beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2011/56
zaak-/rekestnummer: 408548 / HA RK 11-744
zaak-/rolnummer hoofdzaak: 878585 / RP VERZ 09-19898
datum beschikking: 9 januari 2012
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), in de zaak van:
[A]
hierna te noemen '[A]',
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. E.J.W.F. Deen te 's-Gravenhage,
CONNEXXION TAXISERVICES B.V.,
hierna te noemen 'Connexxion',
gevestigd te 's-Gravenhage,
advocaat mr. E.J. Nieuwenhuys te Utrecht,
strekkende tot wraking van:
Mr. [X],
rechter in de rechtbank te 's-Gravenhage,
hierna te noemen 'de kantonrechter'.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop.
1.1. Op 25 oktober 2011 heeft ten overstaan van de kantonrechter een comparitie van partijen plaatsgevonden in de zaak van [A] tegen Connexxion. In die procedure vordert [A] betaling door Connexxion van niet uitbetaalde loonbedragen over de maanden februari t/m december 2008, te vermeerderen met rente en kosten.
1.2. Connexxion is vervolgens in de gelegenheid gesteld op een termijn van twee weken (derhalve vóór 8 november 2011) een akte te nemen, waarna [A] de gelegenheid zou krijgen om bij akte te reageren. Aan Connexxion is uitstel verleend tot 6 december 2011 voor het nemen van de hiervoor bedoelde akte.
1.3. Ten slotte heeft Connexxion bij fax van 30 november 2011 een verzoek tot wraking van de kantonrechter ingediend.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
Op 19 december 2011 is ter openbare terechtzitting het wrakingsverzoek behandeld. Namens Connexxion is de heer [B] verschenen, vergezeld van mr. Nieuwenhuys. [A] is verschenen, vergezeld van mr. J.P. van Rossum, advocaat te Amsterdam. Het wrakingsverzoek is door mr. Nieuwenhuys toegelicht.
3. Het standpunt van Connexxion.
3.1. Connexxion voert ter onderbouwing van haar wrakingsverzoek het volgende aan.
3.2. Nadat de kantonrechter ter comparitie op een vraag van Connexxion had bevestigd dat de comparitie enkel bedoeld was om over de hoogte van het door [A] gevorderde bedrag te spreken, heeft Connexxion de kantonrechter gewezen op haar in eerdere processtukken opgenomen verweer. De kantonrechter gaf aan dat hem dat verweer niet bekend was en dat hij dit pas ter comparitie hoorde. Connexxion heeft vervolgens verklaard dat zij het verweer al bij conclusie van antwoord heeft aangevoerd en dat dit verweer voor mr. [Y] (de kantonrechter die de zaak eerder behandelde) indertijd aanleiding is geweest om de arbeidsovereenkomst tussen partijen zonder vergoeding te ontbinden. Na de mededeling van Connexxion dat mr. [Y] tijdens een eerdere comparitie van partijen op 2 november 2011 uitvoerig heeft stilgestaan bij het verweer merkte de kantonrechter op dat hem niet bekend was dat er in het kader van de onderhavige procedure al eerder een comparitie van partijen had plaatsgevonden.
3.3. De kantonrechter heeft ter comparitie op enig moment opgemerkt dat hij het betreffende verweer wel in de conclusie na enquête had gezien, maar dat hij het verweer als tardief had aangemerkt en hij er ook verder geen acht op had geslagen omdat dit verweer in zijn beleving subsidiair was aangevoerd voor het geval [A] niet in zijn bewijsopdracht zou zijn geslaagd.
3.4. Een extra schriftelijke ronde, zoals thans door de kantonrechter is bepaald, is een ingreep in de procesorde die de lijdelijkheid van de civiele rechter te buiten gaat. Connexxion kan alsdan slechts haar eerder gevoerde verweer nogmaals onder de aandacht van de kantonrechter brengen, maar dat verweer is door de kantonrechter al expliciet als tardief aangemerkt, zodat Connexxion er geen vertrouwen in heeft dat een akte alsnog leidt tot een serieuze beoordeling van het door haar reeds meermalen gevoerde verweer. Voorts wordt [A] door de kantonrechter thans in de gelegenheid gesteld zijn eis op de geëigende wijze te vermeerderen en toe te lichten. Op deze wijze schiet de kantonrechter [A] openlijk te hulp.
3.5. Ten slotte merkt Connexxion nog op dat het na de comparitie van 25 oktober 2011 tot vrijdag 4 november 2011 heeft geduurd alvorens in het digitale roljournaal stond vermeld dat Connexxion op 8 november 2011 nog een akte mocht nemen. Aangezien dit binnen een dergelijk kort tijdsbestek niet mogelijk was heeft Connexxion om uitstel verzocht, hetgeen zij uiteindelijk heeft verkregen tot 6 december 2011. In een na sluiting van de behandeling van het wrakingsverzoek op 19 december 2011 om 14.28 uur ingekomen fax geeft mr. Nieuwenhuys aan dat het tijdsverloop vanaf de comparitie van partijen tot het moment waarop het wrakingsverzoek is ingediend deels valt terug te voeren op het feit dat Connexxion aanvankelijk geen uitstel was verleend om nog een akte te mogen nemen. Kort samengevat komt het er op neer dat pas nadat de termijn voor het nemen van de akte was veilig gesteld Connexxion kon overgaan tot het opstellen en indienen van het wrakingsverzoek.
4. Het standpunt van de kantonrechter.
4.1. De kantonrechter voert het volgende aan.
4.2. Hij heeft, mogelijk abusievelijk, het verweer van Connexxion, dat aan [A] is aangeboden om op een personenauto te rijden op basis van een jaarurencontract in het schoolvervoer, opgevat als een subsidiair verweer voor het geval de door [A] gestelde afspraak, dat hij uitsluitend op personenauto's zou rijden, niet zou komen vast te staan. Nadat duidelijk was geworden dat de gestelde afspraak inderdaad tussen partijen was gemaakt, heeft hij aan het verweer van Connexxion geen aandacht meer besteed en ging hij ervan uit dat de comparitie op 25 oktober 2011 uitsluitend over de loonvordering van [A] zou gaan. Omdat hij meende dat hij mogelijk het verweer van Connexxion verkeerd had geïnterpreteerd, heeft hij haar in de gelegenheid gesteld haar standpunt bij akte nogmaals uiteen te zetten, waarop [A] dan nog zou mogen reageren. De kantonrechter meent dat hij met deze handelwijze correct en onpartijdig heeft gehandeld.
4.3. Ten slotte merkt de kantonrechter nog op dat het hem bevreemdt dat het wrakingsverzoek pas zo laat is gedaan, terwijl de bezwaren al enige tijd door Connexxion werden gekoesterd en deze bezwaren ook ter comparitie zijn geuit.
5. Het standpunt van [A].
[A] meent dat Connexxion ter comparitie uitsluitend nieuwe verweren heeft aangevoerd, waarna de kantonrechter haar de onverplichte mogelijkheid heeft geboden dit nieuwe verweer bij nadere akte te formuleren. Een en ander levert volgens [A] geen reden op voor wraking.
6.1. Artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Rechtsvordering (hierna: Rv) bepaalt dat een verzoek tot wraking gedaan dient te worden zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het op 30 november 2011 ingekomen wrakingsverzoek heeft betrekking op de comparitie van partijen van 25 oktober 2011. De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking niet tijdig is gedaan nu er tussen de comparitie van partijen en de indiening van het verzoekschrift ruim vijf weken zijn verstreken. Hieraan doet niet af dat pas op 4 november 2011 voor het eerst in het digitale roljournaal stond vermeld dat Connexxion in de hoofdzaak op 8 november 2011 een akte kon nemen. Uit de aantekeningen van de griffier van de comparitie van 25 oktober 2011 blijkt immers dat de kantonrechter ter zitting reeds heeft aangegeven dat Connexxion zich op 8 november 2011 bij akte diende uit te laten. Connexxion was dus op de hoogte van die datum en behoefde niet te wachten totdat één en ander in het roljournaal was verwerkt. Voorts bepaalt artikel 37, vijfde lid, Rv dat aanstonds na indiening van een verzoek tot wraking de behandeling wordt geschorst. De behandeling van de zaak wordt vervolgens aangehouden totdat op het wrakingsverzoek een beslissing is genomen, zodat er ook in dit opzicht geen beletsel voor Connexxion bestond om tijdig een wrakingsverzoek in te dienen. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat Connexxion in haar verzoek tot wraking niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
6.2. Ten overvloede overweegt de wrakingskamer nog als volgt.
6.3. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.4. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
6.5. De omstandigheid dat tijdens een comparitie van partijen is gebleken dat de kantonrechter een reeds eerder opgeworpen verweer van Connexxion niet heeft opgemerkt of anders dan door Connexxion is bedoeld heeft geïnterpreteerd, kan niet leiden tot de conclusie dat de kantonrechter partijdig zou zijn. Connexxion is de gelegenheid gegeven haar verweer nogmaals uiteen te zetten, waarna in het kader van hoor en wederhoor [A] zal mogen reageren. Hoewel een en ander, zoals de kantonrechter ook zelf aangeeft, ongelukkig is verlopen - wellicht mede als gevolg van de omstandigheid dat de kantonrechter de zaak van een collega heeft overgenomen - zijn er naar het oordeel van de wrakingskamer geen redenen om te vrezen dat het de kantonrechter aan onpartijdigheid ontbreekt of dat ten aanzien van hem de schijn van partijdigheid is gewekt.
- verklaart Connexxion niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, Rv wordt toegezonden aan:
• Connexxion p/a mr. E.J. Nieuwenhuys;
• [A] p/a mr. E.J.W.F. Deen;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E. Rabbie, J. Mendlik en D.G.J. Dop, in tegenwoordigheid van J. Kriense Lokker als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2012.