ECLI:NL:RBSGR:2011:BU7344

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
405356 KG ZA 11-1240
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot onmiddellijke invrijheidstelling van eiser na verlenging van gevangenhouding

In deze zaak vordert eiser, die de Nederlandse nationaliteit heeft, dat de gedaagden hem in onmiddellijke vrijheid stellen. Eiser is in Suriname veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien jaar wegens gekwalificeerde doodslag op zijn vader en heeft zich in 1994 aan zijn voorarrest onttrokken door naar Nederland te vluchten. De Surinaamse autoriteiten hebben in 2007 verzocht om strafvervolging tegen eiser, wat heeft geleid tot zijn gevangenhouding in Nederland. Op 12 september 2011 heeft de rechtbank de gevangenneming van eiser bevolen, en op 13 oktober 2011 heeft het gerechtshof de advocaat-generaal ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot verlenging van de voorlopige hechtenis van eiser.

De voorzieningenrechter heeft in deze kort geding procedure geoordeeld dat de vrijheidsbeneming van eiser niet onrechtmatig is. De voorzieningenrechter overweegt dat het gerechtshof de door eiser aangevoerde verweren in zijn beslissing heeft meegewogen, en dat de beslissing van het gerechtshof bindend is. Eiser heeft betoogd dat de vrijheidsbeneming onrechtmatig is, omdat het feit waarvoor hij is veroordeeld naar Surinaams recht is verjaard. Echter, de voorzieningenrechter oordeelt dat de beslissing van het gerechtshof, ondanks het ontbreken van een uitgebreide motivering, niet leidt tot een juridische misslag. De vordering van eiser tot onmiddellijke invrijheidstelling wordt afgewezen, en eiser wordt veroordeeld in de kosten van het geding.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiser tegen gedaagde sub 2 niet-ontvankelijk verklaard, en de overige vorderingen afgewezen. De kosten van het geding zijn begroot op € 1.376,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 560,-- aan griffierecht. Dit vonnis is uitgesproken op 8 december 2011 door mr. M.T. Nijhuis.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 405356 / KG ZA 11-1240
Vonnis in kort geding van 8 december 2011
in de zaak van
[eiser],
thans verblijvende in de PI Boschpoort te Breda,
eiser,
advocaat mr. A.M. Moszkowicz te Amsterdam,
tegen:
1. de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelend te Den Haag,
2. de edelgrootachtbare heer/vrouwe advocaat generaal bij het gerechtshof te
's-Gravenhage,
zetelend te Den Haag,
gedaagden,
advocaat mr. A.Th.M. Ten Broeke te Den Haag.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 28 november 2011 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Eiser heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij is in Suriname vervolgd in verband met verdenking van moord, dan wel gekwalificeerde doodslag op zijn vader op 5 maart 1993.
1.2. Op 23 februari 1994 heeft eiser zich aan zijn voorarrest onttrokken en is hij naar Nederland gevlucht.
1.3. Bij vonnis van 24 maart 1994 is eiser door de Kantonrechter te Suriname bij verstek veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zestien jaar wegens gekwalificeerde doodslag.
1.4. Bij brief van 12 december 2007 hebben de Surinaamse autoriteiten de bevoegde Nederlandse autoriteiten verzocht om strafvervolging tegen eiser in te stellen. De Minister van Justitie heeft hierin bewilligd.
1.5. Op 29 april 2008 heeft de officier van justitie te Den Haag een opsporingsonderzoek tegen eiser ingesteld.
1.6. Bij vonnis van 12 september 2011 is eiser door de rechtbank 's-Gravenhage veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, wegens doodslag, medeplegen van valsheid in geschrift en het gebruik maken van een vals of vervalst geschrift. Eiser heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
1.7. Bij bevel gevangenneming ter terechtzitting van 12 september 2011 heeft de rechtbank de gevangenneming van eiser bevolen.
1.8. Op 4 oktober 2011 heeft de advocaat-generaal bij het Gerechtshof Den Haag de verlenging van de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenhouding gevorderd. Bij beschikking van 13 oktober 2011 heeft het gerechtshof de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenhouding voor een termijn van 120 dagen verlengd. De verzoeken van eiser tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis zijn door het gerechtshof afgewezen. Het gerechtshof heeft dit, voor zover relevant, als volgt in zijn beschikking vermeld:
"Gehoord de advocaat-generaal mr. P.D.J. van Zeben, de verdachte en diens raadsman, Mr. A. Moszkowicz, in raadkamer van heden.
Verklaart de advocaat-generaal ontvankelijk in zijn vordering tot verlenging van de voorlopige hechtenis.
Overwegende, dat het gerechtshof na onderzoek is gebleken dat de verdenking, bezwaren en gronden die tot het bevel tot gevangenhouding van verdachte hebben geleid, ook thans nog bestaan.
Gelet op het verzoek tot opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis.
Overwegende dat het hof geen termen aanwezig acht de voorlopige hechtenis op te heffen cq. te schorsen."
1.9. Mr. Moszkowicz heeft het gerechtshof bij faxbericht van 13 oktober 2011 verzocht een motivering te geven van voormelde beslissing.
1.10. Bij brief van 17 oktober 2011 is namens het gerechtshof aan mr. Moszkowicz bericht dat binnen de raadkamer overleg heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de in de brief van 13 oktober 2011 gedane verzoeken. In de brief is verder het navolgende vermeld:
"Bij deze kan ik u melden dat de raadkamer de beschikking niet verdergaand zal motiveren.
Op alle verzoeken die ter zitting zijn gedaan is beslist. In het voorgaande ligt besloten dat anders dan u schrijft de raadkamer van oordeel is dat de verdere vrijheidsbeneming van uw client wel een wettelijke grondslag heeft."
2. Het geschil
2.1. Eiser vordert - zakelijk weergegeven - gedaagden te gebieden [eiser] in onmiddellijke vrijheid te stellen.
2.2. Daartoe voert eiser het volgende aan.
Tijdens de behandeling van de vordering tot verlenging van de gevangenhouding op 13 oktober 2011 is door eiser gemotiveerd aangevoerd dat de advocaat-generaal niet kon worden ontvangen in zijn vordering tot verlenging van de gevangenhouding. Eiser heeft onder meer gemotiveerd aangevoerd dat de strafvordering ter zake van doodslag naar het Wetboek van Suriname is verjaard. De officier van justitie had deswege niet-ontvankelijk in zijn vordering moeten worden verklaard ter zake doodslag en dus ook de advocaat-generaal in zijn vordering strekkende tot verlenging van de gevangenhouding, welk bevel enkel berust op het naar het recht van de verzoekende staat verjaarde feit. Het gerechtshof heeft ten onrechte volstaan met een sjabloonbeslissing. Het gerechtshof heeft de advocaat-generaal nadrukkelijk ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot verlenging van de voorlopige hechtenis. Het gerechtshof heeft dit echter niet gemotiveerd. Aan het gerechtshof is gevraagd dit alsnog te doen, maar ook dat is nagelaten. Daarbij komt dat het gerechtshof eveneens heeft verzuimd te motiveren waarom bij een veroordeling wegens doodslag achttien jaar nadat het feit is gepleegd er sprake zou zijn van een geschokte rechtsorde die vrijheidsbeneming zou vergen. De rechtbank achtte dat in 2008 dat niet aan de orde, terwijl er toen sprake was van ernstiger bezwaren ter zake van gekwalificeerde doodslag. De handelwijze van gedaagden moet worden gekwalificeerd als onrechtmatig nu eisers vrijheidsbeneming wordt voortgezet terwijl een wettelijke grondslag of titel daarvoor ontbreekt, althans er geen sprake kan zijn van een rechtmatige voortzetting van de vrijheidsbeneming. De handelwijze van gedaagden is strijdig met het geldende recht, maakt inbreuk op de aan eiser toekomende vrijheidsrechten en komt in strijd met de ook tegen eiser te respecteren maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm.
2.3. De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Eiser legt aan zijn vordering ten grondslag dat gedaagden onrechtmatig jegens hem handelen. Daarmee is in zoverre de bevoegdheid van de burgerlijke rechter - in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding - tot kennisneming van de vorderingen gegeven.
3.2. Gedaagden hebben allereerst betoogd dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn vordering jegens gedaagde sub 2. Dit betoog treft doel. Gedaagde sub 2 is gedagvaard in zijn hoedanigheid van orgaan van de Staat en niet als natuurlijk persoon. Zoals gedaagden terecht aanvoeren, komt de bevoegdheid om als om als partij in een burgerlijk geding op te treden naar vaste rechtspraak alleen toe aan natuurlijke en rechtspersonen. Eiser zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn tegen gedaagde sub 2 gerichte vordering.
3.3. Kern van het geschil betreft de vraag of gedaagde sub 1 onrechtmatig handelt jegens eiser door de vrijheidsbeneming van eiser voort te zetten. In dat kader wordt vooropgesteld dat in het wettelijke stelsel besloten ligt dat een veroordelende beslissing van de strafrechter, waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, niet alleen mag maar ook moet worden ten uitvoer gelegd.
3.4. Eiser heeft betoogd dat het gerechtshof in zijn beslissing van 13 oktober 2011 niet is ingegaan op de door eiser aangevoerde gronden, waarop eiser niet langer van zijn vrijheid beroofd zou mogen worden.
3.5. Vaststaat dat [eiser] tijdens de terechtzitting van 13 oktober 2011 bij de raadkamer van het gerechtshof uitgebreid heeft betoogd dat het door de rechtbank bewezen verklaarde strafbare feit doodslag naar het recht van Suriname is verjaard. Volgens [eiser] had dit in de gegeven omstandigheden moeten leiden tot niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging van [eiser] en dientengevolge tot niet-ontvankelijkverklaring in de vordering tot verlenging van de gevangenhouding van de advocaat-generaal. Eiser heeft tijdens die terechtzitting verder betoogd dat de rechtbank in 2008 een vordering tot gevangenhouding had afgewezen, ondanks bezwaren verband houdende met gekwalificeerde doodslag, omdat het feit te lang geleden gepleegd was, terwijl dezelfde rechtbank drie jaar later bij veroordeling voor het veel lichtere vergrijp, alsnog de geschokte rechtsorde in het geding achtte. Het gerechtshof heeft het betoog van eiser niet gevolgd en heeft de advocaat-generaal ontvankelijk verklaard en de gevorderde verlenging toegewezen. Dat het gerechtshof deze beslissing niet heeft gemotiveerd en de vordering van de advocaat-generaal ongemotiveerd heeft toegewezen, levert volgens eiser een juridische misslag op.
3.6. Uitgangspunt in deze procedure is dat er afwijzend is beslist op de door eiser in de raadkamer gevoerde verweren, zowel ten aanzien van de door eiser gestelde verjaring als ten aanzien van het gevoerde verweer met betrekking tot de geschokte rechtsorde. De voorzieningenrechter acht het voorshands voldoende aannemelijk dat de door eiser gevoerde verweren zijn meegewogen in het oordeel van het gerechtshof. Tegen deze beslissing staat geen hogere voorziening open. In het gesloten stelsel van rechtsmiddelen ligt besloten dat een dergelijk oordeel beslissend en bindend is. De tenuitvoerlegging van een dergelijke beslissing moet ook voor rechtmatig gehouden worden, gelet op de wettelijke grondslag daarvan. Dat de beslissing van het gerechtshof niet nadrukkelijk is gemotiveerd maakt dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders. Dit maakt de vrijheidsbeneming van eiser in de gegeven situatie niet onrechtmatig. Dat bij de beslissing gebruik is gemaakt van een standaardmotivering betekent immers niet dat de beslissing berust op een juridische misslag. De voorzieningenrechter ziet, hoe begrijpelijk de wens van eiser ook moge zijn om, gelet op het principiële karakter van zijn verweer, kennis te kunnen nemen van een niet standaardmotivering, geen aanleiding te oordelen dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen doorbroken dient te worden. Het voorgaande leidt tot de conclusie, dat van onrechtmatig handelen van gedaagde sub 1 rondom de gevangenhouding van eiser voorshands onvoldoende is gebleken. De vordering van eiser tot onmiddellijke invrijheidstelling zal derhalve worden afgewezen.
3.7. Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn vordering tegen gedaagde sub 2;
- wijst de vordering van eiser voor het overige af;
- veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagden begroot op € 1.376,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 560,-- aan griffierecht;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.T. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2011.
hf