vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
zaaknummer / rolnummer: 398951 / HA ZA 11-2089
Vonnis van 1 februari 2012 bij vervroeging
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. G.A.M. Jansen te Zoetermeer,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. I.M.M. Verhaak te Huissen
Partijen zullen hierna de dochter en de zus genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 september 2011;
- het proces-verbaal van comparitie van 23 december 2011.
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.[eiseres] is de dochter van [erflaatster] (deze laatste hierna te noemen: erflaatster). [gedaagde] is haar zus.
2.2.Erflaatster is op 12 februari 2011 in een verpleeghuis overleden. Sinds september 2008 tot aan haar opname in het verpleeghuis (na een val in november 2010) werd erflaatster begeleid door medewerkers van Stichting Welzijn Ouderen Wassenaar (SWOW).
2.3.Na de dood van de man van erflaatster zijn de dochter en erflaatster gebrouilleerd geraakt. Erflaatster heeft de dochter de laatste 14 jaar van haar leven niet (of nauwelijks) gezien of gesproken. In de zomer van 2009 heeft erflaatster, onder begeleiding van haar zus, de dochter bezocht. Die heeft geweigerd haar te ontvangen. Tot een verzoening heeft het tot de dood van erflaatster niet meer mogen komen.
2.4.Erflaatster had regelmatig contact met haar zus. De zus bezocht haar maandelijks en erflaatster en haar zus hadden wekelijks telefonisch contact.
2.5.Erflaatster had een aversie tegen hulpverleners.
2.6.Op 13 februari 2009 is erflaatster onderzocht door geronto-psychiater A. Vrijburg. Dit onderzoek heeft niet tot maatregelen geleid.
2.7.De hulpverlening heeft er bij erflaatster op aangedrongen dat zij haar testament op zou laten maken, vooral in verband met haar wensen omtrent haar begrafenis. Op 12 oktober 2009 heeft erflaatster een testament laten verlijden voor notaris mr. Tacken te Wassenaar. Dit testament bevat een regeling voor haar begrafenis. Voor het overige komt het erop neer dat erflaatster haar dochter een legaat nalaat ter grootte van haar legitieme portie, haar voor het overige onterft en haar zus tot haar erfgenaam benoemt. De omvang van de erfenis is € 190.000,--.
2.8.Bij beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, van 25 augustus 2010 is erflaatster onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis.
3.Het geschil
3.1.De dochter vordert - samengevat - een verklaring voor recht dat het testament van erflaatster, verleden op 12 oktober 2009 voor notaris M. Tacken, te Wassenaar, nietig is, kosten rechtens.
3.2.Zij legt daaraan ten grondslag dat erflaatster ten tijde van maken van het testament onder invloed verkeerde van een geestelijke stoornis als bedoeld in artikel 3:34 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en als gevolg daarvan niet in staat was haar wil te bepalen.
3.3.De zus voert verweer.
3.4.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.De rechtbank constateert allereerst dat de dochter noch de zus persoonlijk ter comparitie zijn verschenen. De rechtbank verbindt daaraan de consequenties die haar geraden voorkomen.
4.2.Ingevolge artikel 3:34, lid 1, BW (voor zover in dit geschil van belang), wordt, indien iemand wiens geestvermogens blijvend of tijdelijk zijn gestoord iets heeft verklaard, de met diens verklaring overeenstemmende wil geacht te ontbreken, indien de stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken belangen belette, of indien de verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan. Ingevolge lid 2 wordt een eenzijdige handeling die niet tot een of meer bepaalde personen is gericht, door het ontbreken van wil nietig.
4.3.Voornoemde wetsbepaling brengt in dit geval met zich dat de dochter de aanwezigheid van de stoornis op het moment van de rechtshandeling (in dit geval: het maken van het testament) moet stellen (en bij betwisting bewijzen) en ook dat in verband met die stoornis de wil van erflaatster tot het verrichten van die rechtshandeling heeft ontbroken.
4.4.De stellingen van de dochter komen er in essentie op neer dat erflaatster in het algemeen verward was en daarom ook wel verward zal zijn geweest op het moment dat zij haar testament liet opstellen. De dochter heeft haar stelling onderbouwd met de bescheiden die bij de dagvaarding zijn gevoegd.
4.5.De dochter heeft daarmee niet aan haar stelplicht voldaan. Doorslaggevend is of erflaatster op het moment dat zij haar testament liet opstellen en bij het verlijden daarvan onder invloed van een geestelijke stoornis verkeerde en door die stoornis niet in staat was haar wil te bepalen. Het is primair aan de notaris om te beoordelen of de verklaringen van erflaatster ook overeenkwamen met haar wil. Dat notaris Tacken op het moment dat erflaatster voor hem verscheen vraagtekens heeft gezet bij de geestelijke gezondheid van erflaatster is gesteld noch gebleken. Daarbij moet bedacht worden dat de notaris (dan wel zijn medewerker) erflaatster op twee momenten moet hebben gezien: bij het intake-gesprek en bij het verlijden van de akte. Nu gesteld noch gebleken is notaris Tacken dan wel zijn medewerker van oordeel zou zijn geweest dat erflaatster niet of onvoldoende in staat was op het litigieuze moment haar wil te bepalen dient te worden aangenomen dat daarvan geen sprake was en is voor de nietigverklaring van het testament van erflaatster geen grond.
4.6.De dochter heeft nog gesteld dat een andere notaris, mr. Geurts te Wassenaar, op een eerder moment heeft geweigerd het testament op te stellen omdat erflaatster niet in staat was om haar wil te bepalen. Zo al juist, de zus betwist dit en de dochter heeft niet meer ter ondersteuning van haar stelling dan een verklaring van een ouderenadviseur van SWOW (een verklaring van de desbetreffende notaris ontbreekt), dan nog geldt dat, ook indien erflaatster toen zij voor deze notaris verscheen niet in staat was haar wil te bepalen, dat niet zonder meer ook geldt voor het moment waarop ze voor notaris Tacken verscheen. De rechtbank acht het van algemene bekendheid dat ook bij syptomen die wijzen op de ziekte van Alzheimer de betrokken patiënt heldere momenten kan hebben. Daar komt bij dat nu de hulpverleners zelf hebben aangedrongen op het maken van een testament, mag worden aangenomen dat zij erflaatster daartoe nog in staat achtten. Voorts heeft het onderzoek van de geronto-psychiater op 13 februari 2009 en de diagnose van 24 april 2009 niet geresulteerd in verdere stappen. De ondercuratelestelling dateert pas van 25 augustus 2010, zodat deze geen ondersteuning kan bieden voor de stellingen van de dochter.
4.7.Bovendien komt het de rechtbank gelet op de verstandhouding van erflaatster met haar dochter aan de ene kant en die met haar zus aan de andere kant, uit menselijk oogpunt niet onaannemelijk voor dat erflaatster haar nalatenschap, met erkenning van het recht van de legitieme portie van haar dochter, daadwerkelijk heeft willen nalaten aan haar zus. De vordering dient derhalve te worden afgewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor bewijslevering. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5.De beslissing
De rechtbank
5.1.wijst de vorderingen af,
5.2.veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 260,00 aan verschotten en € 904,-- aan salaris advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.M. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2012.