ECLI:NL:RBSGR:2011:BV0336
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.C. Hagen
- A.J. Dondorp
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de bewaring van een Iraakse vreemdeling met zicht op uitzetting naar Jemen
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 30 november 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen de bewaring van een Iraakse vreemdeling, eiser, die in afwachting was van uitzetting naar Jemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 17 oktober 2011 een beroepschrift heeft ingediend, waarna de behandeling op 1 november 2011 heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om nadere inlichtingen van de verweerder te verkrijgen, wat leidde tot een vertraging in de uitspraak. De rechtbank oordeelt dat de termijn voor een spoedige beoordeling van de rechtmatigheid van de bewaring, zoals vereist door artikel 5 van het EVRM, niet is nageleefd. De uitspraak werd pas op de 43e dag na indiening van het beroepschrift gedaan, terwijl dit binnen 22 dagen had moeten gebeuren, tenzij bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de vertraging niet aan de eiser of zijn gemachtigde kan worden toegerekend en dat de bewaring vanaf 17 november 2011 onrechtmatig is. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de bewaring opgeheven en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding aan de eiser, alsook tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft ook overwogen dat er zicht op uitzetting naar Jemen is, gezien de informatie van de verweerder over de afgifte van laissez passer aanvragen.