Parketnummer 09/925453-11
Datum uitspraak: 30 november 2011
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats],
adres: [adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 november 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Bos en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A.B. Baumgarten, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 april 2011 te [woonplaats], ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een flatgebouw/portiek (met
meerdere woningen) (aan de [X-laan]),
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de woningen en goederen in/bij die
woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezige
personen in die woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander te duchten was,
met dat opzet gasleidingen heeft vernield/beschadigd, in elk geval gas heeft
laten stromen uit gasleidingen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 29 april 2011 te [woonplaats], opzettelijk een (of meer) werk(en) dienend tot
gasleiding heeft vernield, onbruikbaar gemaakt of beschadigd in een flatgebouw
met meerdere woningen aan de [X-laan], immers heeft hij
met dat opzet al dan niet met een hamer (althans een scherp, puntig en/of hard
voorwerp), een (of meer) gat(en) gemaakt in een (of meer) gasleiding(en) (in
een gezamenlijke meterkast in genoemd flatgebouw),
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de woningen en/of
goederen in/bij die woningen en/of
levensgevaar voor anderen, te weten de in die woningen aanwezige personen, te
duchten was
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 14 juni 2011 te [woonplaats], ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een flatgebouw/portiek (met
meerdere woningen) (aan de [X-laan]),
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de woningen en goederen in/bij die
woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezige
personen in die woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander te duchten was,
met dat opzet gasleidingen heeft vernield/beschadigd, in elk geval gas heeft
laten stromen uit gasleidingen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 14 juni 2011 te [woonplaats], opzettelijk een (of meer) werk(en) dienend tot
gasleiding heeft vernield, onbruikbaar gemaakt of beschadigd in een flatgebouw
met meerdere woningen aan de [X-laan], immers heeft hij
met dat opzet al dan niet met een hamer (althans een scherp, puntig en/of hard
voorwerp), een (of meer) gat(en) gemaakt in een (of meer) gasleiding(en) (in
een gezamenlijke meterkast in genoemd flatgebouw),
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de woningen en/of
goederen in/bij die woningen en/of
levensgevaar voor anderen, te weten de in die woningen aanwezige personen, te
duchten was
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2010 tot en met 23 december 2010
te [woonplaats], ter uitvoering van het door
hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in
een woning gelegen aan de [X-laan] [XXX]
terwijl daarvan gemeen gevaar voor het flatgebouw/portiek en/of de woningen en
goederen in/bij die woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezige
personen in die woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander te duchten was,
met dat opzet de hoofdkraan van het gas heeft opengedraaid en/of (vervolgens)
een of meerdere knop(pen) van een gasfornuis heeft opengedraaid, in elk geval
gas heeft laten stromen uit gasleidingen, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 1010 tot en met 23 december 2010
te [woonplaats], met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [X-laan] [XXX] heeft weggenomen
- een of meerdere kentekenbewij(s)(zen) en/of
- een of meerdere camera('s) en/of
- een of meerdere computer(s) en/of
- een of meerdere monitor(s) en/of
- software en/of
- een homecinemaset en/of
- een televisie en/of
- een navigatiesysteem en/of
- een printer en/of
- een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of
- een videospeler en/of
- een ketting en/of
- een of meerdere krat(ten) en/of box(en) met daarin diverse bijouterieën
en/of sieraden en/of verpakkingsmateriaal en/of stickers en/of
tattoovelletjes en/of etiketten en/of
- een stofzuiger en/of
- een of meerdere sleutel(s) en/of
- een of meerdere jas(sen) en/of
- een tas en/of
- een agenda en/of
- een harddisk
, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door een
raam (van de voordeur) in te slaan, althans te verbreken en/of het slot van
een (zij)raam te forceren, althans te verbreken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 oktober
2010 tot en met 15 juni 2011 te [woonplaats],,
in elk geval in Nederland, een of meerdere krat(ten) en/of box(en) met diverse
bijouterieën en/of sieraden en/of verpakkingsmateriaal en/of stickers en/of
tattoovelletjes en/of etiketten en/of een computer en/of een externe harddisk
en/of een stofzuiger heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die krat(ten) en/of box(en) en/of bijouterieën en/of sieraden
en/of verpakkingsmateriaal en/of stickers en/of tattoovelletjes en/of
etiketten en/of computer en/of externe harddisk en/of stofzuiger wist, althans
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
art 417 bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht.
3.1 Inleiding
Deze zaak draait in het bijzonder om de vernieling van gasleidingen in het flatgebouw waar verdachte woonachtig is aan de [X-laan] op 29 april 2011 en op 14 juni 2011. Op beide dagen is in de keldergang de deur van een meterkast opengebroken en zijn gaten in de gasleidingen geprikt of geslagen waardoor het gas vrijelijk kon ontsnappen.
De centrale vraag die de rechtbank ten aanzien van deze gaslekken moet beantwoorden is of verdachte de gasleidingen heeft vernield en hoe het veroorzaken van een dergelijk gaslek moet worden gekwalificeerd (feiten 1 en 2).
Voorts is op of omstreeks 23 december 2011 de hoofdkraan van het gas alsmede een of meer knoppen van een gasfornuis in een woning in voornoemd flatgebouw opengedraaid, waardoor het gas vrijelijk kon ontsnappen. In deze woning is in dezelfde periode ingebroken door het inslaan van een raam van de voordeur en het forceren van een slot van een zijraam en zijn diverse goederen weggenomen, waaronder sieraden.
De centrale vraag die de rechtbank ten aanzien van deze woninginbraak en het opendraaien van het gas moet beantwoorden is of verdachte heeft ingebroken en het gas heeft opengedraaid alsmede de vraag hoe het opendraaien van het gas moet worden gekwalificeerd (feiten 3 en 4).
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor hetgeen hem onder 1, 2 en 4 ten laste is gelegd. De officier van justitie heeft hiertoe het volgende betoogd. De officier van justitie heeft allereerst gewezen op de aangiftes van Stedin en de informatie van de brandweer waaruit volgt dat op 29 april 2011 en op 14 juni 2011 sprake is geweest van een gevaarlijke situatie. Indien de gaslekken niet zo snel waren ontdekt en er niet handelend was opgetreden dan had er een ontploffing kunnen ontstaan.
De melder van het gaslek op 14 juni 2011 [Y] (hierna: [Y]) heeft gezien dat de kelderbox van nummer [YYY], de woning van verdachte, openstond en het licht brandde. Hij is vervolgens naar boven gerend om tape te halen en 1-1-2 te bellen, en zag bij terugkeer in de keldergang dat de kelderbox van verdachte dicht was. De deur van de kelderbox wordt afgesloten met twee sloten. De officier van justitie neemt gelet hierop aan dat het verdachte was die aanwezig was in die kelderbox.
Verder is in de woning van verdachte een steigerhamer aangetroffen en heeft vergelijkend werktuigsporenonderzoek uitgewezen dat de sporen op de deur en het kozijn van de meterkast afkomstig kunnen zijn van een steigerhamer. De steigerhamer van verdachte is een heel specifiek werktuig dat precies past in de aangetroffen specifieke sporen.
De schade die op 29 april 2011 is veroorzaakt past eveneens bij een hamer. Daarbij komt dat verdachte over 29 april 2011 kennelijk leugenachtige verklaringen heeft afgelegd. Zo heeft hij eerst tegen de politie verklaard die avond rond 21.00 uur te zijn aangehouden door de politie, terwijl deze aanhouding rond 23.30 uur heeft plaatsgevonden. Vervolgens heeft verdachte verklaard rond 20.00 uur in Den Haag te zijn geweest, hetgeen wordt weersproken door de historische gegevens van zijn telefoon waaruit blijkt dat verdachte om 20.49 uur nog in [woonplaats] aanwezig moet zijn geweest. Dit alles -aldus de officier van justitie - om te verhullen dat hij kort voor het tijdstip van de melding van het gaslek om 20.58 uur door de melder [Z] (hierna: [Z]) aanwezig is geweest in de keldergang van zijn flatgebouw en de gasleidingen heeft vernield. Daarbij komt dat [Z] een man heeft zien weglopen met een geblokte of geruite jas, en verdachte volgens getuigen die avond een grijs geruit jasje droeg.
Verder kunnen de feiten gelet op de samenhang niet los van elkaar worden gezien en is het aantreffen van een bewaard krantenartikel aangaande een gaslek in 2010 in de woning van verdachte van belang.
Voorts acht de officier van justitie bewezen dat verdachte heeft ingebroken in de woning van zijn buurman. In de woning van verdachte zijn meerdere weggenomen goederen aangetroffen, terwijl verdachte geen redelijke verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van deze goederen. Daarbij hebben getuigen [getuige 1] (hierna: [getuige 1]) en [getuige 2] (hierna: [getuige 2]) verklaard dat verdachte hen tussen Kerst en Oud en Nieuw heeft benaderd en hen in zijn woning sieraden heeft laten gezien, waarvan nadien is gebleken dat deze van de woninginbraak afkomstig zijn.
De officier van justitie heeft tot vrijspraak van de onder feit 3 ten laste gelegde poging teweeg brengen van een ontploffing, nu geen aanmerkelijke kans op ontploffing kan worden vastgesteld.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - zoals verwoord in zijn pleitnota1 - vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten gevorderd. Daartoe heeft de raadsman van verdachte het volgende aangevoerd. Verdachte heeft ontkend de gasleidingen te hebben vernield. Het sporenonderzoek naar de vernielingen in de gasleidingen heeft geen overeenkomsten tussen de steigerhamer van verdachte en de aangetroffen sporen opgeleverd. Er zijn immers geen karakteristieke overeenkomsten vastgesteld. Daarbij is door het NFI vastgesteld dat de verfsporen op de hamer van verdachte niet afkomstig zijn van de deur van de meterkast. Verdachte heeft ten aanzien van zijn doen en laten op 29 april 2011 geen leugenachtige verklaring afgelegd. Hij had die avond in de stad afgesproken met vrienden en is die avond ook daadwerkelijk naar Den Haag gegaan waar hij door de politie is aangehouden. Hij heeft zich alleen vergist in de exacte tijdstippen. Daarbij heeft de melder [Z] wisselend verklaard over de tijdstippen die avond en heeft hij tegenstrijdig verklaard over het signalement van de man die hij heeft zien weglopen.
[Y], de melder van het gaslek op 14 juni 2011, heeft verdachte niet gezien bij de kelderbox. Niet uitgesloten kan worden dat [Y] zich mogelijk heeft vergist in het nummer van de openstaande kelderbox, aldus de raadsman van verdachte.
Verder zijn in de woning van de buurman van verdachte geen sporen aangetroffen. Verdachte heeft ontkend in de woning van zijn buurman te zijn geweest. Hij heeft een verklaring gegeven voor de aanwezigheid van de goederen van de buurman in zijn woning. Hooguit zou sprake kunnen zijn van de subsidiair ten laste gelegde heling, aldus de raadsman van verdachte.
3.4 Het oordeel van de rechtbank 2
Ten aanzien van feit 1, 29 april 2011
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting ten aanzien van de vernieling van de gasleidingen op 29 april 2011, vast dat de volgende feiten en omstandigheden niet ter discussie staan.
Op 29 april 2011 omstreeks 20.58 uur kreeg de politie de melding dat er gasleidingen waren doorboord in de keldergang van het flatgebouw aan de [X-laan] te [woonplaats]. De melder [Z] heeft op 29 april 2011 verklaard dat hij gebonk heeft gehoord in de keldergang en opeens de deur van het portiek of de deur van de keldergang hoorde dichtgaan en een licht getinte man met donker haar van ongeveer 30 jaar oud met een lengte van circa 1.85m, die een geruit of geblokt overhemd droeg, met een raar loopje, zag weglopen. Op 27 augustus 2011 heeft hij verklaard dat de persoon wegging op het moment dat het gebonk 5-7 minuten voorbij was en hij 1 of 2 bloembakken water had gegeven. De persoon die hij weg zag lopen was een Nederlander met een kleurtje, stond op een been en met zijn arm ophoog om zijn evenwicht te bewaren. Het houthakkershemd dat hij droeg had rustige lichte en donkere kleuren.
Hij is daarop naar de keldergang gelopen en zag dat een deur van een meterkast, die normaal afgesloten is, openstond en bemerkte dat gas uit meerdere gasslangen vrijkwam. [Z] heeft alle aanwezige gaskranen dicht gedraaid en vervolgens de politie gealarmeerd. [Z] meent dat er een kwartier tijdverloop zat tussen het moment dat het gebonk ophield en zijn ontdekking van het gaslek. Ter plaatse is geconstateerd dat er in drie gasleidingen een gat was geslagen ter grootte van 2 centimeter in de lengte en 1 centimeter in de breedte, waardoor het gas vrijelijk kon ontsnappen.
In de woning van verdachte is in het flatgebouw aan de [X-laan] op 14 juni 2011 een steigerhamer aangetroffen en in beslag genomen. Op grond van sporenonderzoek naar aanleiding van het incident van 14 juni 2011, heeft een deskundige A werktuigsporen, verbonden aan het team forensische opsporing van de politie Hollands Midden, op 7 juli 2011, verklaard dat de steigerhamer in aanmerking komt als veroorzaker van de beschadigingen in een drietal anaconda's (lees: slangen of te wel de flexibele aansluitelementen voor gasmeters), genaamd A,B en C. Hierbij heeft de deskundige opgemerkt dat de aard van de beschadigingen in de anaconda, die op 29 april 2011 was geperforeerd, gelijksoortig is aan de beschadigingen die de anaconda's B en C tonen. Door het ontbreken van karakteristieke overeenkomsten kan echter volgens de opsteller van genoemd rapport niet worden vastgesteld dat de beschadigingen daadwerkelijk door de steigerhamer van verdachte zijn veroorzaakt.
Heeft verdachte de gasleidingen vernield?
Naast voornoemde feiten en omstandigheden bevat het dossier de volgende aanknopingspunten die zouden kunnen wijzen op betrokkenheid van verdachte bij de vernieling van de gasleidingen.
Hoewel vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de verklaring van verdachte en kan worden vastgesteld dat de verklaring van verdachte tegenover de politie dat hij die avond rond 20.00 uur naar de stad is gegaan en rond 21.00 tot 21.30 uur zou zijn aangehouden door de politie niet juist is, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte. Uit getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] en informatie van de politie volgt immers dat verdachte inderdaad naar Den Haag is gegaan en aldaar rond 23.25 uur is aangehouden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard zich te hebben vergist in de tijdstippen, en dacht rond 20.00 uur te hebben afgesproken in Den Haag. Verdachte beschikt over een geblokt jack en volgens getuige [getuige 4] droeg verdachte dat jack die avond.
Uit historische telefoongegevens volgt dat de telefoon van verdachte op 29 april 2011 om 20.49 uur een zendmast in [woonplaats] heeft aangestraald, waarvan het bereik binnen de plaats delict ligt. De rechtbank gaat er op basis van deze gegevens vanuit dat verdachte in ieder geval kort voor de melding van [Z] van de vernieling in de buurt van het flatgebouw aanwezig is geweest. Verdachte heeft dit ter terechtzitting van 16 november 2011 ook bevestigd.
Verdachte heeft ontkend dat hij de gasleidingen heeft vernield. De enkele aanwezigheid van verdachte in het flatgebouw laat zich naar het oordeel van de rechtbank eenvoudigweg verklaren nu zijn woning zich bevindt in het flatgebouw en is daarmee ontoereikend voor de conclusie dat verdachte betrokken is geweest bij de vernieling van de gasleidingen. Uit het aantreffen van een steigerhamer in de woning van verdachte op 14 juni 2011 kan deze betrokkenheid evenmin worden afgeleid, nu gelet op het ontbreken van karakteristieke overeenkomsten niet is vastgesteld dat de sporen zijn veroorzaakt door de hamer van verdachte. De rechtbank is verder van oordeel uit de verklaringen van [Z] over de man die hij heeft zien weglopen niet voldoende overtuigend kan worden afgeleid dat verdachte de man was die hij heeft zien weglopen en voorts is de rechtbank van oordeel dat indien verdachte lopend zou zijn waargenomen daaruit niet valt af te leiden dat hij de persoon is geweest de korte tijd daarvoor de gasleidingen heeft vernield.
Op grond van het voorgaande en op grond van het feit dat er geen enkel (technisch) direct bewijsmiddel voorhanden is, concludeert de rechtbank dat niet valt vast te stellen dat verdachte degene is geweest die de gasleidingen op 29 april 2011 heeft vernield. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2, 14 juni 2011
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting ten aanzien van de vernieling van de gasleidingen op 14 juni 2011 vast dat de volgende feiten en omstandigheden niet ter discussie staan.
Op 14 juni 2011 omstreeks 21.57 uur heeft de politie de melding gekregen van [Y] dat in het flatgebouw aan de [X-laan] [ZZZ] te [woonplaats] sprake was van een gaslek. [Y] bevond zich op de eerste etage en hoorde gebonk, vermoedelijk uit de kelderboxen. Toen hij in de kelderbox kwam zag hij dat de deur van de meterkast was geforceerd en twee gasleidingen kapot waren gemaakt; hij hoorde een sissend geluid. Hij heeft vervolgens in zijn woning tape gehaald en 1-1-2 gebeld. De gaten in de gasleidingen heeft [Y] met tape gedicht.
Ter plaatse is geconstateerd dat de deur van de meterkast van nummer [YY] was opengebroken en er in twee gasleidingen gaten waren geprikt of geslagen, waardoor het gas vrijelijk kon ontsnappen.
Op grond van vergelijkend werktuigsporenonderzoek naar aanleiding van dit incident heeft een deskundige A werktuigsporen van het Team Forensische Opsporing van de politie Haaglanden Hollands Midden in zijn rapport van 22 juni 2011, geconcludeerd dat de steigerhamer, die is aangetroffen bij verdachte, in aanmerking komt als sporenveroorzaker van de beschadigingen in de anaconda's. De in de woning van verdachte aangetroffen steigerhamer komt derhalve in aanmerking als veroorzaker van de beschadigingen in de anaconda's op 14 juni 2011. Door het ontbreken van karakteristieke overeenkomsten kan volgens bedoelde deskundige echter niet worden vastgesteld dat de beschadigingen daadwerkelijk door die steigerhamer zijn veroorzaakt.
Heeft verdachte de gasleidingen vernield?
Verdachte was de avond van 14 juni 2011 -naar eigen zeggen - in zijn woning aan de [X-laan] [YYY] aanwezig. Hij heeft verklaard na thuiskomst rond 19.00 uur zijn scooter in de kelderbox te hebben geplaatst en heeft ontkend later die avond in de kelderbox te zijn geweest. Getuige [Y] heeft verklaard dat hij op het moment dat hij het gaslek in de keldergang ontdekte heeft gezien dat de deur van kelderbox van nummer [YYY] openstond, dat het licht brandde en hij gerommel uit deze kelderbox hoorde komen. Bij terugkomst met het tape zag [Y] dat de kelderbox was afgesloten. [Y] heeft niet een persoon in de kelderbox gezien, en evenmin iemand in de keldergang. Het door de raadsman van verdachte geschetste alternatief dat [Y] zich mogelijk heeft vergist in het nummer van de kelderbox, acht de rechtbank niet onaannemelijk.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of het ten laste gelegde feit kan worden bewezen verklaard omdat - samengevat - een getuige heeft verklaard dat de kelderbox van verdachte zou hebben opengestaan, dat verdachte in ieder geval toen de politie arriveerde in zijn woning was en dat in zijn woning een steigerhamer is aangetroffen, die in aanmerking komt als veroorzaker van de beschadigingen.
Deze vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Met name het feit dat ook op 14 juni 2011 geen direct bewijs voorhanden is, en de enkele verklaring van [Y] dat de kelderbox van verdachte zou hebben opengestaan terwijl verdachte niet is gezien in de keldergang, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
Ten aanzien van feit 2 kan derhalve naar het oordeel van de rechtbank evenmin worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die de gasleidingen heeft vernield. De rechtbank zal verdachte daarom eveneens van dit onderdeel van het ten laste gelegde feit vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3, opendraaien gas
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting ten aanzien van het opendraaien van het gas in de woning van de buurman van verdachte vast dat de volgende feiten en omstandigheden niet ter discussie staan.
De brandweer, die op verzoek van de politie op 23 december 2011 ter plaatse is geweest, heeft gerapporteerd dat de politieagenten een gaslucht bij een open raam hadden waargenomen, maar dat de meting niets had uitgewezen. In de woning bleek in de keuken van het gasfornuis tenminste één gaspit open te staan, waardoor het gas vrijelijk kon ontsnappen. De brandweer heeft vervolgens geconstateerd dat er nog geen explosief mengsel was, hetgeen niet direct te maken had met de tijd die de gaspit openstond, maar meer met het feit dat de onderste ruit van de voordeur verbroken was, waardoor het gas gedeeltelijk kon wegstromen. De brandweer heeft niet gerapporteerd over de kans dat in de woning een ontploffing zou hebben plaatsgevonden.
Onder de hiervoor uiteengezette omstandigheden is de rechtbank - met de officier van justitie - van oordeel dat niet kan worden vastgesteld of sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op een brand dan wel een ontploffing, nu deze omstandigheden onvoldoende onderzocht zijn. De rechtbank komt daarmee niet toe aan de vraag of verdachte degene is geweest die het gas heeft opengedraaid en zal verdachte dan ook vrijspreken van het hem onder 3 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 4, woninginbraak
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier van het verhandelde ter terechtzitting ten aanzien van de woninginbraak vast dat de volgende feiten en omstandigheden niet ter discussie staan.
Op 23 december 2010 is door verdachte een melding gedaan dat bij de woning aan de [X-laan] [XXX] te [woonplaats] een raam eruit lag en hij het niet vertrouwde. Ter plaatse constateerden verbalisanten dat de onderste ruit van de voordeur was verbroken en dat aan de linkerzijde van de voordeur een raam open stond. In de woning zagen zij dat alle kamers doorzocht waren en door de gehele woning spullen lagen.3 De bewoner, [X] (hierna: [X]), heeft na zijn terugkomst uit het buitenland aangifte van woninginbraak gedaan. Hij heeft verklaard op 23 december 2010 een bericht van zijn buurvrouw [W] te hebben ontvangen inhoudende dat in zijn woning was ingebroken. Bij thuiskomst zag [X] dat de voordeur provisorisch was afgedekt en het hefboompje van het zijraam was verbroken. Uit de woning waren de volgende goederen weggenomen; meerdere kentekenbewijzen, meerdere camera's; meerdere computers; meerdere monitors; software; een homecinemaset; een televisie; een navigatiesysteem; een printer; meerdere mobiele telefoons; een videospeler; een ketting; meerdere kratten met daarin diverse bijouterieën, sieraden, verpakkingsmateriaal, stickers, tatoovelletjes en etiketten; een stofzuiger; meerdere sleutels; meerdere jassen; een tas; een agenda en een harddisk.4
Op 29 juni 2011 is in de woning van verdachte onder meer een harde schijf van het merk Trekstor aangetroffen en in beslag genomen.5 Uit onderzoek aan deze harde schijf is gebleken dat hierop naast meerdere afbeeldingen van onder andere bijouterieën ook een afbeelding van een identiteitskaart van [X] is aangetroffen. Bij onderzoek in het bedrijfsprocessensysteem van de politie bleek [X] aangifte te hebben gedaan van inbraak in zijn woning.6 Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op 1 september 2011 zijn vervolgens onder meer aangetroffen een vouwkrat gevuld met diverse bijouterieën in plastic c.q. cellofaan zakjes, meerdere met het opschrift "Sens Orient", stickervellen, tatoovellen, etiketten, een goudkleurig schaartje en een kunststof-box gevuld met verpakkingsmateriaal eveneens met het opschrift "Sens Orient". Ook is een computer van het merk Paradigt en een stofzuiger van het merk Philips aangetroffen.7 [X] heeft deze goederen herkend als zijnde zijn eigendom.8
Heeft verdachte ingebroken?
Verdachte heeft verklaard dat hij de bijouterieën en de plastic boxen van een jongen die hij van de voetbal zou kennen ergens in maart of april dit jaar heeft gekregen. Hij heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de inbraak in de woning van zijn buurman9. Met de officier van justitie acht de rechtbank de verklaring van verdachte ongeloofwaardig en wijst daartoe allereerst op de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2]10. Beide getuigen verklaren expliciet rond Kerst en Oud en Nieuw door verdachte te zijn gevraagd om bij hem te komen kijken omdat hij wat leuke spulletjes zou hebben. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zijn daarop nog dezelfde dag in de woning van verdachte gaan kijken en hebben meerdere sieraden verpakt in plastic zakjes gezien. Deze zakjes zaten in doorzichtige kratten, waarvan verdachte een groot aantal heeft laten zien.
De verklaring van verdachte dat hij de goederen eerst in maart of april zou hebben verkregen van een niet nader te noemen jongen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De omstandigheid dat niet alleen de kratten met onder andere bijouterieën, maar ook onder andere een computer en een harde schijf van [X] in de woning van verdachte zijn aangetroffen, alsmede het aantal kratten, doet verder afbreuk aan de geloofwaardigheid van de niet nader gespecificeerde verklaring van verdachte.
Gelet op het tijdsverloop tussen de inbraak, welke, gelet op de aangifte alsmede de verklaring van de buurvrouw [W] en de melding, op of omstreeks 23 december 2010 heeft plaatsgevonden, en het aanbieden van de sieraden rond Kerst en Oud en Nieuw 2010 door verdachte, en gelet op het ontbreken van een aannemelijke verklaring voor de aanwezigheid van de goederen in zijn woning, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de inbraak in de woning van zijn buurman.
3.5 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij in de periode van 22 december 2010 tot en met 23 december 2010 te [woonplaats], met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [X-laan] [XXX] heeft weggenomen
- kentekenbewijzen en
- camera's en
- computers en
- monitors en
- software en
- een homecinemaset en
- een televisie en
- een navigatiesysteem en
- een printer en
- mobiele telefoons en
- een videospeler en
- een ketting en
- kratten en boxen met daarin diverse bijouterieën en sieraden en
verpakkingsmateriaal en stickers en tattoovelletjes en etiketten en
- een stofzuiger en
- sleutels en
- jassen en
- een tas en
- een agenda en
- een harddisk,
toebehorende aan [X], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft gebracht door een raam (van de voordeur) in te slaan en/of het slot van een (zij)raam te forceren.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief, 2, eerste en tweede cumulatief/alternatief, en 4 primair ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact en een proeftijd van 3 jaren.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich in verband met de bepleite vrijspraak van de feiten niet uitgelaten over de strafmaat.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van goederen uit een woning. Hierbij is in de woning een ravage aangericht.
Naast de omstandigheid dat de gedupeerde door deze daad aanzienlijke financiële schade en hinder heeft ondervonden, geeft ook het feit dat verdachte de diefstal bij zijn buurman heeft gepleegd het geheel een extra negatieve lading.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 17 juni 2011 waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van onder meer vermogensdelicten met de strafrechter in aanraking is gekomen.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies d.d. 20 september 2011 betreffende verdachte, opgemaakt en ondertekend door [reclasseringswerker], reclasseringswerker en [leidinggevende], leidinggevende.
De rechtbank zal verdachte, gelet op al het vorenstaande, de navolgende straf opleggen.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering aangezien de vordering niet met bewijsstukken is onderbouwd.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Stedin Netbeheer B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.500,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding aangezien verdachte van de aan de vordering ten grondslag liggende feiten is vrijgesproken.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal waarbij de schuldige zich de plaats tot het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van DRIE MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Hink, voorzitter,
mrs. Van Paridon en Böcker, rechters,
in tegenwoordigheid van Van Nuss, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 september 2011.
Mr. Böcker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 De pleitnotitie van de raadsman van verdachte, welke aan de voorzitter is overgelegd en waarvan de inhoud aan het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 16 november 2011 zal worden gehecht.
2 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL1573 2011125136, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen.
3 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 7 september 2011, p. 340-342.
4 Proces-verbaal van aangifte [X], d.d. 4 maart 2011, p. 298-305.
5 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 juni 2011, p. 147-149.
6 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 augustus 2011, p. 290-292.
7 Proces-verbaal van bevindingen, d.d.1 september 2011, p. 306-309.
8 Proces-verbaal van verhoor aangever, d.d. 1 september 2011, p. 312-314.
9 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 16 november 2011.
10 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], d.d. 12 oktober 2011, p. 435-437 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], d.d. 22 oktober 2011, p. 440-442.