In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 18 september 2012 uitspraak gedaan in een belastingzaak tussen eiser, een ondernemer die een herenkledingwinkel dreef, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen voor de jaren 2004 en 2005, alsook een naheffingsaanslag omzetbelasting. De inspecteur had vergrijpboetes opgelegd wegens ernstige nalatigheid en opzet. Eiser heeft tegen deze aanslagen en boetes beroep ingesteld, waarbij hij betoogde dat zijn administratie niet terecht was verworpen en dat de opgelegde boetes disproportioneel waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet tijdig aangifte had gedaan en dat zijn administratie gebreken vertoonde, zoals negatieve kassaldi en een gebrek aan aansluiting tussen het grootboek en de kolommenbalans. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur de administratie van eiser terecht had verworpen en dat de omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing was. De rechtbank heeft de navorderingsaanslagen en de naheffingsaanslag in grote lijnen gehandhaafd, maar heeft de opgelegde boetes verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn en de samenloop van de boetes.
De rechtbank heeft de beroepen tegen de navorderingsaanslagen voor 2004 ongegrond verklaard, maar de beroepen tegen de navorderingsaanslag voor 2005 en de naheffingsaanslag gegrond verklaard. De rechtbank heeft de boetebeschikkingen aangepast en de proceskosten vergoed aan eiser. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in hoger beroep te gaan.