beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
wrakingnummer 2011/49
rekestnummer: 405042 HA RK 11-626
parketnummer: 09/748807-09
datum beschikking: 3 oktober 2011
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
raadslieden: mr. X.B. Sijmons en mr. J.W.H. Peters, advocaten te Utrecht,
strekkende tot wraking van:
1) mr. [X],
2) mr. [Y],
3) mr. [Z],
rechters in de rechtbank te 's-Gravenhage, sector strafrecht,
hierna gezamenlijk te noemen: de meervoudige strafkamer.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop
Verzoeker is gedagvaard in het kader van het zogenaamde Koninck-onderzoek. Na vijf pro-formazittingen tussen 4 augustus 2010 en 10 juni 2011 is op 8 juli 2011 een regiezitting gehouden. Op 17 augustus 2011 is de zittingsplanning rondgestuurd. Vervolgens is op 15 september 2011 een begin gemaakt met de inhoudelijke behandeling, waarvoor in september en oktober 2011 nog vijftien zittingsdagen zijn uitgetrokken. De strafzaak tegen verzoeker is gelijktijdig doch niet gevoegd behandeld met de strafzaken tegen [A], [B], [C] en [E]. Mr. Koppe, raadsman van [A] en [B], heeft ter zitting van 30 september 2011 de meervoudige strafkamer gewraakt. De raadslieden van de andere verdachten hebben zich bij het wrakingsverzoek aangesloten. Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst en het wrakingsverzoek is voorgelegd aan de wrakingskamer.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 3 oktober 2011 is ter openbare terechtzitting van deze wrakingskamer het wrakingsverzoek behandeld. Verzoeker, bijgestaan door mr. Sijmons, is ter zitting verschenen. Het wrakingsverzoek is ter zitting door de advocaat toegelicht. De leden van de meervoudige strafkamer hebben in een voorafgaande schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek te kennen gegeven dat zij niet in de wraking berusten en hun standpunt met betrekking tot het wrakingsverzoek kenbaar gemaakt. De officier van justitie, mr. W.N. Ferdinandusse, heeft ter zitting, mede aan de hand van door hem overgelegde pleitaantekeningen, eveneens een reactie gegeven op het wrakingsverzoek.
3. Het standpunt van verzoeker
Het wrakingsverzoek komt, kort en zakelijk weergegeven, op het volgende neer. Verzoeker sluit zich aan bij het door mr. Koppe in de strafzaken tegen [A] en [B] gedane wrakingsverzoek, inhoudende dat de meervoudige strafkamer blijk heeft gegeven van vooringenomenheid door de verdediging niet een half uur langer te laten pleiten dan de tijd die voor het pleidooi gepland stond. Hierdoor en door het voortdurend aanmanen tot spoed door de voorzitter om binnen de geplande tijd te blijven is verzoeker op onaanvaardbare wijze beknot in zijn recht op verdediging. De ervaren tijdsdruk was extra problematisch omdat alles vertaald moest worden door middel van tolken. De tijd om te verdedigen wordt beperkt. De overschrijding van vier minuten die ondanks de betrachte voortvarendheid nodig was om het pleidooi in de zaak van verzoeker af te ronden was ook een probleem voor de voorzitter. Het is echter lastig om op voorhand de duur van het pleidooi in te schatten, mede vanwege de tolken. Bovendien was er ruimte ingepland voor eventuele uitloop. Om het pleidooi binnen de tijd af te kunnen ronden moest het tempo worden opgevoerd. Daardoor konden de tolken het echter niet bijhouden en heeft aan het einde van de zitting ook verzoeker aangegeven niet alles te hebben kunnen volgen. Mr Sijmons heeft aangegeven pas achteraf over deze problemen te hebben vernomen; hij meent derhalve dat het wrakingsverzoek ontvankelijk is. Doordat de rechtbank het pleidooi van mr. Koppe niet langer heeft willen laten voortduren dan de ingeplande tijd is de schijn van partijdigheid bij verzoeker nog versterkt. De belangen van verzoeker zijn door deze gang van zaken geschaad.
4. Het standpunt van de meervoudige strafkamer
De meervoudige strafkamer heeft op voorhand een schriftelijke reactie ingezonden. Zij heeft te kennen gegeven dat zij niet in de wraking berust. Het pleidooi in de zaak tegen verzoeker is gehouden en afgerond op 29 september 2011. De wrakingsgronden die mr. Peters heeft aangevoerd waren uiterlijk bij het einde van dat pleidooi bekend. Het wrakingsverzoek is echter eerst gedaan tegen het einde van de volgende zittingsdag. Nu het niet is gedaan zodra de feiten of omstandigheden bekend waren, dient verzoeker niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek.
Indien de wrakingsgrond die mr. Koppe heeft aangevoerd ook in de zaak van verzoeker kan gelden, dan is die grond feitelijk onjuist. Het verzoek om extra pleittijd is toe- noch afgewezen. Voor zover dit wel wordt opgevat als een beslissing dan is het een procedurele beslissing die, zonder bijkomende feiten of omstandigheden, geen grond voor wraking kan vormen. Bijkomende feiten of omstandigheden zijn niet aangevoerd.
5. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van verzoeker in het wrakingsverzoek, subsidiair tot afwijzing daarvan.
6.1. De wrakingskamer stelt voorop dat feiten en omstandigheden met betrekking tot de toegemeten duur van het pleidooi die zich hebben voorgedaan in de niet-gevoegde zaak tegen een medeverdachte in beginsel niet aan het verzoek tot wraking van verzoeker ten grondslag kunnen worden gelegd, nu zij niet in zijn zaak zijn voorgevallen. Van bijkomende feiten of omstandigheden die in dit geval tot een ander oordeel kunnen leiden is niet gebleken.
6.2. De wrakingskamer stelt voorts vast dat verzoeker op donderdag 29 september 2011 tijdens het pleidooi niet heeft geklaagd over de door de voorzitter opgelegde beperkingen in de tijdsduur van het pleidooi, althans heeft berust in de hem opgelegde tijdsbeperkingen en daarin geen aanleiding heeft gezien om tot wraking over te gaan. Door eerst op 30 september 2011 aan het einde van de dag op deze grond tot wraking van de meervoudige kamer over te gaan, heeft verzoeker gehandeld in strijd met artikel 513 lid 1 jo. lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat bepaalt dat het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
6.3. Voorts heeft verzoeker noch op 29 september 2011 noch op 30 september 2011 op enig moment melding gemaakt van de door hem en de tolken ondervonden problemen bij het volgen van het pleidooi. Hij heeft deze grond pas aangevoerd bij de behandeling van het wrakingsverzoek op 3 oktober 2011. Ook hiervoor geldt dat verzoeker heeft gehandeld in strijd met artikel 513 lid 1 jo lid 3 Sv.
6.4. Verzoeker dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek. De wrakingskamer komt niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
6.5. Derhalve zal als volgt worden beslist.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• verzoeker p/a zijn raadsman mr. X.B. Sijmons;
• de officieren van justitie mr. M.J.M. Nieuwenhuis en mr. W.N. Ferdinandusse;
• de leden van de meervoudige strafkamer, mrs. [X], [Y] en [Z].
Aldus ter terechtzitting van deze rechtbank in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2011 door mr. E. Rabbie, voorzitter, mr. H.M.D. de Jong en mr. G.P. Verbeek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.M. Schreuder als griffier.