ECLI:NL:RBSGR:2011:BV7059
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. Keizer
- Rechtspraak.nl
Huurrechtelijke geschillen over de huurovereenkomst van bedrijfsruimte en de vraag naar de aard van wijzigingen
In deze zaak, gewezen door kantonrechter G. Keizer op 23 november 2011, gaat het om een geschil tussen verhuurder en huurder over de huurovereenkomst van een bedrijfsruimte. De huurovereenkomst, die oorspronkelijk op 1 september 2006 was gesloten, liep tot 30 augustus 2011. Per 1 maart 2010 werd een nieuwe huurovereenkomst gesloten, maar de vraag is of deze als een nieuwe overeenkomst kan worden aangemerkt of dat de wijzigingen van verwaarloosbare aard zijn. Dit heeft gevolgen voor de mogelijkheid van de huurder om na afloop van de oorspronkelijke huurperiode een procedure tot huurprijswijziging te starten.
Tijdens de comparitie erkende de huurder de achterstand aan huurpenningen, maar voerde hij verweer tegen de vorderingen van de verhuurder. De verhuurder vorderde onder andere betaling van achterstallige huurpenningen en een verklaring voor recht dat er een nieuwe huurovereenkomst was ontstaan. De kantonrechter oordeelde dat de wijzigingen in de huurovereenkomst, zoals de huurprijs en de waarborgsom, niet wezenlijk waren en dat er in feite geen nieuwe huurovereenkomst was tot stand gekomen. Dit betekent dat de huurder gebruik kan maken van de mogelijkheid om huurprijswijziging aan te vragen zonder de volledige nieuwe huurperiode af te wachten.
De kantonrechter heeft de verhuurder veroordeeld tot betaling van de achterstallige huurpenningen en de proceskosten, maar heeft de vorderingen van de verhuurder in reconventie afgewezen. De zaak is naar de rol verwezen voor verdere behandeling, waarbij partijen zich kunnen uitlaten over de benoeming van een deskundige voor huurprijsonderzoek. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de verhuurder direct kan overgaan tot uitvoering van de veroordelingen.