2.5 Bij brief van 30 november 2011 heeft verzoekster een drietal documenten overgelegd, te weten twee emailberichten van [naam], begeleidster GGZ Westelijk Noord-Brabant, van 27 oktober 2011 en 22 november 2011 en een brief van [naam] docent loopbaanbegeleider van het [naam school], van 25 november 2011. Verweerder heeft hiertegen ter zitting aangevoerd dat voornoemde documenten buiten beschouwing dienen te worden gelaten wegens strijd met de goede procesorde, nu deze te laat zijn ingediend. De rechtbank volgt verweerder niet in dit standpunt. Ingevolge artikel 8:83, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen partijen tot één dag voor de zitting nadere stukken indienen. Deze termijn is bedoeld om een behoorlijk verloop van de procedure te waarborgen en hieraan moet in het algemeen strikt de hand worden gehouden. Hoewel voornoemde documenten minder dan één dag voor de zitting, te weten op de dag voor de zitting zijn ingediend, is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder, mede gezien de beperkte omvang van de documenten en het feit dat deze een nadere onderbouwing vormen van een eerder ingenomen standpunt, niet in de gelegenheid is geweest deze te bestuderen en een behoorlijk verloop van de procedure niet gewaarborgd is. De documenten kunnen dan ook worden betrokken bij de beoordeling van het geschil. Bij dit oordeel speelt geen rol dat, zoals door verzoekster benadrukt, verweerder pas op 30 november 2011 een verweerschrift heeft ingediend, reeds omdat verweerder in het verweerschrift geen nieuwe punten naar voren heeft gebracht.
2.6 Verzoekster heeft in beroep allereerst tegen het bestreden besluit aangevoerd dat het BMA-advies op een onvolledige en niet op een inzichtelijke wijze tot stand is gekomen.
2.7 Allereerst, zo stelt verzoekster, is niet onderkend dat de psychiater de medicatie voorschrijft in plaats van de huisarts. Ook is de behandeling (therapie) van verzoekster niet juist weergegeven in het BMA-advies. Tevens heeft verzoekster betoogd dat de BMA-arts volgens een uitspraak van het Centraal Medisch Tuchtcollege van 12 oktober 2010 (2008/266) niet onpartijdig is. Ook is de brief van de psychiater en psychotherapeut van verzoekster van 9 juni 2011 niet meegenomen bij de totstandkoming van het advies.
2.8 De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien van deze stellingen dat deze een herhaling betreffen van hetgeen reeds in bezwaar is gesteld, zonder dat daarbij is aangegeven in welk opzicht verweerders reactie daarop in het bestreden besluit tekortschiet. Dit is onvoldoende om te spreken van beroepsgronden waarop de voorzieningenrechter moet ingaan, zodat daaraan voorbij wordt gegaan.
2.9 Voorts meent verzoekster dat verweerder ten onrechte niet heeft onderzocht of de intensieve behandeling die zij thans in Nederland krijgt voor handen is in Angola. Dat behandeling door een psychiater in Angola mogelijk is, is volgens verzoekster onvoldoende. De medisch adviseur dient zich er van te vergewissen of de behandeling voor verzoekster adequaat is, hetgeen een andere beoordeling is dan of de behandeling voor verzoekster toegankelijk is. Om een medische noodsituatie af te wenden dient de geboden behandeling vergelijkbaar te zijn met de huidige intensieve begeleiding. Voorst blijkt niet uit een van de brondocumenten van SOS International dat alle medicatie aanwezig is in Angola.
2.10 Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) kan een medisch rapport als het BMA-advies worden aangemerkt als een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van diens bevoegdheden. Indien een zodanig advies op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld, mag verweerder bij zijn besluitvorming in beginsel van het advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.
2.11 De enkele stellingen van verzoekster kunnen naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden aangemerkt als concrete aanknopingspunten als bedoeld in de jurisprudentie van de Afdeling. Verzoekster heeft haar stelling op geen enkele wijze onderbouwd. Niet is gebleken dat de medische behandeling die verzoekster thans krijgt, een specifieke is, die niet zal overeenkomen met de behandeling die volgens SOS International door een psychiater in Angola kan worden gegeven. De beroepsgrond dat niet blijkt dat alle medicatie in Angola beschikbaar is, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet slagen aangezien uit de door BMA overgelegde brondocumenten blijkt dat de medicatie beschikbaar is in Angola. Dat de vier voorgeschreven medicijnen in vier verschillende brondocumenten worden genoemd doet hier niet aan af en leidt derhalve niet tot een ander oordeel.
2.12 Voorts heeft verzoekster aangevoerd dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 8 EVRM aangezien verzoekster in Nederland privéleven heeft opgebouwd. In dit kader heeft verzoekster verwezen naar verschillende arresten van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM; Bensaid, Üner). Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat het verblijf van verzoekster van acht jaar vanaf haar twaalfde levensjaar niet wordt aangemerkt als zeer langdurig in de zin van het beleid als neergelegd in paragraaf B2/10 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Dat deze periode een vormende fase in haar leven is geweest maakt dit niet anders, aldus verweerder, en de sociale banden van verzoekster zijn op geen enkele wijze onderbouwd, zodat dit niet bij de belangenafweging kan worden betrokken.
2.13 In de brief van Geestelijke Gezondheidszorg Westelijk Noord-Brabant (GGZ WNB) van 20 december 2010 staat onder meer het volgende opgenomen:
Vanaf 20 oktober 2009 volgt cliënte een traject bij het SamenwerkingsProject Arbeid Regionale (SPAR) Geestelijke Gezondheidszorg Westelijk Noord-Brabant (GGZ WNB). (…) Cliënte loopt via het SPAR stage in een werkproject van GGZ WNB; de Lunchroom. (…) De begeleiding is intensief en met name in mindere periodes gericht op herstel van contact en aanbrengen van dagstructuur. De contacten zijn zowel face-to-face als telefonisch.