.d. 25 oktober 2011 van de zijde van het LBIO.
Verzoek en verweer
Het verzoek luidt thans met ingang van 1 juni 2008 de kinderalimentatie op € 750,- per maand te bepalen en de man te veroordelen in de eventuele kosten van tenuitvoerlegging.
De man voert verweer dat hierna - voor zover nodig - zal worden besproken. Hij heeft verzocht het verzoek van het LBIO af te wijzen voor zover dit het bedrag van € 550,- per maand overtreft en die verplichting eerst in te laten gaan per 1 januari 2011, met veroordeling van LBIO/moeder in de kosten van de procedure.
Feiten
- De vrouw en de man hebben een (zeer kortstondige) affectieve relatie met elkaar gehad.
- Uit de vrouw is het volgende thans nog minderjarige kind geboren:
- [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] in het Verenigd Koninkrijk; de man is de biologische vader van de minderjarige.
- De minderjarige verblijft thans bij de vrouw.
- De man is in 2008 getrouwd en op 25 december 2010 is uit dit huwelijk een kind geboren.
- De man voldoet sinds 1 januari 2011 een kinderbijdrage van € 550,- per maand aan de vrouw.
Beoordeling
Kinderalimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de man in Nederland woont, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie. Nu de minderjarige haar gewone verblijfplaats in het Verenigd Koninkrijk heeft, zal de rechtbank het Engelse recht toepassen op het verzoek.
Ingangsdatum
Vast staat dat het LBIO in oktober 2008 een verzoek namens de vrouw heeft ontvangen om te bemiddelen bij het tot stand brengen van een onderhoudsbijdrage ten behoeve van de minderjarige. De vrouw vroeg £ 1.000,- per maand. Aangezien zij onvoldoende aanvullende informatie verstrekte, heeft het LBIO de zaak gesloten. Medio 2010 heeft het LBIO de zaak heropend en hebben partijen getracht om alsnog tot een minnelijke regeling te komen. Zij zijn hierin niet geslaagd. De vrouw heeft haar oorspronkelijke verzoek van £ 1.000,- per maand aanvankelijk gehandhaafd; dit verzoek is op 16 juni 2011 ter griffie van deze rechtbank ingekomen. Ter zitting is dit verzoek gematigd tot een bedrag van € 750,- per maand.
Het komt voor rekening en risico van de vrouw dat het LBIO de zaak eerder heeft gesloten. Zeker een hoog bedrag aan kinderalimentatie, zoals door de vrouw verzocht, dient immers deugdelijk te worden onderbouwd. Nu de man onderhoudsplichtig is voor de minderjarige en hij tenminste met ingang van de heropening van de zaak door het LBIO rekening heeft kunnen en moeten houden met de verplichting een kinderbijdrage te betalen, is het redelijk de vast te stellen kinderalimentatie per 1 juli 2010 in te laten gaan.
Behoefte
Kinderalimentatie wordt in het Verenigd Koninkrijk in beginsel vastgesteld door de Child Maintenance and Enforcement Agency (C-MEC) en de berekening ervan geschiedt aan de hand van een vastgestelde tabel, waarbij de behoefte van een kind wordt bepaald door het actuele netto inkomen van de onderhoudsplichtige. Het inkomen van de vrouw en van de nieuwe partner van de man zijn in beginsel niet van belang. Naar Engels recht heeft de rechter de discretionaire bevoegdheid om de berekende behoefte op grond van ter zake relevante omstandigheden naar boven of beneden bij te stellen.
Niet in geschil is dat het huidige inkomen van de man uit dienstbetrekking bij [werkgever man] € 56.000,- netto per jaar bedraagt.
Partijen twisten over de vraag of de man aan het einde van dit jaar een bonus van [werkgever man] ontvangt, waarmee bij de berekening van het actuele inkomen van de man rekening dient te worden gehouden. Nu niet is komen vast te staan dat de man dit jaar een bonus ontvangt, zal daarmee geen rekening worden gehouden.
In geschil is voorts de vraag of de man inkomsten kan genereren uit zijn onderneming [onderneming man]. De man werkt momenteel fulltime voor [werkgever man]. Hij verricht geen werkzaamheden meer voor zijn onderneming en hij heeft geen personeel in dienst. Sinds januari 2011 wordt er geen omzet meer in de onderneming gemaakt. Derhalve kan van de man niet gevergd worden extra inkomsten uit (werkzaamheden voor) zijn onderneming te genereren.
De rechtbank zal daarom uitgaan van een huidig inkomen van € 56.000,- netto per jaar.
Tussen partijen is niet in geschil dat op grond van het Engelse recht op het inkomen van de man een reductie van 15% dient te worden toegepast vanwege de kosten die de man maakt voor het minderjarige kind dat uit zijn huwelijk is geboren.
Volgens de te hanteren tabel, bedraagt de behoefte van de minderjarige die uit de relatie tussen de man en de vrouw is geboren 15% van voormeld inkomen, zijnde € 7.140,- netto per jaar, oftewel € 595,- netto per maand.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er aanleiding bestaat de behoefte naar beneden of naar boven bij te stellen.
Omstandigheden aan de zijde van de vrouw
De vrouw, die vóór de geboorte van de minderjarige een zeer goed inkomen had, heeft nagelaten haar actuele financiële situatie inzichtelijk te maken, zodat haar huidige inkomsten en uitgaven niet zijn komen vast te staan. Niet gebleken is dat momenteel niet van haar gevergd kan worden haar verdiencapaciteit te benutten door inkomsten (uit arbeid) te genereren. De minderjarige heeft inmiddels de schoolgaande leeftijd bereikt. Er kan redelijkerwijs van worden uitgegaan dat zij in elk geval tijdens schooluren betaalde werk-zaamheden kan verrichten. Zo zou zij tenminste gedeeltelijk in de kosten van de minderjarige kunnen voorzien. Dit levert een omstandigheid op die tot bijstelling van de behoefte van de minderjarige naar beneden aanleiding geeft.
Omstandigheden aan de zijde van de man
Nu er sinds 2011 geen omzet in de onderneming van de man meer wordt gemaakt, de administratiekosten zijn doorgelopen en de vordering van de onderneming op de man verder is toegenomen, ziet de rechtbank geen aanleiding de onderneming van de man als behoefteverhogende factor bij de vaststelling van de behoefte van de minderjarige mee te nemen.
Gezien voormelde omstandigheden aan de zijde van de vrouw en de man, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank het redelijk om de behoefte naar beneden bij te stellen tot een bedrag van € 550,- per maand. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank derhalve bepalen dat de man met ingang van 1 juli 2010 een bedrag van € 550,- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dient te voldoen.
Indexering
Naar Engels recht is indexering slechts mogelijk indien partijen daarover overeenstemming hebben. Nu de vader niet instemt met het door het LBIO voorgestelde jaarlijkse indexeringspercentage van 10% zal dit niet worden vastgelegd. Nu hij wel heeft aangeboden de kinderalimentatie te indexeren volgens de Nederlandse wetgeving en het LBIO daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, zal op grond van deze overeenstemming worden bepaald dat de kinderalimentatie ingevolge de Nederlandse wetgeving dient te worden geïndexeerd, voor het eerst per 1 januari 2012.
Verzoek veroordelen in kosten tenuitvoerlegging
Het verzoek de man te veroordelen in de eventuele kosten van tenuitvoerlegging van de kinderalimentatie, zal de rechtbank, nu de (Nederlandse) wet hierin, mocht deze situatie zich voordoen, voorziet, wegens het ontbreken van belang afwijzen.
Proceskostenveroordeling
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna vermeld.
Beslissing
De rechtbank:
bepaalt de door de man met ingang van 1 juli 2010 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] in het Verenigd Koninkrijk, op € 550,- per maand;
bepaalt dat deze bijdrage volgens de Nederlandse wetgeving dient te worden geïndexeerd, voor het eerst per 1 januari 2012;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Alt- van Endt in tegenwoordigheid van mr. L.F.A. Bos als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2011.