In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 november 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en kinderalimentatie. De moeder van de minderjarige heeft verzocht om vaststelling van het vaderschap van de man, waarbij zij stelt dat het kind niet via donor-inseminatie is verwekt, maar op natuurlijke wijze. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder het verzoekschrift en correspondentie van beide partijen. Tijdens de zitting op 10 oktober 2012 zijn de moeder en de man verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder haar verzoek tijdig heeft ingediend en dat de man de biologische vader van de minderjarige is. Echter, de man betwist dat hij juridisch als verwekker kan worden aangemerkt, omdat hij sperma heeft afgestaan voor kunstmatige inseminatie. De rechtbank oordeelt dat de man, nu hij niet betwist dat hij de biologische vader is, moet bewijzen dat hij niet de verwekker is. De rechtbank laat de moeder toe om bewijs te leveren dat de man heeft ingestemd met een daad die de verwekking van de minderjarige tot gevolg kon hebben, anders dan kunstmatige inseminatie.
De beslissing over de kinderalimentatie wordt aangehouden in afwachting van de eindbeslissing op het verzoek tot vaststelling van het vaderschap. De rechtbank heeft bepaald dat de moeder getuigen kan oproepen om haar stelling te onderbouwen en dat deze getuigen zullen worden gehoord door de rechter die deze beschikking heeft gegeven. De behandeling van de zaak wordt aangehouden tot een nader te bepalen datum in 2013, waarbij de advocaat van de moeder de namen van de getuigen en hun beschikbaarheid moet doorgeven. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.