ECLI:NL:RBSGR:2012:BV2841

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/647621-11
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. van Delden
  • M. Meijers
  • A. van Zeijst - Repelaer van Driel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in kinderpornografiezaak wegens gebrek aan bewijs van bezit

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 februari 2012 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen in de periode van 6 tot en met 20 maart 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, niet de intentie had om de afbeeldingen te bewaren. Hij heeft de afbeeldingen na het bekijken effectief verwijderd. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar de wetsgeschiedenis van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, waaruit blijkt dat het enkele bekijken van dergelijke afbeeldingen ten tijde van de ten laste gelegde periode niet strafbaar was. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat het enkele bekijken van kinderpornografische afbeeldingen niet kan worden aangemerkt als het in bezit hebben in de zin van de wet.

De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 20 januari 2012, waarbij de officier van justitie mr. A. Baas en de raadsman van de verdachte, mr. A.R.A.L. Norenburg, aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat de verdachte de afbeeldingen kortdurend in zijn bezit had, maar niet had verspreid of vervaardigd. De verdediging voerde aan dat er geen bewijs was dat de verdachte de afbeeldingen had gedownload, aangezien niet was vastgesteld op welke computer de afbeeldingen waren bekeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen kinderpornografische afbeeldingen op de computer van de verdachte zijn aangetroffen, wat steun biedt aan zijn verklaringen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de opzet van de verdachte op het bezit van de afbeeldingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij het feit had begaan. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om de intentie en beschikkingsmacht van de verdachte te kunnen vaststellen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/647621-11
Datum uitspraak: 3 februari 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats],
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 20 januari 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Baas en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A.R.A.L. Norenburg, advocaat te Woerden, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 06 maart 2009 tot en met 20 maart 2009 te
[plaats], in elk geval in Nederland,
één of meermalen
een afbeelding en/of
een gegevensdrager, bevattende vijf, althans één of meer, afbeeldingen
(telkens) heeft verspreid en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd
en/of in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeelding(en) (telkens) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar
is/zijn,
waarbij (telkens) een persoon (schijnbaar) betrokken was
die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt,
te weten (onder meer):
- Een naakt meisje van tien á twaalf jaar oud dat met opgetrokken knieën en
haar benen wijd uiteen op de rugleuning van een hoekbank zit. Haar vagina is
door haar houding en het camerastandpunt uitdrukkelijk in beeld gebracht.
- Een naakt meisje van dertien 's vijftien jaar dat op bed zit en alleen een
volledig doorschijnend jurkje draagt, waarvan de bovenzijde geheel naar
beneden is getrokken. Zij wekt de indruk dat ze met een striptease bezig is.
Zij is op de afbeelding haar schoenen met hoge hakken aan het uittrekken.
Door de stijl van fotograferen en de manier waarop het meisje is afgebeeld
past het geheel volstrekt niet bij haar leeftijd;
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Overwegingen
3.1 Inleiding
Op 7 juli 2009 ontving een senior specialist expertise, in dienst van het Team Bestrijding Kinderpornografie van het Korps landelijke politiediensten (KLPD), twee rapporten van Interpol Luxemburg waaruit bleek dat via de websites [website1] en [website 2] kinderpornografische foto's werden verspreid. Uit de gegevens van de hosting provider van beide websites kon worden opgemaakt dat meerdere bestanden waren 'gedownload' via IP-adressen die herleidbaar waren naar Nederland. Zo is onder meer gebleken dat het IP-adres [IP-adres] eenmaal op 6 maart 2009 en 4 maal op 20 maart 2009 een afbeelding heeft gedownload, die alle aangemerkt kunnen worden als kinderpornografisch materiaal, zoals bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Voornoemd IP-adres bleek op naam te staan van [X]. [X] heeft verklaard dat hij zeven computers in zijn bezit heeft die allen met elkaar verbonden waren via een kantoornetwerk. Degenen die gebruik maakten van deze computers waren zijn familieleden, een kennis die 'in huis was geweest' en zijn twee werknemers, waaronder verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend op zijn computer op kantoor kinderpornografische afbeeldingen te hebben bekeken. Hij heeft verklaard dat zijn vrouw in het verleden is misbruikt door haar oom. Zijn vrouw heeft hiervan aangifte gedaan, maar het is echter niet tot een vervolging gekomen. Verdachte is naar eigen zeggen vervolgens op zoek gegaan naar 'steunbewijs' tegen deze oom. Hij is hierop een zoektocht op het internet begonnen naar kinderpornografische afbeeldingen waarbij de oom van zijn echtgenote betrokken zou zijn en heeft om die reden sites met kinderpornografische afbeeldingen bekeken. Voorts heeft hij geprobeerd de 'op normale wijze' gefotografeerde modellen op de site van voornoemde oom te vergelijken met de op de kinderpornografische afbeeldingen afgebeelde modellen. Hij hoopte hiermee te kunnen bewijzen dat de oom te ver was gegaan in het fotograferen van de modellen.
Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij de op kinderpornosites aangetroffen afbeeldingen niet op zijn computer heeft opgeslagen, maar slechts heeft aangeklikt om ze te bekijken en te kunnen vergelijken met de eerdergenoemde modellen. Ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde afbeeldingen heeft verdachte verklaard dat hij niet kan bevestigen of ontkennen dat hij deze afbeeldingen bekeken heeft.
Op de computer van verdachte zijn door de regiopolitie Hollands Midden, Divisie Regionale Opsporing, Forensische Opsporing, Digitale Expertise' geen kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen.
De vraag die voorligt, is of verdachte in de periode van 6 tot en met 20 maart 2009 in het bezit was van de vijf ten laste gelegde kinderpornografische afbeeldingen.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte de kinderpornografische afbeelden (kortdurig) in zijn bezit heeft gehad, maar niet heeft verspreid, vervaardigd, ingevoerd of uitgevoerd.
Verdachte heeft gedurende een lange periode bewust naar kinderpornografische afbeeldingen gezocht. Hij heeft de beschikkingsmacht gehad over de kinderpornografische afbeeldingen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren met een proeftijd van 2 jaren.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om vrijspraak.
Hiertoe heeft zij primair aangevoerd dat het dossier geen bewijs bevat dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde kinderpornografische afbeeldingen heeft gedownload, nu niet is vastgesteld door wie en/of op welke van de zeven computers - die alle gebruik maakten van hetzelfde IP-adres - deze afbeeldingen zijn bekeken.
Subsidiair is de verdediging van mening dat het dossier geen bewijs bevat dat verdachte in het bezit is geweest van kinderpornografische afbeeldingen en in het bijzonder de in de tenlastelegging genoemde kinderpornografische afbeeldingen. Verdachte heeft verklaard dat hij wel kinderpornografische afbeeldingen heeft aangeklikt en bekeken teneinde daarop de oom van zijn echtgenote dan wel door die oom gebruikte modellen te herkennen. Hij heeft de afbeeldingen slechts bekeken en heeft niets bewaard. Hij gooide alles weg en maakte daarbij gebruik van het programma CCleaner waarvan hij wist dat het de gedownloade bestanden van zijn computer definitief verwijderde, waardoor de afbeeldingen dan ook niet reproduceerbaar waren. Hierdoor had verdachte geen beschikkingsmacht over de afbeeldingen en kon er om die reden geen sprake zijn van (opzet op het) bezit. De raadsman heeft hierbij opgemerkt dat 'downloaden' een dergelijk breed begrip is dat zelfs het bekijken van een internetsite daar onder valt.
Meer subsidiair stelt de verdediging dat het enkel bekijken van kinderpornografische afbeeldingen in de ten laste gelegde periode niet strafbaar was.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging
Downloaden van de in de tenlastelegging genoemde afbeeldingen
Gelet op enerzijds het gegeven dat de afbeeldingen zijn gedownload door een computer met het IP-adres waarvan verdachte ook gebruik maakte en anderzijds de verklaring van verdachte dat hij op zijn werk op zoek is geweest naar kinderpornografische afbeeldingen en hij niet kan bekennen, maar ook niet kan ontkennen dat hij de in de tenlastelegging genoemde afbeeldingen heeft bekeken, gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte degene is geweest die de tenlastegelegde afbeeldingen via het IP adres van zijn werkgever heeft gedownload.
Bezit
Volgens de conclusie van de advocaat-generaal bij het arrest van de Hoge Raad van 26 oktober 2010 (LJN BO1713) dient de 'beschikkingsmacht' als essentieel kenmerk van bezit te worden aangemerkt. Het in bezit hebben van een elektronisch bestand dat een afbeelding van kinderpornografische aard inhoudt, veronderstelt de mogelijkheid om te bepalen waar het bestand zich bevindt en daarmee de mogelijkheid om zich van dat bestand te ontdoen. Indien het bestand is vastgelegd op een gegevensdrager, ligt in de beschikkingsmacht over die gegevensdrager de beschikkingsmacht over de daarop vastgelegde gegevens, besloten.
Zoals hierboven vastgesteld, gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde afbeeldingen gedownload heeft. De rechtbank merkt hierbij op dat zij onder het begrip 'downloaden' niet alleen het actief opslaan op de harde schijf van de computer verstaat, maar bijvoorbeeld ook het enkele aanklikken en bekijken van afbeeldingen die vervolgens in de map 'Temporary Internetfiles' terecht kunnen komen, totdat zij bijvoorbeeld definitief en zonder sporen achter te laten worden verwijderd door meergenoemd computerprogramma.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij via de computer actief op zoek is geweest naar kinderporno. Hij heeft de afbeeldingen niet op zijn computer opgeslagen, maar slechts aangeklikt om ze te bekijken. Vervolgens heeft hij ze weggegooid. Hij was zich er enerzijds van bewust dat de afbeeldingen dan in de map Temporary Files terecht zouden kunnen komen, maar anderzijds wist hij dat de afbeeldingen definitief gewist zouden worden door het programma CCleaner. Hij ging er daarmee vanuit dat de afbeeldingen niet meer op de computer zouden staan. Hij wilde de afbeeldingen dan ook niet bezitten.
Nu na onderzoek van de politie op de werkcomputer van verdachte geen enkele kinderpornografische afbeelding is aangetroffen, een omstandigheid die steun biedt aan verdachtes verklaringen, kan thans niet meer worden vastgesteld op exact welke locatie (bijvoorbeeld de harde schijf of de map 'Temporary Internetfiles) en gedurende welke tijd de afbeeldingen zich op de computer van verdachte hebben bevonden. Om die reden kan de rechtbank de precieze beschikkingsmacht die verdachte zou hebben gehad over de ten laste gelegde afbeeldingen niet voldoende beoordelen, gaat zij uit van verdachtes eigen verklaringen en ontbreekt het noodzakelijke bewijs voor de opzet van verdachte op het bezit van de afbeeldingen (vgl. Hof 's-Gravenhage, 24 mei 2005, LJN AU2281).
De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte, zoals hij ook ter terechtzitting heeft verklaard, niet de bedoeling heeft gehad om de afbeeldingen te bewaren en daarmee in zijn bezit te hebben. Hij heeft de afbeeldingen na het bekijken daarvan effectief verwijderd. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht kan worden opgemaakt dat de wetgever het enkele bekijken van afbeeldingen van kinderpornografische aard ten tijde van de ten laste gelegde periode niet strafbaar heeft willen stellen.1 De rechtbank leidt hier uit af dat het enkele bekijken van dergelijke afbeeldingen in de ten laste gelegde periode niet aangemerkt kan worden als het in bezit hebben als bedoeld in artikel 240b (oud) van het Wetboek van Strafrecht en is om die reden met de verdediging dan ook van oordeel dat verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
4. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Van Delden, voorzitter,
mrs. Meijers en Van Zeijst - Repelaer van Driel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Glansbeek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 februari 2012.
1 Kamerstukken II, 2008/2009, 31 810, nr. 3, p. 4.