ECLI:NL:RBSGR:2011:BU6804

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
392987 - FA RK 11-3269
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en verdeling van huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 november 2011 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die sinds 1995 feitelijk uit elkaar waren. De vrouw verzocht om de echtscheiding en om een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud, terwijl de man verweer voerde en stelde dat de vrouw in staat was om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De rechtbank oordeelde dat de vrouw geen recht had op partneralimentatie, aangezien zij sinds het feitelijk uiteengaan zelfstandig in haar levensonderhoud had voorzien en de behoefte van de vrouw niet meer gerelateerd kon worden aan de welstand ten tijde van het huwelijk, dat inmiddels zestien jaar geleden was.

Daarnaast werd er een partiële verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap besproken. De vrouw wenste de woning te waarderen op de WOZ-waarde van 2011, terwijl de man de waarde per 1 april 1995 wilde hanteren. De rechtbank volgde de vrouw in haar verzoek en stelde dat de aflossingen van de man in de afgelopen zestien jaar als gemeenschappelijk moesten worden beschouwd. De rechtbank besloot dat de man de echtelijke woning mocht overnemen, mits hij in staat was om de helft van de overwaarde aan de vrouw te vergoeden. Indien de man de woning niet kon overnemen, zou deze verkocht moeten worden en de opbrengst verdeeld.

De rechtbank heeft ook de pensioenverevening behandeld en verklaarde dat beide partijen verplicht waren om mee te werken aan de pensioenverevening. De proceskosten werden gecompenseerd, gezien de familierechtelijke aard van de procedure. De beschikking werd uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de rechtbank de verzoeken van de vrouw tot alimentatie en verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap afwees, met uitzondering van de pensioenverevening.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummer / rekestnummer: 392987 / FA RK 11-3269 (echtscheiding)
399900 / FA RK 11-5932 (verdeling)
Datum beschikking: 28 november 2011 (met vervroeging)
Scheiding
Beschikking op het op 26 april 2011 ingekomen verzoek van:
[de vrouw],
de vrouw,
wonende te 's-Gravenhage,
advocaat: mr. V.C. Dekker te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man],
de man,
wonende te 's-Gravenhage,
advocaat: mr. A. Jankie te 's-Gravenhage.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens verzoekschrift;
- de brief d.d. 13 juli 2011, met bijlage, van de zijde van de vrouw;
- de brief d.d. 2 november 2011, met bijlagen, van de zijde van de man;
- de brief d.d. 3 november 2011, met bijlagen, van de zijde van de vrouw.
Op 14 november 2011 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen ieder met hun advocaat.
Verzoek en verweer
De vrouw verzoekt thans, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
- te bepalen dat de vrouw het haar toekomende deel van de voormalige echtelijke woning toebedeeld krijgt, waarbij de man de woning op zijn naam dient te zetten, zodat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ontslagen, en waarbij de man aldus de helft van de huidige waarde van de woning aan de vrouw voldoet;
- te bepalen dat eventuele overwaarde bij helften wordt verdeeld;
- te bepalen dat de man de woning zal dienen te verkopen indien hij het de vrouw toekomende deel niet kan voldoen;
- te bepalen dat de pensioenen gelijkelijk tussen partijen verevend zullen worden;
- te bepalen dat de man inzage geeft in de gouden handdruk die hij heeft ontvangen
bij het verlaten van zijn vorige werkgever, hoeveel van dit bedrag thans nog resteert en dit bedrag gelijkelijk tussen partijen te verdelen;
- te bepalen dat de man een nog nader te betalen bedrag aan partneralimentatie zal voldoen ten behoeve van de vrouw, maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen en dat de man hiertoe inzage geeft in zijn financiële situatie.
De man verzoekt de echtscheiding tussen partijen uit te spreken en de verzoeken van de vrouw voor het overige af te wijzen, kosten rechtens.
Feiten
- Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum huwelijk] te [plaats huwelijk].
Beoordeling
Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
Echtscheiding
De gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is niet bestreden en staat dus in rechte vast, zodat het daarop steunende niet weersproken verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar is.
Partneralimentatie
Vast staat dat partijen reeds in 1995 feitelijk uit elkaar zijn gegaan en dat de vrouw eerst op 26 april 2011 een verzoek tot echtscheiding heeft ingediend.
De vrouw heeft aangevoerd dat zij sinds het feitelijk uiteengaan op een lager welstandsniveau heeft geleefd dan zij tijdens het huwelijk met de man gewend was, zodat zij behoeftig is. De man voert verweer en stelt dat de vrouw zich gedurende de afgelopen zestien jaar heeft kunnen onderhouden en dat partneralimentatie na verloop van deze tijd niet meer aan de orde kan zijn.
De rechtbank stelt vast dat de vrouw sinds het feitelijk uiteengaan in 1995 zelfstandig in haar levensonderhoud heeft voorzien. Nog daargelaten dat de vrouw de mate van welstand ten tijde van het huwelijk niet inzichtelijk heeft gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat de behoefte van de vrouw niet meer gerelateerd kan worden aan de welstand ten tijde van het huwelijk, nu er inmiddels zestien jaren sinds het feitelijk uiteengaan van partijen zijn verstreken. Gelet op het voorgaande dient de behoefte van de vrouw gelijkgesteld te worden met de huidige door haar te ontvangen inkomsten, nu haar levensstandaard daardoor wordt bepaald.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de vrouw geen behoefte heeft aan een bijdrage van de man in de kosten van haar levensonderhoud. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud dan ook afwijzen.
Verdeling
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat partijen in onderling overleg reeds tot een partiële verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zijn gekomen.
Op verzoek van partijen zal de rechtbank zich derhalve beperken tot een partiële verdeling van de volgens hen nog niet verdeelde vermogensbestanddelen van de huwelijksgoederengemeenschap.
Echtelijke woning
Tussen partijen is niet in geschil dat de voormalige echtelijke woning in de tussen partijen bestaande en te verdelen gemeenschap van goederen valt. De man wenst de woning over te nemen.
Partijen hanteren ieder een andere peildatum voor de waardering. De vrouw wenst aan te sluiten bij een datum in het heden, terwijl de man de datum van 1 april 1995 wenst te handhaven, aangezien hij nadien alle kosten van de woning heeft voldaan.
Nu partijen het niet eens zijn over de te hanteren peildatum voor de waardering, geldt de wettelijke peildatum, zijnde de datum van de feitelijke verdeling. Ter terechtzitting heeft de vrouw ermee ingestemd om voor de waardering van de woning - bij overname van de woning door de man - aan te sluiten bij de WOZ-waarde van 2011. De rechtbank volgt de man niet in zijn betoog dat de door hem in de afgelopen zestien jaar betaalde aflossingen in mindering dienen te worden gebracht op de in aanmerking te nemen waarde. Hiertoe overweegt de rechtbank dat het voortduren van de huwelijksgemeenschap met zich brengt dat de aflossingen als gemeenschappelijk moeten worden beschouwd. Het komt in dit verband voor risico van de man dat niet eerder van zijn zijde een echtscheidingsprocedure is geëntameerd.
De rechtbank zal aldus bepalen dat, indien de man in staat is de woning over te nemen, de woning gewaardeerd wordt op een bedrag van € 119.000,- overeenkomstig de WOZ-waarde van 2011. De vrouw komt alsdan de helft van de overwaarde van de echtelijke woning (€ 119.000,- minus de hypothecaire schuld en de aan de overname verbonden kosten) toe. Tussen partijen is niet in geschil dat de hypothecaire geldlening thans € 60.000,- bedraagt.
De man zal informatie moeten inwinnen over zijn financiële mogelijkheden om de woning over te nemen en de vrouw uit te kopen. De man zal zich daarbij moeten inspannen om ervoor te zorgen dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.
Indien mocht blijken dat de man de woning niet kan overnemen, zal deze aan een derde moeten worden verkocht. De verkoopopbrengst (verkoopprijs na aftrek van de hypothecaire geldlening en de aan de verkoop verbonden kosten) zal alsdan bij helfte tussen partijen verdeeld dienen te worden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank als na te melden beslissen.
Inboedelgoederen
Ter terechtzitting heeft de man toegezegd om op verzoek van de vrouw aan haar het wiegje, een paar kookboeken en de helft van de foto's, de helft van de dia's en de helft van het speelgoed van de kinderen af te geven. De rechtbank gaat er vanuit dat de inboedel daarmee in onderling overleg tussen partijen wordt verdeeld, zonder nadere verrekening.
De rechtbank zal daarover derhalve geen nadere beslissing nemen.
Gouden handdruk
De vrouw heeft ter terechtzitting erkend dat de door de man in 1995 ontvangen gouden handdruk thans niet meer aanwezig was, zodat in zoverre geen sprake meer is van een in de gemeenschap van goederen vallend vermogensbestanddeel. De rechtbank hoeft daarover derhalve geen beslissing meer te nemen.
Pensioenverevening
De rechtbank verstaat het verzoek van de vrouw ten aanzien van de pensioenverevening als een verzoek tot een verklaring voor recht dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:155 van het Burgerlijk Wetboek recht op pensioenverevening bestaat en dat beide partijen verplicht zijn daaraan mee te werken, onder meer door elkaar over en weer de daartoe nodige gegevens te (doen) verschaffen (zie ook artikel 9 van de WVP). De verwezenlijking van de pensioenverevening dient dan vervolgens plaats te vinden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de WVP.
Vorenstaande leidt ertoe dat de rechtbank de verzoeken ten aanzien van de pensioenverevening zal toewijzen als hierna te melden.
Proceskostenveroordeling
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna vermeld.
Beslissing
De rechtbank:
spreekt uit de echtscheiding tussen: [de man], en [de vrouw], gehuwd op [datum huwelijk] in de gemeente [plaats huwelijk];
stelt de partiële verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt vast: onder de voorwaarde dat de huwelijksgemeenschap wordt ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
a. indien de man in staat is om de echtelijke woning over te nemen:
aan de man wordt toebedeeld de echtelijke woning, gelegen aan de [adres woning], tegen een waarde van € 119.000,-- , inclusief de daarop rustende hypothecaire lening, onder de verplichting van de man om - na aftrek van de hypothecaire
geldlening en de kosten van de overdracht van de woning aan de man - de helft van de
alsdan resterende overwaarde aan de vrouw te vergoeden; indien er sprake blijkt te zijn van
een onderwaarde dient de vrouw de helft van deze onderwaarde aan de man te vergoeden;
b. indien de man niet in staat is de echtelijke woning over te nemen:
bepaalt dat de echtelijke woning verkocht dient te worden, de daarop rustende hypothecaire
geldlening bij verkoop dient te worden afgelost en de aan de verkoop verbonden kosten
dienen te worden voldaan; aan de man wordt alsdan toebedeeld de helft van het alsdan
resterende geldbedrag; aan de vrouw wordt alsdan toebedeeld de helft van het alsdan
resterende geldbedrag; indien er sprake blijkt te zijn van een negatief bedrag, komt dit voor
rekening van beide partijen voor de helft;
verklaart deze vaststelling sub a. en b. uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart voor recht dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:155 BW recht op pensioenverevening bestaat en dat beide partijen verplicht zijn daaraan mee te werken;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.A. Keulen, bijgestaan door mr. L.F.A. Bos als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 november 2011.