Parketnummer 09/610010-11
Datum uitspraak: 24 januari 2012
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1968 te [plaats],
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 10 januari 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Visser en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. M. Backer, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Het slachtoffer heeft ter terechtzitting gebruik gemaakt van het spreekrecht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 september 2010 te Wassenaar als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de
weg, de Rijksweg A44 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte, aldaar,
- is gaan rijden terwijl hij daaraan voorafgaand niet de juiste hoeveelheid
medicijnen (insuline) had ingenomen voor zijn bloedsuikerspiegel, althans
(voorafgaand aan het rijden) heeft nagelaten te controleren of hij de juiste
hoeveelheid medicijnen (insuline) voor zijn bloedsuikerspiegel ingenomen had
en/of heeft nagelaten zijn bloedsuikerspiegel te controleren en/of (vervolgens)
- (veel) te hard, althans met een (veel) hogere snelheid dan toegestaan, heeft
gereden en/of (vervolgens)
- zijn motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, immers heeft
hij slingerend gereden en/of (vervolgens)
- de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren tengevolge waarvan hij
tegen een aldaar rijdende auto is gebotst, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenkneuzing met
inprentingsstoornissen en/of spraakstoornis en/of krachtverlies van de
(rechter)arm en/of gekneusde ribben en/of een gescheurde ader in het hoofd,
althans zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2010 te Wassenaar als bestuurder van een
voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A44, als volgt heeft
gehandeld:
hij, verdachte, aldaar,
- is gaan rijden terwijl hij daaraan voorafgaand niet de juiste hoeveelheid
medicijnen (insuline) had ingenomen voor zijn bloedsuikerspiegel, althans
(voorafgaand aan het rijden) heeft nagelaten te controleren of hij de juiste
hoeveelheid medicijnen (insuline) voor zijn bloedsuikerspiegel ingenomen had
en/of heeft nagelaten zijn bloedsuikerspiegel te controleren en/of (vervolgens)
- (veel) te hard, althans met een (veel) hogere snelheid dan toegestaan, heeft
gereden en/of (vervolgens)
- zijn motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, immers heeft
hij slingerend gereden en/of (vervolgens)
- de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren tengevolge waarvan hij
tegen een aldaar rijdende auto is gebotst, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel (te weten een hersenkneuzing met
inprentingstoornissen en/of spraakstoornis en/of krachtverlies van de
(rechter)arm en/of gekneusde ribben en/of een gescheurde ader in het hoofd)
heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
De verdenking komt er kort gezegd op neer dat verdachte op 15 september 2010 te Wassenaar als bestuurder van een auto zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) zwaar lichamelijk letsel is toegebracht dan wel zodanig letsel dat tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld door voordat hij zijn auto ging besturen, hetzij twee doses insuline te nemen, hetzij zijn bloedsuikergehalte niet te meten en vervolgens te hard en slingerend te rijden en de controle over zijn auto (verder) te verliezen. Daardoor is hij in botsing gekomen met een aldaar rijdende auto. De bestuurder van deze auto, het slachtoffer, heeft door dit verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het primair ten laste gelegde feit bewezen acht.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betwist dat verdachte te hard heeft gereden. Voorts heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het ongeval heeft plaatsgehad terwijl verdachte een black-out had door een hypo. Verdachte heeft geen schuld aan het ongeval, aldus de verdediging, die heeft bepleit dat verdachte te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake van het subsidiair ten laste gelegde feit.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging1
Op 15 september 2010 heeft een aanrijding plaats gevonden op de Rijksstraatweg/A44 te Wassenaar, op de rijbaan komend uit de richting van Leiden. Ter plaatse geldt een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Verdachte is met de voorzijde van zijn auto (een grijze Porsche) tegen de achterzijde van een op de linkerrijstrook rijdende Fiat gebotst. De ophanging van het linkerwiel van verdachtes auto is hierdoor afgebroken. De Fiat is via de geleiderail op de rijbaan tot stilstand gekomen. Verdachte is vervolgens met de voorzijde van zijn auto tegen de achterzijde van een op de rechterrijstrook rijdende, door het slachtoffer bestuurde, Volvo gebotst. De Volvo kwam eveneens via de geleiderail op de rijbaan tot stilstand.2
Het slachtoffer is door de brandweer uit zijn auto geknipt en is met zeer zwaar letsel naar het LUMC vervoerd. Als gevolg van de aanrijding heeft het slachtoffer gekneusde ribben, een hoofdwond en schaafwonden over zijn hele lijf. Een ader in zijn hoofd is gescheurd. Hij had uitvalsverschijnselen, inprentingstoornissen en krachtsverlies in zijn rechterarm.
Op grond van de sporen, schades, eindposities en reconstructies heeft de politie vastgesteld dat een aanzienlijk snelheidsverschil de aanleiding is geweest voor de aanrijding met zowel de Fiat als de Volvo. Vanuit een technisch oogpunt is niet gebleken hoe of waarom dit snelheidsverschil is ontstaan en hoe groot dit snelheidsverschil is geweest. Evenmin is gebleken of de Fiat en de Volvo reden dan wel stilstonden toen verdachte hen van achteren naderde. Voorafgaand aan de plaats van de aanrijding tussen verdachte en de Fiat zijn geen bandensporen waargenomen waar een krachtige remming dan wel een sterke uitwijkmanoeuvre van verdachte uit kan worden herleid.3
De bestuurder van de Fiat heeft verklaard dat hij voorafgaand aan de aanrijding reed met een snelheid van circa 60 kilometer per uur en dat hij de Porsche in zijn achteruitkijkspiegel heel snel op hem af zag komen rijden en dat de Porsche kleine slingerende bewegingen maakte.4
De verdediging heeft terecht gesteld dat niet kan worden vastgesteld hoe hard verdachte precies heeft gereden. De vaststelling van de politie dat voor de aanrijding sprake moet zijn geweest van een aanzienlijk snelheidsverschil met de Fiat leidt in samenhang met de verklaring van de bestuurder van de Fiat dat hij voor de aanrijding reed met een snelheid van circa 60 kilometer per uur tot de conclusie dat verdachte harder heeft gereden dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur. Dit wordt bevestigd door verklaringen van getuigen, die vlak voor de aanrijding zijn ingehaald door verdachte en die zagen dat de Porsche met een aanzienlijke snelheid passeerde.
Verdachte vertoonde na de aanrijding 'wazig' gedrag. Bij controle van zijn bloedsuikerwaarde door medewerkers van de GGD, gaf de meetapparatuur "lo" aan: verdachte verkeerde in een "hypo" (afkorting voor hypoglykemie, een toestand waarin de bloedsuikerspiegel te laag is).5
Verdachte heeft verklaard hij vanaf het moment dat hij de snelweg op is gereden, komend vanuit Leiden, niets meer weet tot hij een hoop rook zag. Hij heeft geen klap gehoord en kan zich niet herinneren hoe hard en op welke rijstrook hij heeft gereden.
Deze verklaring van verdachte en het vlak na de aanrijding bij hem gemeten bloedsuikergehalte leiden de rechtbank tot de conclusie dat verdachte kennelijk een black-out heeft gehad door een hypo.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij sinds zijn 27ste suikerpatiënt is. Normaal gesproken neemt hij 's ochtends voor het ontbijt een dosis Novorapid, een snel werkende insuline. Achteraf bezien heeft hij - als verklaring voor de hypo - gedacht dat hij die ochtend mogelijk een dubbele dosis insuline heeft genomen. Hij kan zich niet herinneren of hij inderdaad een dubbele dosis heeft genomen. Hij heeft geen echte herinnering aan die ochtend, anders dan dat het anders dan anders was, omdat hij met zijn kinderen naar de tandarts is geweest en eerder dan te doen gebruikelijk is opgestaan. Hij heeft niet eerder een dubbele dosis genomen. Bij twijfel neemt hij niet (nog) een dosis, maar geen dosis. Verdachte heeft verklaard dat zijn bloedsuikergehalte stabiel is en dat hij een keer eerder, in 2000, een hypo heeft gehad, die hij voelde aankomen. Verdachte meet zijn bloedsuikergehalte niet iedere dag op vaste momenten. Hij voert maandelijks een controlemeting uit en meet voorts zijn bloedsuikergehalte in voorkomende gevallen als hij het idee heeft dat zijn bloedsuikergehalte wat omhoog of omlaag gaat. Uit die metingen blijkt dat hij dit in de regel goed aanvoelt. Verdachte heeft verder verklaard dat hij altijd insuline, meetapparatuur en druivensuiker bij zich draagt. Hij heeft in dit geval, om voor hem onverklaarbare reden, de verandering in zijn bloedsuikergehalte niet opgemerkt en de hypo niet zien aankomen.
De rechtbank gaat uit van de juistheid van deze verklaring, nu de onjuistheid daarvan niet is niet gebleken en er ook overigens geen reden is om deze in twijfel te trekken.
Uit deze verklaring blijkt dat verdachte de hypo niet voelde aankomen. De door verdachte geopperde verklaring dat hij de hypo niet aan voelde komen omdat hij mogelijk een dubbele dosis insuline zou hebben genomen, berust op een interpretatie van omstandigheden achteraf en niet op een bewuste handeling van verdachte. Op grond van deze verklaring oordeelt de rechtbank dat verdachte ook niet redelijkerwijs behoefde te verwachten dat hij een hypo - en een black-out - zou krijgen en dat het daarom niet verantwoord was dat hij een auto zou gaan besturen.
Deze omstandigheden staan in de weg aan bewezenverklaring van het bestanddeel 'schuld' in het primair ten laste gelegde feit. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Wel kan de subsidiair tenlastegelegde gevaarzetting bewezen worden verklaard, met dien verstande dat de hiervoor bedoelde, uit de verklaring van verdachte ter zitting blijkende omstandigheden in de weg staan aan bewezenverklaring van hetgeen bij het eerste gedachtestreepje staat.
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op of omstreeks 15 september 2010 te Wassenaar als bestuurder van een
voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A44, als volgt heeft
gehandeld:
hij, verdachte, aldaar,
- met een hogere snelheid dan toegestaan, heeft gereden en vervolgens
- zijn motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, immers heeft
hij slingerend gereden en
- de controle over zijn motorrijtuig verloren tengevolge waarvan hij
tegen een aldaar rijdende auto is gebotst, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Nu verdachte de hypo niet voelde aankomen en ook niet redelijkerwijs behoefde te verwachten dat hij een hypo - en een black-out - zou krijgen en dat het daarom niet verantwoord was dat hij een auto zou gaan besturen, ontbreekt bij hem alle schuld aan het bewezenverklaarde. Verdachte wordt daarom ontslagen van alle rechtsvervolging.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
verklaart verdachte niet strafbaar;
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Dit vonnis is gewezen door
mr. Alwin, voorzitter,
mrs Rootring en Hink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Hamelink, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL2010188942, van de regiopolitie Haaglanden, gedateerd 28 december 2010, met bijlagen.
2 proces-verbaal met verkeersongevallenregistratieset, p 10-13
3 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse (pagina 6 van 8), p 63
4 Proces-verbaal van getuigenverhoor, p16
5 Proces-verbaal Verkeersongevallenregistratie, p. 12