RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 407254 / KG ZA 11-1341
Vonnis in kort geding van 13 januari 2012
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JBM KOERIERS B.V.,
statutair gevestigd te Leiden, kantoorhoudende te Zoeterwoude,
eiseres,
advocaat mr. A.P. Pouw te Leiden,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. G. Verberne te Amsterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OCÉ-NEDERLAND B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
tussenkomende partij,
advocaat mr. T.H. Chen te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als 'JBM', 'UvA' en 'Océ'.
1. Het incident tot voeging
Océ heeft primair verzocht te mogen tussenkomen en subsidiair om zich te mogen voegen aan de zijde van UvA. Ter zitting van 21 december 2011 heeft UvA geen bezwaar gemaakt tegen toewijzing van de incidentele vordering. JBM heeft aangevoerd dat Océ geen belang heeft bij de door haar beoogde interventie, hetgeen Océ vervolgens gemotiveerd heeft bestreden. Vervolgens is Océ toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Vast staat dat UvA en Océ inmiddels een overeenkomst hebben gesloten, op grond waarvan Océ op 1 januari 2012 zal aanvangen met de uitvoering van de in geschil zijnde transportdiensten en dat Océ haar bedrijfsvoering daarop al heeft ingericht. Toewijzing van de vordering van JBM zou daarop een inbreuk maken. Voorts is niet gebleken dat het verzoek tot tussenkomst aan de vereiste spoed bij dit kort geding en de goede procesorde in het algemeen in de weg staat.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 21 december 2011 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. JBM houdt zich bezig met transport- en koeriersdiensten in de meest ruime zin.
2.2. In maart 2009 is door het ministerie van Financiën namens de Staat der Nederlanden (hierna 'de Staat') een openbare Europese aanbesteding gestart betreffende de collectie, distributie en bezorging van post met bestemming buitenland en het vervoer van goederen met bestemming binnen- en buitenland in het kader van het project Post2009. De aanbesteding (hierna aan te duiden als 'EA Post 2009') is uitgeschreven namens een groot aantal 'Deelnemende diensten', zoals diverse ministeries en andere (overheids)instanties, waaronder UvA.
2.3 Het bestek d.d. 2 maart 2009 vermeldt, voor zover hier van belang:
"Tot de scope van deze aanbesteding horen, verdeeld over een vijftal percelen:
1. buitenlandse post;
2. pakketten (binnen- & buitenland);
3. binnenlandse koeriersdiensten;
4. buitenlandse koeriersdiensten;
5. transportdiensten.
(.....)
Het doel van deze aanbesteding is het contracteren van één of meerdere Opdrachtnemers, die één, meerdere of alle percelen voor de collectie, distributie en de bezorging van buitenlandse post, binnen- & buitenlandse pakketten, binnenlandse koeriersdiensten, buitenlandse koeriersdiensten en het vervoer van goederen, ten behoeve van de Deelnemende diensten, op de economisch meest voordelige wijze kunnen verzorgen. Per perceel zal een afzonderlijke Raamovereenkomst met Opdrachtnemer worden gesloten - ook indien meerdere percelen aan dezelfde Opdrachtnemer gegund worden - voor de (initiële) duur van 2 jaar met een eenzijdige optie tot verlenging met tweemaal één jaar. De beoogde ingangsdatum van de Raamovereenkomst(en) is 1 juli 2009. Zie ook paragraaf 3.11 hierna.
De Opdracht is door de Aanbestedende dienst verdeeld in vijf percelen. Een aantal percelen is opgedeeld in subpercelen. Er kan per perceel worden ingeschreven, inschrijven op een subperceel is niet mogelijk. Hieronder volgt een verkorte opsomming van de percelen. Voor een nadere toelichting op elk (sub)perceel wordt u verwezen naar hoofdstuk 7: 'Programma van eisen en wensen ten aanzien van de opdracht').
Perceel nr. 5 Transportdiensten
3.11.2 Nadere Overeenkomst
Na ondertekening van de Raamovereenkomst dient Opdrachtnemer met elke Deelnemende dienst die voor het desbetreffende perceel deelneemt aan de aanbesteding, een Nadere Overeenkomst af te sluiten. In deze Nadere Overeenkomst (.....) leggen de Deelnemende dienst en Opdrachtnemer de specifieke leveranties en/of diensten, bestel- en facturatiewijze, en eventuele aanvullende afspraken voor die Deelnemende dienst vast. (.....)
7.12 Perceelspecifieke eisen en wensen: Perceel 5 (Transportdiensten)
In dit perceel is het vervoer van goederen op Werkdagen met een hoog volume opgenomen op basis van vaste tijdstippen tussen de kantoren van de Deelnemende diensten onderling en van kantoren van de Deelnemende diensten naar een aantal vaste adressen. Het goederenvervoer wordt met een vaste frequentie uitgevoerd of op afroep. Het betreft vervoer exclusief voor een Deelnemende dienst dan wel vervoer wat gecombineerd kan worden met zendingen van derden. Het soort vervoersobjecten kan variëren: pallets, bakkenkarren, rolcontainers, archiefdozen, etc. In voorkomende gevallen vindt emballage plaats. Binnen dit perceel valt tevens het met vaste frequentie vervoeren van laboratoriummonsters van verschillende douaneposten in Nederland naar het Laboratorium van de Douane in Amsterdam. Het betreft hier het vervoer van speciale zendingen, zoals gevaarlijke stoffen welke geconditioneerd en beveiligd vervoerd dienen te worden. Hierop zijn speciale eisen van toepassing welke zijn opgenomen in onderstaande programma van eisen. Naast de laboratoriummonsters t.b.v. de douane valt binnen dit perceel ook het vervoer van laboratoriummonsters voor Rijkswaterstaat. Het betreft grotendeels het vervoer van oppervlakte- of afvalwatermonsters welke vervoerd worden in kratten, verdeeld over meerdere ritten op een Werkdag. Het tijdstip van ophalen kan in nader overleg met de Deelnemende dienst worden bepaald. Het volume kan fluctueren in de tijd. De Deelnemende dienst zal de Opdrachtnemer vooraf inlichten, indien het volume zodanig verschilt van het gebruikelijke volume, dat inzet van voertuigen aangepast moet worden.
7.12.1.8 (e) Van de te vervoeren goederen worden vrachtbrieven opgemaakt, waarop de chauffeur van de Opdrachtnemer tekent voor ontvangst en de ontvanger zijn naam in blokletters laat zetten alsmede zijn handtekening laat plaatsen."
2.4. Bij brief aan JBM van 19 mei 2009 heeft de Staat bevestigd dat hij voornemens is perceel 5 te gunnen aan JBM. Vervolgens is ter zake van dat perceel op 29 juni 2009 een raamovereenkomst gesloten tussen JBM en de Staat, mede namens alle Deelnemende diensten, met als ingangsdatum 1 juli 2009 (hierna 'de Raamovereenkomst').
2.5. In oktober 2009 heeft JBM contact opgenomen met UvA met het oog op het afsluiten van een Nadere Overeenkomst. Daarop heeft UvA op of omstreeks 9 december 2009 aan JBM kenbaar gemaakt geen transportdiensten te hebben die vallen onder perceel 5 van EA Post 2009.
2.6. Op 6 december 2010 is de Raamovereenkomst met twee jaar verlengd tot 30 juni 2013.
2.7. In mei 2011 is UvA een openbare Europese aanbesteding gestart betreffende 'post, transport en pre-postale diensten'. Voor zover hier van belang vermeldt de offerteaanvraag van 12 mei 2011:
De Post, transport en pre-postale dienstverlening worden op een externe locatie buiten de panden van de UvA verricht. De locatie waar de dienstverlening wordt verricht is hierna te noemen "Postkamer". De dienstverlening van de Postkamer bestaat uit: postdiensten, transportdiensten, pre-postale diensten, administratieve diensten en informatie helpdesk dienstverlening aan de interne klanten van de UvA en gelieerde instellingen. De Postkamer is geopend voor de (interne) klanten van de UvA van 08.30 tot 17.30 uur.
De deelnemers die gebruik maken van de dienstverlening van de Postkamer zijn momenteel gehuisvest in ca. 80 panden verspreid over Amsterdam. Het contact met interne klanten over deze dienstverlening verloopt via de Postkamer.
De UvA wil met deze aanbesteding een kostenreductie behalen, waarbij de kwaliteit van de dienstverlening minimaal op het huidige niveau blijft.
De nadruk zal komen te liggen op transparantie voor de interne klant en een goede tijdige communicatie gedurende de operationele dienstverlening. (.....)
1.5 Beschrijving van de opdracht
De Opdracht bestaat uit een aantal onderdelen (niet zijnde percelen):
A Postdiensten
Inkomende post
Interne post binnen de UvA
Uitgaande post
Retourpost
Postdistributie binnen panden
B Transport diensten
Vaste distributieritten postrondes
Losse transporten
Losse transporten vaste afspraken
Boekentransport
Intern transporten en voorraad beheer kopieerpapier
Buiten de scope van de Opdracht valt de levering van de volgende producten/diensten:
(.....)
c) Externe postdiensten
Voor de externe postdiensten maakt de UvA gebruik van het zg. categoriemanagement Post 2009. Dit betekent dat de UvA voor diverse postdiensten een contract heeft afgesloten met partijen waar Leverancier gebruik van moet maken. (.....)
Aan de Opdrachtnemer wordt gevraagd zorg te dragen voor de dienstverlening zoals beschreven in de volgende hoofdstukken en de bijbehorende bijlagen waarbij bovendien de prestatie-eisen, zoals beschreven in de volgende paragrafen, worden gesteld. (.....) Per opdrachtonderdeel wordt een beschrijving van het dienstonderdeel gegeven met bijbehorende minimale eisen en prestatie indicatoren.
5.2.6 Postrondes posttassen
Het opdracht onderdeel postrondes met posttassen betreft tweemaal daags ophalen en bezorgen van 2 stuks posttassen ten behoeve van het College van Bestuur. De ritten vinden plaats tussen Spui en Weesperzijde.
De Postkamer verleent de volgende Transportdiensten:
5.3.1 Vaste distributieritten postrondes
Dagelijks één transport op overeengekomen tijdstippen van en naar alle UvA locaties ten behoeve van het bezorgen en ophalen van poststukken. (.....)
5.3.2 Losse transporten
Het opdrachtonderdeel losse transporten betreft het op aanvraag verzorgen van transporten door Nederland en naar het buitenland voor de UvA interne klanten en gelieerde instellingen.
5.3.3 Losse transporten met vaste afspraken
• Het opdrachtonderdeel losse transporten met vaste afspraken betreft het verzorgen van transporten waar aan specifieke eisen zijn verbonden. (.....)
• Bullen transport
(.....)
• Tentamenpost
(.....)
• Bloedtransport
(.....)
• Wekelijkse verspreiding weekblad van de universiteit "Folia"
(.....)
5.3.4 Boekentransport Universiteitsbibliotheek (UB)
Het opdrachtonderdeel boekentransport bestaat uit het verzorgen van de dagelijkse boeken transporten tussen de universiteitsbibliotheken. In totaal zijn er dertien bibliotheken bij de UvA, waaronder begrepen het centrale boekendepot. (.....)"
2.8. Op 15 september 2011 heeft UvA de door haar aanbestede diensten voorlopig gegund aan Océ. In vervolg daarop is op 20 oktober 2011 tussen UvA en Océ de "Overeenkomst post, transport en pre-postale diensten" gesloten.
3.1 JBM vordert:
I. UvA te bevelen de verplichtingen uit hoofde van de Raamovereenkomst na te komen en JBM opdracht te verstrekken alle transportdiensten die behoren tot perceel 5 van EA Post 2009 voor de verdere duur van de Raamovereenkomst uit te voeren, waaronder begrepen de transportdiensten die zijn opgenomen in de offerteaanvraag van UvA in de paragrafen 5.2.6 en 5.3.1 tot en met 5.3.4;
II. UvA te verbieden om de (uitvoering van de) transportdiensten die zijn opgenomen in de offerteaanvraag van UvA in de paragrafen 5.2.6 en 5.3.1 tot en met 5.3.4, voor de duur van de Raamovereenkomst op een andere wijze vorm te geven ('om te katten') dan beschreven in de offerteaanvraag, behoudens na daartoe verkregen toestemming van JBM;
III. een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van UvA in de proces- en nakosten.
3.2 Samengevat voert JBM daartoe het volgende aan.
JBM is destijds uitgegaan van de juistheid van de in december 2009 aan haar gedane mededeling dat UvA geen transportdiensten kent die vallen onder perceel 5 van EA Post 2009, zodat met UvA - in aansluiting op de Raamovereenkomst - geen Nadere Overeenkomst behoefde te worden gesloten. Ten onrechte naar nu blijkt. De in de offerteaanvraag van 12 mei 2011 in de paragrafen 5.2.6 en 5.3.1 tot en met 5.3.4 genoemde transportdiensten vallen daar immers wel degelijk onder. Het stond UvA dan ook niet vrij om die diensten zelf - opnieuw - aan te besteden. Op grond van de Raamovereenkomst moet UvA die diensten aan JBM aanbieden en had UvA dienaangaande een Nadere Overeenkomst met JBM moeten sluiten. Nadat JBM kennis nam van de (eigen) aanbesteding van UvA, heeft zij direct stappen ondernomen om te voorkomen dat een ander dan zij met de betreffende diensten zou worden belast. In dat verband heeft zij ook gebruik gemaakt van de onder 17 in de Raamovereenkomst opgenomen escalatieregeling. Een en ander heeft er echter niet toe geleid dat UvA afzag van de aanbesteding van die diensten, ook niet na aandringen van de aangewezen intermediair(s) tussen de Staat en de Deelnemende diensten, die zich grotendeels kan (kunnen) vinden in het standpunt van JBM. Als gevolg van het voorgaande lijdt JBM - steeds toenemende - schade. Teneinde af te dwingen dat UvA haar verplichtingen uit hoofde van de Raamovereenkomst nakomt, zit er voor JBM niets anders op dan UvA in rechte te betrekken door middel van het onderhavige kort geding. Daarnaast moet UvA worden verboden om de (uitvoering van de) betreffende transportdiensten op een andere wijze vorm te geven dan zoals deze zijn beschreven in haar offerteaanvraag ('omkatten'), opdat wordt voorkomen dat zij haar verplichtingen uit de Raamovereenkomst omzeilt.
3.3 UvA en Océ hebben de vorderingen van JBM gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig zal hun verweer hierna worden besproken.
3.4. Océ vordert UvA - op straffe van verbeurte van een dwangsom - te gebieden de implementatie van de op 20 oktober 2011 tussen UvA en haar gesloten overeenkomst voort te zetten, met veroordeling van JBM in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5. Kort gezegd voert Océ daartoe aan dat UvA gerechtigd was om op 20 oktober 2011 de overeenkomst met haar te sluiten en dat deze dan ook moet worden nagekomen.
3.6. UvA heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering van Océ.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Aan het verweer van UvA en Océ dat JBM geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen wordt voorbijgegaan. De vereiste spoedeisendheid ligt immers reeds besloten in haar stellingen, in het bijzonder waar zij stelt dat UvA ten onrechte geen uitvoering geeft aan haar verplichtingen uit hoofde van de Raamovereenkomst betreffende perceel 5 van EA Post 2009, als gevolg waarvan zij (Océ) een schade lijdt van 7 tot 9 miljoen euro per jaar. Als dat juist mocht zijn, heeft JBM er alle belang bij dat aan die situatie zo snel mogelijk een einde wordt gemaakt. Daaraan doet niet af dat de Raamovereenkomst al bijna 21/2 jaar geleden is gesloten. Te minder nu JBM stelt dat zij onmiddellijk - doch tevergeefs - actie heeft ondernomen om die situatie te beëindigen nadat zij daarvan op de hoogte raakte.
4.2. De onder 2.1 sub I vermelde vordering strekt tot nakoming door UvA van haar verplichtingen uit hoofde van de Raamovereenkomst, in die zin dat de in de offerteaanvraag van 12 mei 2011 onder 5.2.6 en 5.3.1 tot en met 5.3.4 bedoelde transportdiensten aan haar worden opgedragen. Anders dan UvA en Océ is de voorzieningenrechter van oordeel dat van de Raamovereenkomst wel degelijke nakoming kan worden gevorderd door JBM. Te meer waar de Staat die overeenkomst - uitdrukkelijk - mede sloot namens de Deelnemende diensten, waaronder UvA. UvA kan dan ook door JBM worden aangesproken op nakoming van verplichtingen die ingevolge de Raamovereenkomst op haar rusten jegens JBM, zoals - in voorkomende gevallen - het sluiten van een Nadere Overeenkomst ter zake van transportdiensten die tot perceel 5 van EA Post 2009 behoren.
4.3. Het voornaamste geschilpunt tussen partijen betreft de vraag of de transportdiensten die vermeld staan in de paragrafen 5.2.6 en 5.3.1 tot en met 5.3.4 van de offerteaanvraag van 12 mei 2011, diensten betreffen die vallen onder perceel 5 van EA Post 2009.
4.4. Voor de beantwoording van die vraag is leidend hetgeen dienaangaande is opgenomen in het bestek d.d. 2 maart 2009 inzake EA Post 2009 en in de offerteaanvraag d.d. 12 mei 2011 betreffende de aanbesteding van post, transport en pre-postale diensten door UvA. Dat staat op zichzelf ook niet ter discussie tussen partijen.
4.5. Perceel 5 van EA Post 2009 ziet onmiskenbaar op 'externe' transportdiensten van de ene Deelnemende dienst naar de andere Deelnemende dienst en van een Deelnemende dienst naar een aantal vaste - externe - adressen (van niet-Deelnemende diensten). Dit volgt, met name, uit hetgeen in het bestek in paragraaf 7.12 staat vermeld over de reikwijdte van het perceel. Blijkens die paragraaf betreffen de enige uitzonderingen daarop het 'interne' vervoer van (i) laboratoriummonsters van verschillende douaneposten in Nederland naar het Laboratorium van de Douane in Amsterdam en (ii) laboratoriummonsters voor Rijkswaterstaat. Dat perceel 5 - behoudens die twee uitzonderingen - slechts ziet op 'externe' transportdiensten volgt ook nog eens uit de onder 7.12.1.8 geformuleerde eis, inhoudend dat voor de te vervoeren goederen vrachtbrieven moeten worden opgemaakt. Zoals door JBM op de zitting is erkend, kunnen vrachtbrieven slechts aan de orde komen bij 'extern' transport. Als behoorlijk geïnformeerd en normaal oplettend inschrijver heeft ook JBM de scope van perceel 5, zoals hiervoor weergegeven, moeten kunnen begrijpen.
4.6. De door UvA uitgeschreven aanbesteding heeft - blijkens de offerteaanvraag van 12 mei 2011 - betrekking op transportdiensten binnen UvA, te verrichten door haar eigen "Postkamer". Aldus is sprake van 'interne' transportdiensten ten behoeve van één Deelnemende dienst waarop perceel 5 van EA Post 2009 geen betrekking heeft. Dat onder de scope ook vallen de transportdiensten tussen de, op (circa 80) verschillende adressen gehuisveste, diensten van UvA en de aan haar gelieerde instellingen, brengt niet mee dat sprake is van 'externe' transportdiensten. Dienaangaande kan - anders dan JBM heeft aangevoerd - in ieder geval niet worden gesproken van het vervoer van goederen naar een aantal "vaste adressen", zoals bedoeld in paragraaf 7.12 van het bestek van 2 maart 2009. Het voorgaande klemt te meer nu slechts UvA wordt aangemerkt als 'Deelnemende dienst' ter zake van EA Post 2009 en niet ook (afzonderlijk) de verschillende diensten van UvA en/of de aan haar gelieerde instellingen. Daar komt bij dat in de offerteaanvraag - onder 1.8 - expliciet wordt aangegeven dat "externe postdiensten" buiten de scope van de aanbesteding vallen.
4.7. Op grond van het voorgaande moet - in het bestek van dit kort geding - vooralsnog worden geoordeeld dat de door UvA zelf aanbestede diensten, zoals vermeld in de offerteaanvraag in de paragrafen 5.2.6 en 5.3.1 tot en met 5.3.4, niet vallen onder de transportdiensten van perceel 5 van EA Post 2009. Daaraan doet de (eventuele) afwijkende mening van de aangewezen intermediair(s) tussen de Staat en de Deelnemende diensten niet af. Overigens is opvallend dat JBM tijdens de mondelinge behandeling in tweede termijn niet is ingegaan op het hiervoor behandelde - doeltreffende - verweer van UvA, waarbij Océ zich heeft aangesloten.
4.8. Uit het vorenstaande vloeit niet alleen voort dat de onder 2.1 sub I vermelde vordering zal worden afgewezen, maar ook dat JBM geen belang heeft bij de onder 2.1 sub II vermelde vordering. Zoals overwogen, staat EA Post 2009 immers niet in de weg aan de eigen aanbesteding door UvA van de in de paragrafen 5.2.6 en 5.3.1 tot en met 5.3.4 van de offerteaanvraag vermelde transportdiensten, zodat er geen aanleiding zal zijn voor UvA om die 'om te katten'. Ook die vordering komt dus niet voor toewijzing in aanmerking.
4.9. Reeds op grond van het voorgaande zullen de vorderingen van JBM worden afgewezen, met veroordeling van haar - als de in het ongelijk gestelde partij - in de proceskosten, zoals verzocht te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarmee behoeven de overige verweren van UvA en Océ geen verdere bespreking.
4.10. Nu de vorderingen van JBM worden afgewezen en UvA op de zitting heeft aangegeven voornemens te zijn uitvoering te (blijven) geven aan de op 20 oktober 2011 tussen Océ en haar gesloten overeenkomst, moet Océ geacht worden geen belang meer te hebben bij haar vordering, hetgeen zij ook heeft erkend op de zitting. Onder die omstandigheid zal die vordering worden afgewezen.
4.11. Océ zal worden veroordeeld in de proceskosten van UvA, welke kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat UvA als gevolg van de vordering van Océ extra kosten heeft moeten maken. Ondanks de afwijzing van de vordering van Océ, moet JBM in haar verhouding tot Océ worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het belangrijkste doel van Océ om te interveniëren in de onderhavige procedure was immers te voorkomen dat de vorderingen van JBM zouden worden toegewezen waardoor haar overeenkomst met UvA op losse schroeven zou komen te staan. Dat doel is bereikt. JBM zal dan ook (tevens) worden veroordeeld in de proceskosten van Océ, zoals gevorderd uitvoerbaar bij voorraad en te vermeerderen met de wettelijke rente.
- wijst de vorderingen van JBM af;
- wijst de vordering van Océ af;
- veroordeelt Océ voor wat betreft de door haar ingestelde vordering jegens UvA in de kosten van de procedure, tot op dit vonnis aan de zijde van UvA begroot op nihil;
- veroordeelt JBM in de overige proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van zowel UvA als Océ (telkens) begroot op € 1.376,-- , waarvan € 560,-- aan griffierecht en € 816,-- aan salaris van de advocaat, (steeds) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het uitspreken van dit vonnis;
- verklaart de proceskosten ten behoeve van Océ uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Koppen en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2012.