Uitspraak
(gemachtigde: [A]),
de inspecteur van de Belastingdienst/Rijnmond, kantoor[plaats], verweerder.
- inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.000 (aanslagnummer [nummer]) en de daarbij gegeven boetebeschikking;
- inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Zvw) berekend naar een bijdrage inkomen van € 16.321 (aanslagnummer [nummer]);
- en de daarbij gegeven beschikkingen heffingsrente.
Zitting
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Overwegingen
1 augustus 2010, de aangifte IB/PVV 2007 heeft gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 3.233. Verder stelt eiser dat, zoals blijkt uit een nadere opstelling, het belastbare inkomen uit werk en woning op negatief € 77.157 zou moeten worden gesteld. Verder verzoekt eiser om een immateriële schadevergoeding nu de redelijke termijn is overschreden.
nr. 09/05112, LJN: BO5080 heeft de Hoge Raad beslist dat in belastingzaken een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn kan worden toegekend. Bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden moet worden aangesloten bij de uitgangspunten die zijn neergelegd in het arrest van de Hoge Raad van
22 april 2005, nr. 37.984, LJN: AO9006. In dit arrest heeft de Hoge Raad beslist dat een redelijke termijn in beginsel twee jaar bedraagt voor de bezwaar- en beroepsfase, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, waarbij onder andere gelet kan worden op de ingewikkeldheid van een zaak en de invloed van de belanghebbende op het procesverloop. De in aanmerking te nemen termijn vangt aan op het moment waarop verweerder het bezwaarschrift ontvangt.
mr.M. Molenaar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
7 november 2012.