Parketnummer 09/758759-11
Datum uitspraak: 1 december 2011
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte (A)],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats]
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring "De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 17 november 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.S. Warnaar en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J. de Visser, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 augustus 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de Van der Vennestraat ter hoogte van nummer 173, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een plastic tas(je) met inhoud (zijnde een geldbedrag van ongeveer 32.850 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [X] en/of [BV], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [X], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het onverhoeds van achteren benaderen van die [X] en/of (vervolgens) met kracht duwen tegen de rug van die [X], waardoor die [X] voorover op de bestuurdersstoel van zijn auto kwam te liggen en/of (vervolgens) met kracht drukken/duwen van het hoofd van die [X] tegen de zitting van de stoel van die auto;
art 310 Wetboek van Strafrecht
De in de inleiding opgenomen feiten en omstandigheden kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 11 augustus 2011 zijn verdachte [B] en verdachte in de auto van verdachte, een roodkleurige BMW, voorzien van het kenteken [kenteken], naar Den Haag gereden2 en hebben de auto geparkeerd in een doodlopend straatje. Daar is verdachte [B] uit de auto gestapt. Verdachte heeft de auto omgekeerd en is in de auto op verdachte [B] blijven wachten.3
Aangever was op dat moment, omstreeks 11:30 uur, als medewerker van [BV]. bij een klant (belwinkel) in de Van der Vennestraat. Aangever was in het bezit van een plastic tas met contant geld dat aan [BV]. toebehoorde. Toen aangever nadat hij bij die klant was vertrokken naar zijn auto liep, heeft verdachte hem van achteren benaderd. Op het moment dat aangever het portier van zijn voertuig had geopend, werd hij door verdachte [B] de auto in geduwd en met zijn hoofd tegen de zitting van de bestuurdersstoel gedrukt. Verdachte [B] heeft vervolgens de plastic tas met het geld gepakt en is weggerend in de richting van het voertuig van verdachte waar hij in is gestapt.4 Verdachte is samen met verdachte [B] met hoge snelheid in de auto weggereden.5
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte als medepleger van het ten laste gelegde feit moet worden aangemerkt.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank bewezen zal verklaren dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte weliswaar verdachte [B] van en naar de plaats van het delict heeft vervoerd, maar dat hij niet als medepleger kan worden aangemerkt omdat hij niet wist dat verdachte [B] van plan was het feit te plegen noch dat verdachte [B] het feit had gepleegd toen zij weg reden.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging
Verdachte [B] is meerdere keren door de politie gehoord. Hierbij heeft hij over de rol van verdachte [C] en verdachte [verdachte] (onder meer) het volgende verklaard.
Hij heeft de tip aan het einde van de maand juli van verdachte [C] gekregen.6 Verdachte [C] heeft hem verteld dat rond 11.00 uur een man met geld langs zou komen en dat het bedrag wat hij bij zich had kon verschillen; het zou de ene keer twintig duizend euro zijn en de andere keer dertig duizend euro. Verdachte [B] is een aantal weken voor de overval gaan kijken of dat klopte. Hij is toen gebracht door verdachte [verdachte]. Verdachte [verdachte] wist dat verdachte [B] wilde kijken of het verhaal van verdachte [C] klopte.7 De avond voor de overval heeft verdachte [B] met verdachte [verdachte] besproken dat hij iemand zou beroven.8 Met zijn drieën hebben ze afgesproken dat ze het geld zouden verdelen.9
Na de overval hebben verdachte [B] en verdachte [verdachte] het geld verdeeld.10
De verklaring van verdachte [B] over de betrokkenheid van verdachte vindt steun in het telefoongesprek tussen hen beiden dat door de politie op 10 augustus om 20:02 uur heeft afgeluisterd en opgenomen. In dit telefoongesprek is onder meer het volgende gezegd:
[B]: Maar ik denk die ene tas, die vorige keer we zagen die was loaded man
[verdachte]: Ja maar kijk, als ik dit zo zie he..
[B]: Ja
(..)
[B]: Twintig (onverstaanbaar)
[verdachte]: Kom op man, het is twintig wat je hebt gepakt
[B]: Gozer, hun pakken miljoenen per week he, miljoenen
[verdachte]: Ja. Hun lachen ons uit man, hun lachen ons uit
[B]: He?
[verdachte]: Hun denken haha, had je maar vorige week moeten slaan. . Snap je wat ik bedoel? Dit is wijze les voor hun geweest. Kijk, hun denken van ok, het kost ons misschien twintig maar we weten nu ook, we moeten daarop scherp zijn, snap je?
[B]: Kankerzooi, kankerzooi. Ik dacht we pakken iets van tonnetje, honderd.. . dikke ton
[verdachte]: Ja, die dacht ik ook man
[B]: Zo, vijftigduizend, vijftigduizend man. .hadden we gewoon een jaarsalarisje
[verdachte]: Snap je, maar nu, ik vind hem wel meevallen. Daarvoor zeg ik van: die tip van [C] viel wel mee eerlijk
[B]: Ja, maar die ene zak was beter gevuld dat zeg ik wel eerlijk. Die andere zak was wel klein weet je, maar ja ik moest hem wel hitten, ik had geen keus, ja toch?
[verdachte]: Ja, sowieso, sowieso. Maar zag je ook dat ie wat kleiner was, die zak?
[B]: Ja man die zak is kleiner man, ik zeg eerlijk. Die zak is echt klein man, vergeleken...
[verdachte]: [.....] anders ik hit hem deze keer
[B]: Weet je het zeker?
[verdachte]: Ja, misschien wel.
(...)
[B]: Ja het is wel effe gratis cash weetje, binnen..
[verdachte]: Tuurlijk maar laten we denken. . . kom op, kom op
[B]: (zucht)
[verdachte]: Wat wil je [C] geven? Drie de man? Wat denk je, stel je nou voor tien tien.. . drie drie geven
[B]: Wat?
[verdachte]: Nee stel je voor, zoals hoe we nu zitten. We hebben tien tien bijvoorbeeld. Jij geeft hem dan drie, ik drie, wat denk je zelf? Bij wijze van, zo had ie het gedachten, en dan wou die misschien nog vijf ook, nee vriend. [......], straight to the point
(..)
[verdachte]: Ja, sowieso. Maar ik maak me niet zo druk als ik heel eerlijk ben
[B]: Nee, ik ook nu niet man. Je weet toch anders hadden ze [naam] (fon) gelijk gebeld 'ja top enzo', maar twintig koppen man effe serieus
[verdachte]: Ja maar het is geen honderd he, honderd koppen
[B]: Ja man
[verdachte]: Het is een vijfde daar van he. Misschien heb ie wel honderdvijftig
[B]: (onverstaanbaar) naar [naam]?
[verdachte]: Snap je, het is 'n klein beetje he, vind je niet? Maar ik ben wel blij, dat hoor je mij niet zeggen ofzo maar, het is wel...niet wwat de [naam] (fon) zei, weet je nog: 'Hou je kankerbek sukkel'
[B]: Ja maar die ene tas was beter gevuld man. Hij zet hem wel dichtbij de dinges man. . dan moet je toch gewoon die auto hitten
[verdachte]: Ja dan wordt echt die auto, eerlijk. Ja maar je ziet (onverstaanbaar) hoe die shit gaat toch?
[B]: Ja man
[verdachte]: Snap je wat ik bedoel? Een beetje heel erg heet onder mijn voeten
(...)
[B] Ja, maar die ene zak was beter gevuld dat zeg ik eerlijk
[verdachte]: Ja maar die had je niet zo kunnen meenemen
[B]: Nee man, teveel mensen he, te dichtbij
(..)
[verdachte]: Het is gewoon even een lekkertje
[B]: Het is gewoon lekker, gewoon... salarisje (lacht)
(..)
[verdachte]: Maar ik zeg je eerlijk ik had ook wel wat meer verwacht
[B]: Wat?
[verdachte]: Ik had ook wel wat meer gedacht
[B]: Ja ik ook.
[verdachte]: weet je
[B]: Die zak was wel klein man dat zeg ik je eerlijk. Maar ja, beter iets dan niets zeg ik altijd
[verdachte]: Snap je? snap je, [B], ik ben er wel blij mee begrijp me niet verkeerd
[B]: Ja11
Voor de rechtbank staat het gelet op de inhoud van het gesprek vast dat verdachte en verdachte [B] het hebben over de overval die [B] diezelfde dag heeft gepleegd op aangever [X]. De rechtbank acht de verklaring van verdachte [verdachte] dat het zou gaan over wiet, dan ook niet aannemelijk. [verdachte] spreekt onmiskenbaar zijn teleurstelling uit over de grootte van de zak en geeft aan dat de zak een vorige keer groter was. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte op hoogte was van het voornemen van verdachte [B] om aangever te overvallen.
De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door de verklaring van de getuige [getuige 1]. Deze is op het moment van de overval aanwezig in de Van der Vennestraat. Hij heeft verklaard dat hij zag dat verdachte [B] in de richting van de auto van verdachte en dat er op dat moment geen auto's voor of achter de auto stonden. Ook verklaarde hij te hebben gezien dat het bijrijdersportier van de auto al was geopend en dat de auto, toen verdachte [B] was ingestapt, direct hard weg reed.12 Dit past zonder meer in het scenario dat verdachte wist wat er gebeurd was. De rechtbank ziet voorts geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van getuige [getuige 1], nu er geen aanleiding is te veronderstellen dat deze getuige er enige baat bij heeft gehad hierover in strijd met de waarheid te verklaren.
Bij dit alles past voorts dat die avond/nacht in de woning van verdachte [B] een geldbedrag van in totaal € 15.960,- (verdeeld over coupures van € 5, € 10, € 20 en € 50) 13 is aangetroffen en in de woning van verdachte een geldbedrag van € 6.715,- (eveneens verdeeld over coupures van € 5, € 10, € 20 en € 50).14
Daarnaast heeft de rechtbank laten meewegen dat verdachte op de dag dat zijn voorlopige hechtenis werd geschorst en hij in vrijheid werd gesteld (12 augustus 2011) direct telefonisch contact heeft opgenomen met verdachte [C]. Bij dit telefoongesprek is onder meer het volgende gezegd:
[C]: Hallo?
[verdachte]: He..(niet te verstaan).., ik moet jou spreken binnenkort man
[C]: Ja
[verdachte]: Ja effe.. hierzo is Turk, ik weet niet of je dat beseft
[C]: Oh ja, ja, ja
[verdachte]: ja,ja,ja;.is wel leuk en aardig dit..maar eh..ik kén je 1 ding vertellen. .jij wordt er ook bijgelapt jongen.
[C]: Hoe bedoel je, met wat
[verdachte]: ja met wat, hoe bedoel je met wat. Bedoel je goede maat jongen.
(..)
[verdachte]: Kijk ik..tot nu toe heb ik als enige nog m'n bek gehouden voor jullie allemaal, maar ik kan je 1 ding vertellen, dit gaat niet goed Want hij is naar huj.. (niet te verstaan).. die agent zegt ook, nou legt hij een hele verklaring af hoe het in zijn werking is gegaan, met wie, met wie ie is geweest
[C]: Nou..nou ja..ik weet niet., ben met [B] z'n ma, ik heb alles met haar gedaan: Ik heb haar, je weet toch, gesteund alles. .ik weet niet. .die Boy, die Boy zit gewoon nog vast.
[verdachte]: He.. ja en? Weet je hoe dat komt. doordat hij volop hebt bekend én mij erbij hebt proberen te lappen, samen met jou. Weet niet of je dat beseft vriend.
[C]: Ja.
[verdachte]: Ja maar luister, als het zo doorgaat he hou ik m'n bek niet meer.
[C]: Ik weet niet. .ja maar weet je wat het is gozer, m'n vader is naar de politie gegaan..en ja..die heeft het ook gehoord over jullie
[verdachte]: Ja en? Weet je, wéet jij hoeveel geluk jij mag spreken dat jouw pa's papieren niet in mijn auto nog lagen. Dat we die nog gingen halen vriend, anders was jou pa helemaal de sjaak (fon)
[C]: Ja, nou ja
[verdachte]: onthoud dat nou maar vriend, en dan nog iets. als hij heel die verklaren is met jouw naam erbij. .ja denk ik ook jongen..dan ga jij d'r ook in mee. Dat meen ik serieus.
[C]: Ja, maar ja
[verdachte]: Snap je
[C]: Ja, maar ja..ja..
[verdachte]: Ja, weet je, ik vind dit..(niet te verstaan) nadeel [C], maar dit gaat
niet goed bevriend, weet je
[C]: ja maar..wat probeer je, wat probeer je nou in hemelsnaam te zeggen dan?
[verdachte]: Ja, dat ik effe met je wil praten snap je..
[verdachte]: Ja, dat meen ik serieus he, ik denk als je mij er zover in gaat betrekken, dan betrek ik je familie er ook bij he. Snap je wat ik bedoel. Als je zover met mij gaat, gaan we ver he
[C]: Wat probeer je nou jongen, wat is er nou
[verdachte]: luister..jullie naaien mij hard
(..)
[verdachte]: dat wil ik..daar ben ik helemaal niet op uit jongen. Weet je waar ik op uit ben? Dat jij dalijk er ook wordt bijgelapt..want luister.. nu wordt er gezegd, wie heb dat plan verzonnen..[C]..lk zeg, ik ken geen [C] weet je..maar ik mag hopen voor jou dat [B] z'n bek d'r overhoudt jongen, anders hangen hangen we allemaal.15
Ook de inhoud van dit gesprek, dat heimelijk door de politie is afgeluisterd, past naar het oordeel van de rechtbank bij het beeld dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het plegen van het feit.
Naar het oordeel van de rechtbank wist verdachte mitsdien dat verdachte [B] de overval zou plegen. Met die wetenschap heeft hij verdachte [B] naar de plaats van het delict gebracht en daar op hem gewacht waarna hij hem heeft geholpen te vluchten. Vervolgens heeft hij een deel van de buit gekregen. Aldus is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hen beiden, waarbij ieders gedraging een onmisbare bijdrage heeft geleverd tot het plegen van het delict. Dat verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht bij het plegen van de overval zelf doet daar niet aan af.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met verdachte [B] schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde feit.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - dat:
hij op 10 augustus 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, te weten de Van der Vennestraat ter hoogte van nummer 173, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen enig geldbedrag, toebehorende aan [BV], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [X], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het onverhoeds van achteren benaderen van die [X] en (vervolgens) met kracht drukken van het hoofd van die [X] tegen de zitting van de stoel van die auto.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte word veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht, indien zij komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, verdachte op grond van de inhoud van het reclasseringsrapport een deels voorwaardelijke en een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een ander in de Van der Vennestraat te 's-Gravenhage een medewerker (hierna ook:aangever) van [BV]. (hierna ook: [BV]) op straat beroofd van een groot geldbedrag. Uit de verklaring van aangever blijkt dat hij erg geschrokken is van hetgeen hem is overkomen en dat hij zich sedertdien bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden niet meer veilig voelt. Dit terwijl zijn werk eruit bestaat dat hij regelmatig met contante geldbedragen over straat moet. Voorts is ook [BV]. ernstig benadeeld. Uit het telefoongesprek tussen verdachte en verdachte [B] op de avond na de overval blijkt dat zij zich daar helemaal niet mee bezig hebben gehouden. Zij hebben het er slechts over gehad dat de buit is tegengevallen omdat ze meer hadden verwacht. Tegenover de politie en ter zitting heeft verdachte voorts zijn aandeel gebagatelliseerd en geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel, dat het door de verdachten gepleegde feit het midden houdt tussen een straatroof en een overval. Het gaat immers om een goed voorbereide overval op een medewerker van [BV] gedurende de uitvoering van zijn werkzaamheden, waarbij gebruik is gemaakt van informatie met betrekking tot de werkwijze van [BV], terwijl het feit in het openbaar is gepleegd. Uit oriëntatiepunten die ten behoeve van een uniforme straftoemeting zijn vastgesteld, volgt dat voor het plegen van een straatroof met 'licht' geweld in de regel een gevangenisstraf voor de duur van een zes tot twaalf maanden wordt opgelegd en dat voor het plegen van een overval met licht geweld in de regel een gevangenisstraf voor de duur van één tot twee jaar wordt opgelegd.
De rechtbank heeft hiermee rekening gehouden bij het vaststellen van de aan verdachte op te leggen straf.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaar alleen is veroordeeld voor bedreiging. De rechtbank ziet geen aanleiding dit ten nadele mee te wegen bij de vaststelling van de strafmaat.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de reclassering van 31 oktober 2011 omtrent verdachte.
Verdachte heeft een opleiding tot schilder/glaszetter afgerond en heeft al een aantal jaren voltijds als schilder gewerkt. De reclassering ziet het werk en zijn relatie als beschermende factoren. De beslissing om deel te nemen aan het gepleegde feit lijkt hij te hebben genomen door een combinatie van verkeerde vrienden, een gebrek aan impulscontrole en de vaardigheid om problemen op te lossen. Omdat verdachte vanwege zijn ontkenning geen inzicht toont in zijn delictgedrag wordt de kans op recidive ingeschat op hoog gemiddeld.
De reclassering ziet voldoende mogelijkheden om verdachte sturing te bieden binnen een verplicht reclasseringstoezicht om daarmee de kans op recidive te verminderen.
Gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank verdachte een deels voorwaardelijke straf opleggen met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringstoezicht zoals dat door de reclassering is geadviseerd. De rechtbank ziet echter geen aanleiding verdachte een contactverbod met de andere verdachte op te leggen.
Alles overwegende acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals is gevorderd door de officier van justitie en die ook aan verdachte [B] is opgelegd passend en geboden.
7. De inbeslaggenomen goederen
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder verdachte in beslag genomen geld dat op de lijst van in beslag genomen voorwerpen is vermeld onder nummer 1, 2, 3, 8 en 13, dient te worden geretourneerd aan [BV] B.V., zijnde de rechthebbende.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de genoemde lijst (1) onder nummer 4, 5 en 6 genoemde spelcomputer, spellen voor de spelcomputer en GSM Black Berry telefoon en op de beslaglijst (2) vermelde personenauto verbeurd worden verklaard.
Over de overige op de beslaglijst vermelde voorwerpen heeft de officier van justitie zich niet uitgelaten.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de personenauto aan verdachte dient te worden geretourneerd nu niet kan worden geconcludeerd dat het feit met behulp van deze auto is begaan.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal ten aanzien van het totaal in beslag genomen geldbedrag, dat op de door de officier van justitie ter zitting overgelegde beslaglijst is vermeld onder nummer 1, 2, 3, 8 en 13, de teruggave gelasten aan de rechthebbende, zijnde [BV]., gevestigd te Amsterdam.
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder nummer 4, 5 en 6 vermelde Playstation 3 (computer), spellen voor de Playstation 3 en Black Berry telefoon verbeurd verklaren, nu het aannemelijk is dat deze voorwerpen zijn aangeschaft met geld dat bij de overval is weggenomen.
Voorts zal de rechtbank de onder nummer 1 op de tweede beslaglijst vermelde personenauto eveneens verbeurd verklaren. Vast staat dat het gepleegde feit met behulp van deze personenauto is begaan. De rechtbank ziet geen aanleiding op dit punt anders te beslissen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de op de beslaglijst onder nummer 7, 9, 10, 11, 12 en 14 vermelde voorwerpen zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten, nu het belang van strafvordering zich daar niet tegen verzet.
8. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk moet worden toegewezen, waarbij het bedrag dat middels het beslag aan de benadeelde partij zal worden geretourneerd, op het toe te wijzen bedrag in mindering dient te worden gebracht. Voorts heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de vordering onvoldoende onderbouwd is, nu een aantal van de aan de vordering gehechte facturen oude facturen betreffen en onvoldoende duidelijk is komen vast te staan dat deze facturen betrekking hebben op het tijdens de overval ontvreemde bedrag.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
[BV]. heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 32.106,50.
De vordering is door [BV] geadstrueerd met een aantal verkoopfacturen van door [BV] aan verschillende ondernemingen verkochte artikelen. De rechtbank is van oordeel dat uit deze facturen, mede gelet op het feit dat hierop verschillende data in 2011 zijn vermeld, zonder nadere toelichting onvoldoende blijkt dat de schade die [BV] heeft geleden als gevolg van de overval op aangever [X] op 10 augustus 2011 het gestelde bedrag van € 32.106,50 betreft.
De rechtbank gaat bij het vaststellen van het bedrag dat bij aangever is weggenomen daarom uit van het geldbedrag dat in totaal bij verdachte [verdachte] en verdachte [B] is aangetroffen omdat het gelet op de samenstelling van de coupures van die bedragen voor de rechtbank vast staat dat dit geld bij de beroving is weggenomen. Dit betreft een bedrag van in totaal € 22.675,-. De rechtbank zal daarbij optellen het geldbedrag waarvoor verdachte [verdachte] een Playstation 3, drie computerspellen en een Black Berry telefoon heeft laten kopen bij de Media Markt op 10 augustus 2011. De politie heeft tijdens een door hen uitgevoerde observatie geconstateerd dat deze goederen € 577,97 kostten. Dat betekent dat het totale bedrag waarvoor [BV] door verdachte en zijn medeverdachten is benadeeld neerkomt op (€ 22.675,- + € 577,97) € 23.252,97.
Gelet hierop zal de rechtbank de rechtbank [BV] voor het meer dan € 23.252,97 gevorderde bedrag, zijnde € 8.853,53, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien met de door haar aangevoerde onderbouwing niet is komen vast te staan dat dit schade betreft die is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering alsnog aanhangig maken bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van het bedrag van € 22.675,- dat bij verdachte [verdachte] en verdachte [B] is aangetroffen en is in beslag genomen, overweegt de rechtbank dat zij bij de in het kader van het beslag te nemen beslissing in beide zaken reeds heeft beslist dat dit bedrag aan de rechthebbende, zijnde [BV]., dient te worden geretourneerd. De rechtbank zal [BV] B.V. voor dit bedrag eveneens niet-ontvankelijk verklaren nu zij voor dit deel reeds schadeloos zal worden gesteld.
Ten aanzien van de overige € 577,97 zal de rechtbank de vordering toewijzen nu op grond van het voorgaande is gebleken dat dit schade betreft die het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal daarbij evenwel bepalen dat het geldbedrag dat wordt verkregen uit de verkoop van de in de zaak van verdachte [verdachte] verbeurdverklaarde Playstation 3, drie computerspellen en de Black Berry telefoon in mindering zal worden gebracht op dit bedrag.
De rechtbank zal de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toewijzen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 577,97, welk bedrag dient te worden verminderd met het bedrag, dat wordt verkregen uit de verkoop van de verbeurdverklaarde Playstation 3, drie computerspellen en de Black Berry telefoon.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 33, 33a, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt een meldingsgebod,
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
gelast de teruggave aan [BV]., gevestigd te Amsterdam, van de op de beslaglijst (1) onder 1, 2, 3, 8 en 13 genummerde geldbedragen, te weten:
1. 5 biljetten van € 10,-;
2. 60 biljetten van € 50,-;
3. 3 biljetten van € 10,-;
1 biljet van € 5,-;
8. 45 biljetten van € 10,-;
3 biljetten van € 20,-;
13. 129 biljetten van € 20,-;
de op de beslaglijst (1) onder 4,5 en 6 genummerde voorwerpen, te weten:
4. spelcomputer Playstation 3;
5. 3 spellen voor Playstation 3;
6. GSM Blackberry;
en de op de beslaglijst (2) onder 1 vermelde personenauto [kenteken] BMW 316I U9 Kl: rood;
bepaalt dat de opbrengst uit de verkoop van de onder 4, 5 en 6 genummerde voorwerpen ten goede zal komen van [BV].;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst (1) onder 7, 9, 10, 11 , 12 en 14 genummerde voorwerpen, te weten:
7. Laptop Acer met verpakkingsdoos;
9. GSM Alcatel;
10. 2 Xbox spellen;
11. Xbox controller;
12. verpakkingsfolie voor Blackberry;
14. sleutelbosje;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij (gedeeltelijk) hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [BV]., een bedrag van € 577,97,
bepaalt dat het bedrag dat wordt verkregen uit de verkoop van de verbeurdverklaarde Playstation 3, drie computerspellen en de Black Berry telefoon in mindering wordt gebracht op dit bedrag;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 577,97, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [BV]., verminderd met de opbrengst uit de verkoop van de hiervoor genoemde goederen;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 11 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mrs M.W. Groenendijk en A.M.C. Boerwinkel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. van Beek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2011.
Mr. Boerwinkel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL1513 2011167789, van de regiopolitie Haaglanden, gedateerd 11 augustus 2011, met bijlagen.
2 Verklaring verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 17 november 2011 en proces-verbaal van Relaas, p. 8, 4e alinea (hieruit bleek...te Zoetermeer).
3 Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], p. 115, 13e alinea (We hebben de auto...hoefde te lopen).
4 Proces-verbaal van aangifte, p. 64-65 en verklaring verdachte [verdachte] ter terechtzitting 17 november 2011.
5 Verklaring verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 17 november 2011 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 69 6e alinea (Ik zag dat...richting van de Hoefkade).
6 Proces-verbaal van verhoor verdachte [B], p. 143, 2e antwoord ([C] heeft de tip gegeven); proces-verbaal van verhoor verdachte [B], p. 260-261, 2e en 3e antwoord.
7 Proces-verbaal van verhoor verdachte [B], p. 146, 4e, 5e,6e en 8e alinea.
8 Proces-verbaal van verhoor verdachte [B], p. 142, 6e en 7e antwoord.
9 Proces-verbaal van verhoor verdachte [B], p. 261, 10e en 11e antwoord.
10 Proces-verbaal van verhoor verdachte [B], p. 142, 9e antwoord.
11 Tapgesprek TA01, p. 80-85.
12 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 69, 2e alinea (Ik zag dat de jongen...al geopend was).
13 Proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming, p.88-89, met bijlage.
14 Proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming, p. 91-92, met bijlage.
15 Tapgesprek TA04 (22-08-2011 12:29:39), p. 268-270.