ECLI:NL:RBSGR:2011:BV0310
Rechtbank 's-Gravenhage
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek in strafzaak met vooringenomenheid als grond
In deze zaak betreft het een mondeling verzoek tot wraking van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank 's-Gravenhage. Verzoeker stelt dat de meervoudige strafkamer blijk heeft gegeven van vooringenomenheid door mr. Koppe, de raadsman van twee medeverdachten, niet de gelegenheid te geven om een half uur extra te pleiten ter afronding van zijn pleidooi. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat het pleidooi in zijn zaak nog niet was aangevangen op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend. Hierdoor konden er geen feiten of omstandigheden zijn die een grond voor wraking zouden opleveren.
De zaak betreft het zogenaamde Koninck-onderzoek, waarbij verzoeker gedagvaard is. Na meerdere pro-formazittingen is op 8 juli 2011 een regiezitting gehouden, gevolgd door een inhoudelijke behandeling die op 15 september 2011 begon. De meervoudige strafkamer heeft op 30 september 2011 het wrakingsverzoek ontvangen, waarna het onderzoek ter zitting is geschorst en het verzoek aan de wrakingskamer is voorgelegd.
Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 3 oktober 2011 heeft verzoeker, bijgestaan door zijn raadsvrouw, zijn standpunt toegelicht. De meervoudige strafkamer heeft in een schriftelijke reactie aangegeven niet in de wraking te berusten. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van verzoeker in het wrakingsverzoek.
De wrakingskamer heeft uiteindelijk geoordeeld dat verzoeker niet-ontvankelijk is, omdat de aangevoerde wrakingsgronden zich in zijn zaak nog niet hebben voorgedaan. De beslissing is openbaar uitgesproken op 3 oktober 2011 door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer.