ECLI:NL:RBSGR:2011:BV0310

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
405038 / HA RK 11-624 Wrakingsnummer 2011/47
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in strafzaak met vooringenomenheid als grond

In deze zaak betreft het een mondeling verzoek tot wraking van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank 's-Gravenhage. Verzoeker stelt dat de meervoudige strafkamer blijk heeft gegeven van vooringenomenheid door mr. Koppe, de raadsman van twee medeverdachten, niet de gelegenheid te geven om een half uur extra te pleiten ter afronding van zijn pleidooi. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat het pleidooi in zijn zaak nog niet was aangevangen op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend. Hierdoor konden er geen feiten of omstandigheden zijn die een grond voor wraking zouden opleveren.

De zaak betreft het zogenaamde Koninck-onderzoek, waarbij verzoeker gedagvaard is. Na meerdere pro-formazittingen is op 8 juli 2011 een regiezitting gehouden, gevolgd door een inhoudelijke behandeling die op 15 september 2011 begon. De meervoudige strafkamer heeft op 30 september 2011 het wrakingsverzoek ontvangen, waarna het onderzoek ter zitting is geschorst en het verzoek aan de wrakingskamer is voorgelegd.

Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 3 oktober 2011 heeft verzoeker, bijgestaan door zijn raadsvrouw, zijn standpunt toegelicht. De meervoudige strafkamer heeft in een schriftelijke reactie aangegeven niet in de wraking te berusten. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van verzoeker in het wrakingsverzoek.

De wrakingskamer heeft uiteindelijk geoordeeld dat verzoeker niet-ontvankelijk is, omdat de aangevoerde wrakingsgronden zich in zijn zaak nog niet hebben voorgedaan. De beslissing is openbaar uitgesproken op 3 oktober 2011 door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
wrakingnummer 2011/47
rekestnummer: 405038 HA RK 11-624
parketnummer: 09/748809-09
datum beschikking: 3 oktober 2011
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
raadslieden: mr. H.S.K. Jap-A-Joe en mr. A.M.C.J. Baaijens,
strekkende tot wraking van:
1) mr. [X]
2) mr. [Y],
3) mr. [Z],
rechters in de rechtbank te 's-Gravenhage, sector strafrecht,
hierna gezamenlijk te noemen: de meervoudige strafkamer.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop
Verzoeker is gedagvaard in het kader van het zogenaamde Koninck-onderzoek. Na vijf pro-formazittingen tussen 4 augustus 2010 en 10 juni 2011 is op 8 juli 2011 een regiezitting gehouden. Op 17 augustus 2011 is de zittingsplanning rondgestuurd. Vervolgens is op 15 september 2011 een begin gemaakt met de inhoudelijke behandeling, waarvoor in september en oktober 2011 nog vijftien zittingsdagen zijn uitgetrokken. De strafzaak tegen verzoeker is gelijktijdig doch niet gevoegd behandeld met de strafzaken tegen [B], [C] en [D]. Mr. Koppe, raadsman van [A] en [B], heeft ter zitting van 30 september 2011 de meervoudige strafkamer gewraakt. De raadslieden van de andere verdachten hebben zich bij het wrakingsverzoek aangesloten. Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst en het wrakingsverzoek is voorgelegd aan de wrakingskamer.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 3 oktober 2011 is ter openbare terechtzitting van deze wrakingskamer het wrakingsverzoek behandeld. Verzoeker, bijgestaan door mr. Jap-A-Joe, is ter zitting verschenen. Het wrakingsverzoek is door de advocaat aan de hand van de door haar overgelegde pleitaantekeningen toegelicht. De leden van de meervoudige strafkamer hebben in een voorafgaande schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek te kennen gegeven dat zij niet in de wraking berusten en hun standpunt met betrekking tot het wrakingsverzoek kenbaar gemaakt. De officier van justitie, mr. W.N. Ferdinandusse, heeft ter zitting, mede aan de hand van door hem overgelegde pleitaantekeningen, eveneens een reactie gegeven op het wrakingsverzoek.
3. Het standpunt van verzoeker
Het wrakingsverzoek komt, kort en zakelijk weergegeven, op het volgende neer. De meervoudige strafkamer heeft blijk gegeven van vooringenomenheid door mr. Koppe niet een half uur extra te laten pleiten ter afronding van zijn pleidooi. Als het recht van pleidooi wordt beknot, kan de essentie van (een onderdeel van) het verweer onderbelicht blijven. De druk die op de verdediging wordt gelegd om haast te maken kan bij verzoeker de indruk wekken dat de rechtbank het standpunt van de advocaat van minder belang acht. Hiermee wordt de schijn van partijdigheid gewekt.
4. Het standpunt van de meervoudige strafkamer
De meervoudige strafkamer heeft op voorhand een schriftelijke reactie ingezonden. Zij heeft te kennen gegeven dat zij niet in de wraking berust. Verzoeker heeft zich slechts aangesloten bij hetgeen mr. Koppe heeft aangevoerd zonder daar een eigen onderbouwing aan toe te voegen. Het pleidooi in de zaak van verzoeker stond gepland voor 3 oktober 2011 en was dus op het moment van wraking nog niet gehouden. De door mr. Koppe aangevoerde wrakingsgronden hebben zich in de zaak tegen verzoeker derhalve nog niet kunnen voordoen en kunnen alleen om die reden al niet tot wraking leiden. Indien de wrakingsgrond die mr. Koppe heeft aangevoerd ook in de zaak van verzoeker kan gelden, dan is die grond feitelijk onjuist. Het verzoek om extra pleittijd is toe- noch afgewezen. Voor zover dit wel wordt opgevat als een beslissing dan is het een procedurele beslissing die, zonder bijkomende feiten of omstandigheden, geen grond voor wraking kan vormen. Bijkomende feiten of omstandigheden zijn niet aangevoerd.
5. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van verzoeker in het wrakingsverzoek, subsidiair tot afwijzing daarvan.
6. De beoordeling
6.1. Aan de orde is in de eerste plaats de vraag of verzoeker ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Vast staat immers dat in de zaak van verzoeker het pleidooi nog niet aangevangen was op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend, zodat zich in zijn zaak nog geen feiten of omstandigheden kunnen hebben voorgedaan die mogelijk een grond tot wraking zouden opleveren. De wrakingskamer merkt daarbij op dat feiten en omstandigheden met betrekking tot de toegemeten duur van het pleidooi die zich hebben voorgedaan in de niet-gevoegde zaak van een medeverdachte in beginsel niet aan het verzoek tot wraking van verzoeker ten grondslag kunnen worden gelegd, nu zij niet in zijn zaak zijn voorgevallen. Van bijkomende feiten of omstandigheden die in dit geval tot een ander oordeel kunnen leiden is niet gebleken. Verzoeker zal dan ook niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn verzoek.
6.2. Derhalve zal als volgt worden beslist.
7. De beslissing
De wrakingskamer:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• verzoeker p/a zijn raadsvrouw mr. H.S.K. Jap-A-Joe;
• de officieren van justitie mr. M.J.M. Nieuwenhuis en mr. W.N. Ferdinandusse;
• de leden van de meervoudige strafkamer, mrs. [X] [Y] en [Z].
Aldus ter terechtzitting van deze rechtbank in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2011 door mr. E. Rabbie, voorzitter, mr. H.M.D. de Jong en mr. G.P. Verbeek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.M. Schreuder als griffier.