ECLI:NL:RBSGR:2011:BU7217

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
395283/KG ZA 11-609
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.Th. Nijhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbestedingsrecht: Afwijzing vorderingen Charta Software B.V. inzake gunning opdracht aan Q Delft B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank 's-Gravenhage werd behandeld, heeft Charta Software B.V. (hierna: Charta) een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Infrastructuur en Milieu) en Q Delft B.V. (hierna: Q Delft) naar aanleiding van een aanbestedingsprocedure voor het beheer en onderhoud van de softwareprogramma's PROTIDE en BIVAS. Charta, die als tweede was geëindigd in de aanbestedingsprocedure, vorderde primair dat de gunning aan Q Delft zou worden ingetrokken en de opdracht aan haar zou worden gegund, subsidiair dat de aanbesteding gestaakt zou worden en opnieuw zou worden aanbesteed. Charta stelde dat de inschrijving van Q Delft abnormaal laag was en dat deze niet marktconform was, waardoor de continuïteit van de softwareprogramma's in gevaar zou komen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Charta niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de inschrijving van Q Delft als abnormaal laag terzijde had moeten worden gelegd. De rechter oordeelde dat het prijsverschil tussen de inschrijvingen van Charta en Q Delft niet per definitie duidt op een onrealistische aanbieding. Bovendien werd vastgesteld dat het beheer van het Charta Platform niet deel uitmaakte van de aanbestede opdracht, wat Charta ten onrechte als uitgangspunt had genomen. De rechter concludeerde dat Charta onvoldoende had onderbouwd met welke werkzaamheden Q Delft geen rekening had gehouden en dat de inschrijving van Q Delft niet als onrealistisch kon worden bestempeld.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van Charta afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van de Staat en Q Delft. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor inschrijvers om zich goed te baseren op de aanbestedingsdocumentatie en de voorwaarden die daarin zijn opgenomen. De uitspraak bevestigt ook dat prijsverschillen niet automatisch leiden tot de conclusie dat een inschrijving niet marktconform is, mits de inschrijver in staat is om de opdracht naar behoren uit te voeren.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 395283 / KG ZA 11-609
Vonnis in kort geding van 12 juli 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Charta Software B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. M. Reevers te Rotterdam,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Infrastructuur en Milieu),
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. A.C.M. Prasing-Remmé te Utrecht,
waarin is tussengekomen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q Delft B.V.,
gevestigd te Delft,
advocaat mr. W.M. Ritsema van Eck te 's-Gravenhage,
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als 'Charta', 'de Staat' of 'RWS' en 'Q Delft'.
1. Het incident tot tussenkomst
Q Delft heeft bij incidentele conclusie primair verzocht om in de procedure tussen Charta en RWS te mogen tussenkomen. Ter zitting van 29 juni 2011 hebben Charta en RWS verklaard zich terzake te refereren aan het oordeel van de voorzieningenrechter. Nu Q Delft aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoende belang heeft bij tussenkomst en niet is gebleken dat het verzoek tot tussenkomst aan de vereiste spoed bij dit kort geding en de goede procesorde in het algemeen in de weg staat, heeft de voorzieningenrechter Q Delft toegelaten als tussenkomende partij
2. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 29 juni 2011 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, meer in het bijzonder Rijkswaterstaat Dienst Verkeer en Scheepvaart (hierna: RWS of - incidenteel ook - DVS) heeft, als orgaan van de Staat, op 16 maart 2011 de aankondiging gedaan van een openbare Europese aanbestedingsprocedure voor de opdracht met zaaknummer 31052509 'beheer, hosting, onderhoud en ontwikkeling van de scheepvaartmodellen BIVAS en PROTIDE, alsmede het ondersteunen van het functioneel beheer daarvan' (hierna: de opdracht).
2.2. Op de aanbestedingsprocedure is onder meer het Aanbestedingsreglement Werken 2005 (ARW 2005) van toepassing. Het gunningscriterium is 'economisch meest voordelige inschrijving' (hierna: emvi). De emvi wordt bepaald door de kwaliteit van de inschrijving (70%) en een zo laag mogelijke totaalprijs (30%).
2.3. PROTIDE en BIVAS zijn softwareprogramma's die sinds 2006 door Charta zijn (door)ontwikkeld. PROTIDE is een rekenprogramma waarmee de tijpoorten voor geul- en tijgebonden zeeschepen van en naar de grote Nederlandse havens berekend kunnen worden. Blijkens het bestek bestond in maart 2011 de verwachting dat PROTIDE, dat beschouwd wordt als 'onmisbaar in het primaire proces', nog dit jaar in de havens van Rotterdam en IJmuiden in gebruik zou worden genomen. Op 1 juni 2011 is PROTIDE in gebruik genomen in de haven van Rotterdam.
BIVAS is een instrument ter ondersteuning van beleidsstudies. Met BIVAS worden binnenvaartreizen toebedeeld aan het vaarwegennetwerk, waarna analyses van het effect van onder meer stremmingen, waterstanden en vlootveranderingen kunnen worden uitgevoerd.
2.4. Met de aanbestedingsprocedure beoogt RWS een overeenkomst te sluiten voor het beheer, onderhoud en (verdere) ontwikkeling PROTIDE en BIVAS voor een periode van drie jaar met tweemaal een optionele verlenging met één jaar.
Tot de door de opdrachtnemer te verrichten werkzaamheden behoort onder meer het beschrijven van de broncodes van PROTIDE en BIVAS in het systeem DOORS, het verzorgen van (major en minor) releases, alsmede het verbeteren van de performance (rekentijd) en de beschikbaarheid van de beide programma's.
2.5. Tot de van de procedure deeluitmakende stukken (hierna: de aanbestedings-documentatie) behoort onder meer het bestek d.d. 16 maart 2011, met bijlagen. Onder 1.6.1 lid 8 van het bestek staat, voor zover hier relevant, het volgende vermeld:
"Bij de inschrijving moet een Staat van tarieven en prijzen worden verstrekt volgens het bij dit bestek gevoegde model (...). De ingevulde bedragen dienen redelijk en marktconform te zijn. Het opnemen van projectkortingen, éénmalige kortingen alsmede het opnemen van negatieve prijzen (tevens die per eenheid) is niet toegestaan."
2.6. Bij het bestek behoort als bijlage E een door Charta opgesteld document getiteld 'Informatie Charta software t.b.v. de aanbesteding'. De bijlage bevat een voorwoord van RWS waarin staat:
"Dit document is afkomstig van Charta (...). De inhoud ervan is ter informatie.
Mocht die informatie in strijd zijn met het bestek of andere stukken, dan geldt het bestek of die andere stukken."
Met betrekking tot PROTIDE en BIVAS vermeldt de bijlage, voor zover hier relevant, het volgende:
"PROTIDE en BIVAS zijn beiden ontwikkeld op basis van het Charta Platform.
Hierbij is PROTIDE een webapplicatie en maakt daarvoor dus veel gebruik van de beschikbare webcomponenten (Charta Web). BIVAS is een desktopapplicatie en maakt daardoor juist meer gebruik van de standaard desktop software omgeving (Charta Software Environment). Het Charta Platform betreft de code bibliotheek van alle code nodig om specifieke applicaties te draaien welke volledig "in huis" is ontwikkeld. Dit wil zeggen dat er geen gebruik wordt gemaakt van externe componenten en ook geen gebruik wordt gemaakt van bijvoorbeeld Delphi VCL. PROTIDE en BIVAS hebben verder applicatie specifieke code die op allerlei fronten het platform gebruikt. Het platform betreft onder meer:
(...)
Het aantal code regels (ongeveer):
* totaal: 500.000
* PROTIDE: 30.000
* BIVAS: 50.000
Licentie
Charta (...) is eigenaar van het Charta Platform. De delen van het Charta Platform welke uiteindelijk worden gebruikt door PROTIDE en BIVAS worden met broncode opgeleverd zodat RWS-DVS de code op kwaliteit kan controleren, het mag aanpassen of het mag laten aanpassen door derden.
Doorverkoop van (delen van) de code is niet toegestaan. DVS heeft dus het recht op gebruik en het recht op aanpassen van de code. Derden mogen alleen in opdracht van DVS de code aanpassen."
2.7. De aanbestedingsprocedure voorziet erin dat gegadigden voorafgaand aan de inschrijving in de gelegenheid worden gesteld inzage te hebben in (de broncodes van) PROTIDE en BIVAS. Daarnaast bepaalt het bestek dat de opdrachtnemer tot 1 september 2011 de gelegenheid krijgt om zich in te werken in de programma's en dat de huidige leverancier (Charta) tot die tijd de support voor PROTIDE zal verzorgen.
2.8. Ter zake van de opdracht zijn twee Nota's van Inlichtingen verstrekt, waarin antwoord wordt gegeven op vragen van de inschrijvers.
2.9. Bij de eerste Nota van Inlichtingen zijn adviesrapporten gevoegd opgesteld door een derde, de Software Improvement Group (hierna: SIG). Met deze rapporten wordt beoogd 'de stand van zaken weer te geven ten aanzien van de kwaliteit van de broncodes van PROTIDE en BIVAS'. De rapporten van SIG vermelden met betrekking tot PROTIDE en BIVAS dat deze systemen een broncode van respectievelijk 313.849 en 325.550 regels bevatten. SIG maakt geen onderscheid tussen applicatiespecifieke code en de delen van het Charta platform die door PROTIDE en BIVAS worden gebruikt.
2.10. In de tweede Nota van Inlichtingen zijn onder vragen 33, 39, 40, 41, 43 en 44 - voor zover hier relevant - de volgende vragen en antwoorden opgenomen:
tweede Nota van Inlichtingen
tweede Nota van Inlichtingen
tweede Nota van Inlichtingen
2.11. In het totaal hebben 6 inschrijvers, onder wie Charta, Q Delft en Arcadis Nederland B.V. (hierna: Arcadis) tijdig ingeschreven op de opdracht. Eén van de inschrijvingen is ongeldig verklaard.
2.12. Bij brief van 16 mei 2011 heeft RWS aan Charta kenbaar gemaakt dat zij voornemens is de opdracht te gunnen aan Q Delft, die heeft ingeschreven met een totaalprijs van € 290.032. Later is bekend geworden dat Charta, die had ingeschreven met een totaalprijs van € 475.100,-, na Q Delft als tweede is geëindigd.
2.13. Bij brief van 24 juni 2011 heeft Q Delft, voor zover hier relevant, het volgende meegedeeld aan RWS:
"Met deze brief wil ik graag bevestigen dat wij geheel conform bestek, bijlagen en Nota van (voorzieningenrechter: Inlichtingen) een inschrijving voor het beheer, hosting, onderhoud en ontwikkeling van de scheepvaartmodellen BIVAS en PROTIDE hebben ingediend. Wij kunnen en zullen de opdracht deugdelijk uitvoeren, conform onze inschrijving.
(...)
Q Delft beseft (...) dat zowel BIVAS als PROTIDE zijn gebouwd op het platform van Charta (...). Conform de 2e Nota van inlichtingen betreft het programmaspecifieke aantal regels code voor beide systemen 80.000 en niet 415.000 regels. (...)
Daarnaast is het systeem in de afgelopen jaren doorontwikkeld en is PROTIDE per 1 juni 2011 operationeel bij de haven van Rotterdam. Het eindproduct 'functioneert' dus en de opdracht ziet niet op de herbouw van het systeem (of van het Charta platform) maar op het doorontwikkelen, beheren en onderhouden van de beide systemen. Dat (...) het Charta platform erbij geleverd wordt is slechts een voorwaarde voor de doorontwikkeling van de systemen."
3. Het geschil
3.1. Charta vordert, zakelijk weergegeven:
primair: RWS te veroordelen het besluit de opdracht te gunnen aan Q Delft in te trekken en een nieuw besluit te nemen waarbij de opdracht alsnog zal worden toegekend aan Charta;
subsidiair: RWS te veroordelen de aanbesteding te staken en gestaakt te houden, en voor zover RWS de opdracht alsnog wenst te gunnen, deze opnieuw aan te besteden;
een en ander op straffe van een dwangsom;
meer subsidiair: in goede justitie een andere voorziening te treffen.
3.2. Daartoe voert Charta het volgende aan.
De door Q Delft aangeboden totaalprijs is abnormaal laag. Deze prijs is immers 40% lager dan de door Charta aangeboden prijs, waarmee zij als tweede is geëindigd. Dit klemt temeer nu Charta, anders dan Q Delft, door en door bekend is met PROTIDE en BIVAS en Charta zelf zeer scherp heeft ingeschreven. Het verschil tussen Charta en Q Delft wordt niet gemaakt door het gunningscriterium kwaliteit maar door het gunningscriterium prijs.
Uit de stellingen van Q Delft volgt dat zij de opdracht verkeerd heeft ingeschat. Als ontwikkelaar van de beide programma's weet Charta dat voor het uitvoeren van de opdracht nodig is om niet alleen werkzaamheden (waaronder het beschrijven in DOORS) te verrichten met betrekking tot de genoemde 80.000 applicatiespecifieke regels broncode, maar ook met betrekking tot door PROTIDE en BIVAS gebruikte delen van het Charta platform, hetgeen neerkomt op in het totaal 415.000 regels. Anders dan RWS en Q Delft kennelijk menen, is geen duidelijk onderscheid te maken tussen PROTIDE en BIVAS enerzijds en het zogenoemde Charta Platform anderzijds. Het is volstrekt onmogelijk om de opdracht voor de door Q Delft aangeboden prijs uit te voeren. Door gunning aan Q Delft komt de continuïteit van PROTIDE en BIVAS in gevaar. De inschrijving van Q Delft had dan ook als 'niet redelijk en niet-marktconform' terzijde dienen te worden gelegd. Dit geldt temeer, nu met name PROTIDE van groot maatschappelijk belang is. Door definitieve gunning aan Q Delft zou RWS dan ook handelen in strijd met zijn eigen gedragscode en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Gelet op het voorgaande dient de opdracht alsnog aan Charta te worden gegund.
Subsidiair geldt het volgende. Charta is ermee bekend dat ook Arcadis bij haar inschrijving is uitgegaan van een broncode van 415.000 regels. Dit betekent dat het bestek minst genomen onduidelijk is en daarmee in strijd met het transparantie- en het gelijkheidsbeginsel. Indien de primaire vordering van Charta niet wordt toegewezen, dient de opdracht opnieuw te worden aanbesteed.
3.3. RWS en Q Delft hebben de vorderingen van Charta gemotiveerd bestreden en hebben geconcludeerd tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling van Charta in de proceskosten. Voor zover nodig zal hierna op hun stellingen nader worden ingegaan.
3.4. Ten aanzien van RWS vordert Q Delft bovendien, zakelijk weergegeven, hem te gebieden de gunningsbeslissing te handhaven, voor zover RWS de opdracht nog altijd wenst te gunnen.
3.5. Verkort weergegeven voert Q Delft daartoe aan dat zij meent een goede inschatting te hebben gemaakt van de uit te voeren werkzaamheden en dat zij volledig achter haar inschrijving staat, zodat zij het project deugdelijk en conform het bestek zal uitvoeren. Volgens Q Delft bestaat er dan ook geen grond om haar inschrijving als abnormaal laag terzijde te leggen en dient RWS de opdracht ook definitief aan haar te gunnen.
3.6. Voor zover nodig zullen de standpunten van Charta en RWS met betrekking tot de vorderingen van Q Delft hierna worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. In deze procedure moet primair worden beoordeeld of de inschrijving van Q Delft als abnormaal laag terzijde had moeten worden gelegd en subsidiair of de opdracht moet worden heraanbesteed wegens onduidelijkheid van het bestek.
4.2. Kern van het geschil is het aanzienlijke prijsverschil tussen de aanbieding van Q Delft en die van andere aanbieders, waaronder Charta. Aannemelijk is dat bij de beoordeling het aanzienlijke prijsverschil doorslaggevend is geweest en dat (eventuele) kwaliteitsverschillen niet meer van significante invloed zijn geweest. Charta heeft aan haar primaire vordering - kort gezegd - ten grondslag gelegd dat de aanbieding van Q Delft niet marktconform is en dat deze, als abnormaal laag, en mede op grond van de onder 2.5 vermelde bepaling in het bestek met de strekking dat de aanbieding redelijk en marktconform dient te zijn, terzijde had moeten worden gelegd. Volgens Charta heeft Q Delft ofwel de omvang van de opdracht verkeerd ingeschat, ofwel heeft zij een niet-realistische, manipulatieve prijs geboden, zodat de inschrijving om die reden buiten de beoordeling had moeten worden gelaten. Door definitieve gunning aan Q Delft zou bovendien de continuïteit van BIVAS en PROTIDE in gevaar zou komen, aldus Charta.
4.3. Bij de beoordeling van de primaire vordering staat voorop dat RWS zich bij de aanbestedingsprocedure moet houden aan de algemene beginselen van het aanbestedingsrecht, onder meer inhoudende dat de procedure transparant en non-discriminatoir moet zijn. Gunning van de opdracht aan een partij waarbij op voorhand vaststaat dat zij haar inschrijving niet kan waarmaken moet in strijd met deze beginselen worden geacht. Daarnaast kan een dergelijke gunning ook in strijd zijn met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaraan RWS zich, ook bij het afhandelen van een aanbestedingsprocedure, dient te houden.
Ter beoordeling staat dan ook of aannemelijk is dat Q Delft een zodanig irreële aanbieding heeft gedaan dat haar inschrijving buiten beschouwing had moeten worden gelaten.
4.4. Gebleken is dat (een deel van) het prijsverschil te verklaren is door een verschil van inzicht met betrekking tot de omvang van de opdracht. Partijen verschillen van mening over de vraag of de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd met betrekking tot de voor PROTIDE en BIVAS specifieke broncode van (50.000+30.000=) 80.000 regels of dat hierin ook begrepen moeten zijn de relevante regels broncode van het zogenoemde Charta Platform, zodat - rekeninghoudend met de overlap tussen de regels voor de beide programma's - uitgegaan moet worden van een broncode van in het totaal 415.000 regels. Charta is er daarbij van uitgegaan dat in de opdracht het beheer van het Charta Platform is inbegrepen.
4.5. De aanbestedingsdocumentatie geeft geen concrete omschrijving van de werkzaamheden die moeten worden verricht. Het is aan de inschrijver om op basis van de beschikbaar gestelde informatie een inschatting te maken van de werkzaamheden die nodig zijn om de opdracht op de beoogde wijze uit te voeren. Hierbij is het evident dat voor de (totaal)prijs waarmee wordt ingeschreven van belang is met betrekking tot welke hoeveelheid regels broncode de werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd. De hoeveelheid regels broncode staat evenwel niet vermeld in het bestek. Hierover staan wel aanwijzingen in de onder 2.6 vermelde Bijlage E, de onder 2.9 vermelde rapporten van SIG en de onder 2.10 vermelde delen van de Nota van Inlichtingen.
4.6. Uit de rapporten van SIG volgt dat BIVAS en PROTIDE broncodes hebben van respectievelijk 328.550 en 313.849 regels. Uit Bijlage E (de door Charta opgestelde informatie) en de tweede Nota van Inlichtingen volgt dat onderscheid gemaakt kan worden tussen 80.000 applicatiespecifieke regels en 500.000 (inclusief overlap) relevante regels van het Charta Platform. Bijlage E vermeldt voorts dat de relevante delen van het Charta Platform met broncode (en licentie) worden opgeleverd aan RWS. Daaruit volgt evenwel niet dat, zoals Charta kennelijk meent, het beheer van het platform deel uitmaakt van de aanbestede opdracht. Uit de tweede Nota van Inlichtingen volgt immers dat het beheer bij de huidige leverancier, Charta, blijft. Voor zover Charta meent dat het beheer van het platform wel deel uitmaakt van de opdracht, is zij dus uitgegaan van een verkeerd uitgangspunt. Een dergelijke aanname dient voor haar rekening en risico te blijven. Dat Charta deze aanname kennelijk heeft gebaseerd op haar eigen opvattingen of op de omstandigheid dat RWS (nog) niet met haar heeft gesproken over het beheer van het Charta Platform na 1 september 2011, maakt een en ander niet anders. Charta had zich voor de bepaling van de omvang van de opdracht, net als de andere inschrijvers, moeten baseren op de aanbestedingsdocumentatie, waaronder de tweede Nota van Inlichtingen.
4.7. Het bovenstaande laat onverlet dat voor de correcte uitvoering van de opdracht, waaronder het beheer en de ontwikkeling van de beide programma's, het noodzakelijk is om gedegen kennis te hebben van het Charta Platform. De aangepaste en/of nieuwe applicatiespecifieke regels dienen immers te functioneren op basis van dat platform. Ook met betrekking tot deze werkzaamheden diende de inschrijver op basis van het bestek, daarin begrepen de door Charta gegeven informatie en de rapporten van SIG, een inschatting te maken. Daarnaast konden inschrijvers gebruik maken van de mogelijkheid tot inzage in de broncodes van de beide programma's.
4.8. Ter zitting heeft Q Delft verklaard dat zij geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot inzage in de broncode van het Charta Platform. Zij heeft zich evenwel op het standpunt gesteld dat zij, mede dankzij haar ervaring met vergelijkbare softwaresystemen, in staat is in de in het bestek voorziene (en onder 2.7 bedoelde) inwerkperiode voldoende kennis te nemen van het Charta Platform om de opdracht conform haar inschrijving uit te voeren.
4.9. Hoewel dat wél op haar weg lag, heeft Charta vervolgens niet nader concreet gemaakt met welke werkzaamheden Q Delft in haar inschrijving geen rekening heeft gehouden of waarom het onmogelijk is de opdracht voor de door Q Delft aangeboden prijs uit te voeren. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat de beide applicaties thans functioneren en dat, zoals hiervoor is overwogen, het beheer van het platform buiten de opdracht valt.
De stelling van Charta dat betwijfeld moet worden of Q Delft haar inschrijving op de punten performance en beschikbaarheid kan waarmaken, moet als, onvoldoende onderbouwd, worden gepasseerd. Dat Q Delft haar inschrijving niet kan waarmaken en/of dat de continuïteit van PROTIDE en BIVAS gevaar loopt, kan in ieder geval niet zonder meer worden afgeleid uit het prijsverschil of uit de omstandigheid dat Q Delft geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot inzage in de programma's. Een verklaring voor het prijsverschil tussen de aanbiedingen van Charta en Q Delft, zoals bijvoorbeeld met betrekking tot het beschrijven van de beide systemen in DOORS, kan immers ook zeer wel gelegen zijn in het verschil van inzicht met betrekking tot het beheer van het Charta Platform.
4.10. Ten overvloede geldt dat indien op een later moment zou blijken dat Q Delft een verkeerde inschatting heeft gemaakt van de werkzaamheden, dit voor haar rekening en risico dient te komen. Vooralsnog is evenwel niet aannemelijk geworden dat dit het geval is.
4.11. Gelet op het voorgaande is dan ook voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat de inschrijving van Q Delft als abnormaal laag of niet-marktconform terzijde had moeten worden gelegd. Dit betekent dat de primaire vordering moet worden afgewezen.
4.12. Met betrekking tot de subsidiaire vordering, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Aan haar subsidiaire vordering heeft Charta ten grondslag gelegd dat het bestek onduidelijk was aangezien ten minste nog één andere inschrijver, Arcadis, bij haar inschrijving tot uitgangspunt zou hebben genomen dat de opdracht ook werkzaamheden met betrekking tot het Charta Platform omvatte.
4.13. Indien moet worden aangenomen dat Arcadis - zoals door Charta is gesteld en door RWS is betwist - bij haar inschrijving is uitgegaan van werkzaamheden met betrekking tot een broncode van 415.000 in plaats van 80.000 regels, volgt daaruit nog niet dat de aanbestedingsdocumentatie op dat punt onduidelijk was. Zoals overwogen onder 4.6 kon er door hetgeen is opgemerkt in tweede Nota van Inlichtingen geen misverstand over bestaan dat het beheer van het platform buiten de opdracht viel. Charta heeft daarnaast geen andere argumenten naar voren gebracht waaruit zou moeten volgen dat de aanbestedingsdocumentatie onduidelijk was.
4.14. Slotsom van het voorgaande is dat ook de subsidiaire vordering van Charta moet worden afgewezen. Charta zal - als de in het ongelijk gestelde partij - worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Staat, zoals gevorderd vermeerderd met nakosten en wettelijke rente.
4.15. Nu RWS voornemens is de opdracht ook definitief te gunnen aan Q Delft, brengt voormelde beslissing mee dat Q Delft geen belang (meer) heeft bij toewijzing van haar vordering, zodat deze wordt afgewezen. Hetgeen partijen ter zake hebben gesteld en aangevoerd behoeft daarom geen verdere bespreking. Q Delft zal worden veroordeeld in de kosten van RWS, welke kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat RWS als gevolg van de door Q Delft ingestelde vordering extra kosten heeft moeten maken. Ondanks de afwijzing moet Charta in haar verhouding tot Q Delft worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van Q Delft was immers te voorkomen dat de opdracht niet aan haar zou worden gegund, welk doel is bereikt. Charta zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van Q Delft, zoals gevorderd te vermeerderen met de wettelijke rente.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst de vorderingen van Charta af;
- wijst de vordering van Q Delft af;
- veroordeelt Q Delft voor wat betreft de door haar jegens RWS ingestelde vordering in de kosten van RWS, tot dusver begroot op nihil;
- veroordeelt Charta in de proceskosten aan de zijde van de Staat en Q Delft, tot dusverre voor ieder van hen begroot op
€ 1.384,-, waarvan € 816,- aan salaris advocaat en € 568,- aan griffierecht;
- bepaalt dat, indien niet binnen veertien dagen na heden aan deze proceskostenveroordelingen is voldaan, wettelijke rente daarover verschuldigd is;
- veroordeelt Charta tevens in de nakosten aan de zijde van RWS, forfaitair begroot op € 131,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden tot de dag van algehele voldoening;
- bepaalt dat, indien en voor zover Charta niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en het vonnis om die reden door RWS aan Charta is betekend, de nakosten worden vermeerderd met een bedrag van € 68,- aan salaris advocaat en met de explootkosten van de betekening van dit vonnis, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na voormelde aanschrijving tot de dag van algehele voldoening;
- verklaart de proceskostenveroordelingen en de bepaling over de wettelijke rente uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.Th. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2011.
WJ