ECLI:NL:RBSGR:2012:BV3323
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vaststelling van het Nederlanderschap op basis van de Faciliteitenwet
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 30 januari 2012 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een individu die stelt de Nederlandse nationaliteit te bezitten op basis van de Wet betreffende de positie van Molukkers, ook wel bekend als de Faciliteitenwet. Verzoeker, geboren in 1965 als zoon van een Molukse vader, heeft zijn verzoek ingediend met de stelling dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen omdat zijn vader in 1951 naar Nederland is overgebracht. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat ten tijde van de inwerkingtreding van de Faciliteitenwet in 1976, verzoeker en zijn ouders woonachtig waren in Indonesië, waardoor de bepalingen van deze wet niet op hem van toepassing zijn. Bovendien is niet aangetoond dat de vader van verzoeker ooit het Nederlanderschap heeft verkregen.
De rechtbank heeft de procedure in detail bekeken, waarbij verschillende brieven en documenten zijn ingediend door zowel verzoeker als de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De IND heeft geconcludeerd dat het verzoek van verzoeker moet worden afgewezen, omdat er geen bewijs is dat verzoeker of zijn (voor)ouders ooit in het bezit zijn geweest van de Nederlandse nationaliteit. Verzoeker heeft ook geen bewijs geleverd dat zijn vader op enig moment het Nederlanderschap heeft verkregen, wat essentieel is voor zijn claim.
De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat de artikelen van de Wet op het Nederlanderschap en het Ingezetenschap van 1892 (WNI) en de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) niet van toepassing zijn, omdat verzoeker nooit de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het verzoek van verzoeker af te wijzen, wat betekent dat hij niet als Nederlander wordt erkend op basis van de aangevoerde argumenten en feiten.