ECLI:NL:RBSGR:2011:BU8577
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige inbewaringstelling van vreemdeling in het kader van terugkeer
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 15 december 2011 uitspraak gedaan over de inbewaringstelling van een vreemdeling, eiser, die in Nederland verbleef zonder geldige verblijfsvergunning. Eiser had zijn verblijfsvergunning op 10 januari 2011 ingetrokken gekregen en diende Nederland te verlaten. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van inbewaringstelling niet gerechtvaardigd was, omdat eiser beschikte over de noodzakelijke documenten voor terugkeer naar Egypte, waaronder een geldig paspoort en een geboekt vliegticket, dat door zijn broer was geregeld. De rechtbank stelde vast dat de stelling van verweerder, dat eiser Nederland na 10 januari 2011 niet had verlaten, onvoldoende was om de inbewaringstelling te rechtvaardigen. Eiser had tijdens de gehoren aangegeven terug te willen keren naar Egypte, wat de noodzaak voor inbewaringstelling in twijfel trok.
De rechtbank concludeerde dat de inbewaringstelling in strijd was met artikel 15 van de Terugkeerrichtlijn, die vereist dat er sprake moet zijn van het ontwijken of belemmeren van de terugkeer. De rechtbank kende eiser een schadevergoeding toe van € 105,- voor de onterecht doorgebrachte tijd in bewaring en veroordeelde verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874,-. De uitspraak benadrukt het belang van de Terugkeerrichtlijn en de voorwaarden waaronder inbewaringstelling kan plaatsvinden, waarbij minder dwingende maatregelen voorrang dienen te krijgen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.