vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
zaaknummer / rolnummer: 396464 / HA ZA 11-1785
Vonnis van 8 februari 2012
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. J. Frissen te 's-Gravenhage,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. A.A. Camonier te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding van 27 mei 2011 (met producties), de conclusie van antwoord (met producties), het tussenvonnis van 10 augustus 2011 waarin deze rechtbank een comparitie van partijen heeft gelast en het proces-verbaal - met de daarin genoemde stukken - van de op 23 november 2011 gehouden comparitie.
2.1.Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.In de periode 5 februari 2008 tot 5 augustus 2008 is [moeder van gedaagde], de moeder van [gedaagde] (hierna: [moeder van gedaagde]), in verband met lichamelijke en psychogeriatrische aandoeningen opgenomen geweest in het in Den Haag gesitueerde Zorghuis Dr. W. Drees van Meavita WoonZorg (hierna: Meavita), een tot aan haar faillissement begin 2009 in de regio Den Haag opererende zorgorganisatie.
2.2.Gedurende het verblijf van [moeder van gedaagde] in Zorghuis Dr. W. Drees was [eiseres] in het Zorghuis werkzaam in de functie van zorgcoördinator psychogeriatrie.
2.3.Op 5 augustus 2008 is [moeder van gedaagde] overgeplaatst naar verpleeghuis Eshoeve van Meavita, waar zij op 15 augustus 2008 is overleden.
2.4.Op 2 december 2008 heeft [gedaagde] een klacht ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage (hierna: het Regionaal Tuchtcollege) tegen [eiseres]. Haar klacht behelsde - zakelijk weergegeven - de volgende punten. Er is sprake geweest van het onjuist verstrekken van medicijnen en zeer nalatige aandacht voor zorg en bejegening van haar moeder en van onheuse bejegening door [eiseres] van [gedaagde]. Op 12 mei 2009 is [gedaagde] niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht omdat [eiseres] niet was ingeschreven in een van de registers, bedoeld in art. 3 lid 1 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg.
2.5.Op 13 maart 2009 hebben de curatoren in het faillissement van Meavita alle bij Meavita lopende zorgovereenkomsten overgedragen aan de Haagse Wijk- en Woonzorg (hierna: HWW).
2.6.Op 11 augustus 2009 heeft [gedaagde] een klacht ingediend over de gang van zaken in Zorghuis Dr. W. Drees bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: de Inspectie). Op 5 oktober 2009 heeft de Inspectie aan [gedaagde] (samengevat) laten weten: de Inspectie heeft "geen wettelijke taak in het behandelen van individuele klachten".
2.7.Op 19 oktober 2009 heeft [gedaagde] bij de interne Klachtencommissie van de HWW (hierna: de interne Klachtencommissie) een klaagschrift ingediend tegen twee medewerksters, waaronder [eiseres]. Voor de formulering van de klachten werd verwezen naar de dossiers ingediend bij de onder 2.4 en 2.6 genoemde instanties.
2.8.Per 15 december 2009 is [eiseres] in de functie van Eerst Verantwoordelijke Verzorger in dienst getreden bij Florence, een eveneens in de regio Den Haag opererende zorgorganisatie (hierna: Florence).
2.9.Op 18 januari 2010 heeft de Inspectie een inspectiebezoek aan Zorghuis Dr. W. Drees gebracht. Haar bevindingen heeft zij opgetekend in een rapport, gedateerd maart 2010. De Inspectie komt tot de conclusie dat "binnen het Zorghuis Dr. W. Drees er randvoorwaarden, praktijken of processen zijn die risicovol zijn voor de veiligheid, effectiviteit of de cliëntgerichtheid van de zorg. De Inspectie is van mening dat de optelsom van de hoge risico's leidt tot zeer hoge risico's voor de bewoners, die verblijven op deze door de Inspectie bezochte locatie".
2.10.Bij uitspraak van 15 maart 2010 heeft de interne Klachtencommissie over de onder 2.7 bedoelde klachten - samengevat - als volgt geoordeeld:
- "dat ... er geen reden is om aan te nemen dat door medewerkers van het zorghuis dr. W. Drees bij het toedienen van medicatie verkeerd is gehandeld" en dat deze klacht daarom niet gegrond is;
- dat niet is vastgesteld dat er "structureel te kort geschoten is in het aanbieden van zorg aan [moeder van gedaagde]" en dat deze klacht daarom ongegrond is;
- dat "De medewerkers van het zorghuis in het algemeen maar [eiseres] in het bijzonder ... adequaat" hebben gehandeld "volgens het decubitus protocol" en dat deze klacht daarom niet gegrond is;
- dat [gedaagde] voor wat betreft de gestelde onheuse bejegening door [eiseres] jegens [gedaagde] (in de onderlinge communicatie) niet-ontvankelijk is.
2.11.Bij brief van 30 maart 2010 is [gedaagde] in beroep gekomen bij de Landelijke Beroepscommissie Klachten (hierna: de LBK) tegen de onder 2.10 vermelde uitspraak. Het beroep is gericht tegen de HWW. Bij de hoorzitting waren aanwezig [gedaagde] en haar schoondochter en namens HWW de heer [A]. Bij uitspraak van 15 juni 2010 is het beroep gegrond verklaard. De LBK overweegt - voor zover van belang - "dat de medicatie niet conform de voorschriften van de arts werd toegediend en dat dit niet een enkele maal gebeurde, maar dat dit een structureel karakter had. Tevens stelt de commissie vast dat het toedienen van de medicatie niet consequent werd afgetekend".
2.12.Bij brief van 11 juli 2010 heeft [gedaagde] aan de Raad van Bestuur van Florence het volgende geschreven:
"Op 2 december 2008 heb ik aan het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondsheidszorg een klaagschrift gezonden, waarin ik [eiseres] beschuldig van ouderenmishandeling. [eiseres] werkte destijds bij Zorghuis dr. W. Drees (...) in de functie van zorgcoördinator PG. Momenteel is [eiseres] werkzaam bij Florence, locatie Uitzicht. (...)
Alvorens ik - ondersteund door de uitspraak van de LBK - verdere stappen ga ondernemen, stel ik uw raad in de gelegenheid aan te geven welke maatregelen zij tegen [eiseres] gaat treffen. Dit moeten vergaande maatregelen zijn en genoegdoening opleveren. Zorgafhankelijke ouderen in Uitzicht mogen niet worden blootgesteld aan de grillen van deze werkneemster die zich schuldig heeft gemaakt aan ouderenmishandeling.
(...)
c.c.mw. [B] (Inspectie voor de Gezondheidszorg)
dhr. [C] (voorzitter Raad van Bestuur Haagse Wijk- en Woonzorg)"
In een Bijlage heeft [gedaagde] een opsomming gegeven van de klachtinstanties die zij in verband met de gestelde mishandeling heeft benaderd, te weten het Regionaal Tuchtcollege, de Inspectie, de Klachtencommissie en de LBK.
2.13.In antwoord hierop heeft de Raad van Bestuur van Florence bij brief van 26 augustus 2010 aan [gedaagde] laten weten geen aanleiding te zien om - kort gezegd - als werkgever disciplinaire maatregelen te treffen jegens [eiseres].
2.14.Bij brief van 3 september 2010 heeft [gedaagde] aan de Raad van Bestuur van Florence onder meer het volgende geschreven:
"Door u te distantiëren van hetgeen destijds bij Meavita, thans Haagse Wijk- en Woonzorg, is gebeurd, stelt u de IZG, de LBK en mij in het ongelijk en schuift u de uitspraak 'gegrond' onder het kleed. De dader, waardoor mijn moeder vroegtijdig is overleden, functioneert volgens u nu goed en heeft minder verantwoordelijkheden. (...)
U vergeet duidelijk dat [eiseres] ernstige, onvergeeflijke fouten heeft gemaakt en de hele boel bij elkaar heeft gelogen. (...) Je kunt als zorgcoördinator/verzorgende ernstige fouten maken, de klachten daarover worden vervolgens gegrond verklaard, er volgen echter generlei sancties op en je kunt daarna net zo makkelijk ergens anders gaan werken. En deze barbaarse cultuur hout u mede in stand!
(...)
Voorts kan ik u mededelen, dat ik deze onverkwikkelijke zaak heb gemeld bij SBS 6 (in samenhang met Zorgcentrum Loevestein [rechtbank: onderdeel van Florence] ), bij www.ouderenbescherming.nl en onderstaande personen/instellingen.
(...)
c.c.mw. [B] (Inspectie voor de Gezondheidszorg)
dhr. [C] (voorzitter Raad van Bestuur Haagse Wijk- en Woonzorg)
mw. [D] (Omroep West)
mw. [E] (SP)
dhr. [F] (SP)"
2.15.Bij brief van 17 september 2010 heeft Florence aan [gedaagde] het volgende geschreven:
"Hoewel wij blijven bij hetgeen wij eerder aan u hebben geschreven in onze brief d.d. 26 augustus 2010 heeft dit ons toch doen besluiten om [eiseres] vanaf de komende week binnen Florence een andere functie te geven, met een algemeen of administratief karakter. Dat wil zeggen dat haar nieuwe rol binnen Florence geen zorg-functie is of een andere functie die direct aan de zorguitvoering gerelateerd is. Aanleiding voor dit besluit vormen de publieke verwijten, vooral via internet-sites en fora, richting [eiseres] in relatie tot haar vorige werkkring.
Zoals wij reeds in onze brief d.d. 26 augustus 2010 naar u aangaven komt dit niet overeen met hoe wij het functioneren van [eiseres] op dit moment ervaren. Echter wordt door deze negatieve beeldvorming haar professionaliteit in twijfel getrokken, hetgeen de omstandigheden waarbinnen zij functioneert aantast."
2.16.Bij brief van 1 november 2010 aan mr. Frissen voornoemd heeft de LBK laten weten dat [eiseres] inzake de beroepsprocedure tegen de beslissing van de Klachtencommissie niet is opgeroepen omdat zij in de klachtenprocedure in hoger beroep geen partij is geweest.
3.Het geschil
3.1.[eiseres] vordert bij vonnis, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1. voor recht te verklaren dat [gedaagde] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld;
2. [gedaagde] te veroordelen tot rectificatie van de aan haar adres geuite beschuldigingen, dit op een door de rechtbank te bepalen wijze en op kosten van [gedaagde];
3. [gedaagde] te gelasten zich te (blijven) onthouden van uitlatingen die tot doel hebben haar aan te wijzen als ouderenmishandelaar, veroorzaker van de dood van wijlen [moeder van gedaagde], van uitlatingen met dergelijke strekking en alle vormen van uitlatingen die daarmee samenhangen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per overtreding;
4. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.Aan deze vorderingen legt [eiseres] het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft met haar handelen bewerkstelligd dat [eiseres] wordt beperkt in haar carrière-mogelijkheden. Als zodanig heeft [gedaagde] onrechtmatig jegens haar gehandeld, met schade tot gevolg. [gedaagde] is voor die schade aansprakelijk.
Op grond van artikel 3:296 BW juncto 6:162 BW juncto 6:167 BW vordert [eiseres] voorts ter herstel van bedoelde schade en ter voorkoming van verdere schade rectificatie, bekend te maken bij Florence, de Inspectie, de Socialistische Partij, de omroeporganisaties Omroep West en SBS6 en de website www.ouderenmishandeling.nl. [rechtbank: bedoeld is: ouderenbescherming]. Ter comparitie heeft [eiseres] zich voorts op het standpunt gesteld dat al hetgeen op internet staat met haar naam verwijderd moet worden.
3.3.[gedaagde] voert verweer, waarop - voor zover nodig - in het onderstaande zal worden ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.In geschil is - kort samengevat - de vraag of [gedaagde] zich jegens [eiseres] onrechtmatig heeft uitgelaten, in die zin dat zij heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betamelijk is. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat dit niet het geval is en baseert zich daartoe op uitspraken in de gevoerde klachtprocedures.
De rechtbank stelt voorop dat het feit dat er uitspraken c.q. rapporten zijn van een tuchtrechter, de Inspectie en de interne Klachtencommissie niet betekent dat de civiele rechter zich geen zelfstandig oordeel meer behoeft te vormen over de gestelde onzorgvuldigheid van het handelen van [eiseres], maar wel dat bij dit oordeel aan bedoelde uitspraken c.q. rapporten grote betekenis toekomt. Deze instanties worden immers geacht (medische) expertise in zich te hebben die de rechtbank (in de regel) ontbeert, maar welke expertise wel vereist is om tot een juiste oordeelsvorming te komen.
4.2.Vast staat dat de Inspectie in haar rapport van maart 2010 heeft geconstateerd dat in Zorghuis Dr. W. Drees sprake is van een optelsom van structurele tekortkomingen in de zorgverlening die "leidt tot zeer hoge risico's voor de bewoners". De LBK heeft in haar uitspraak van 15 juni 2010 de rapportage van de Inspectie aangehaald en de zorgaanbieder verantwoordelijk gehouden voor de tekortkomingen en de kwaliteit van de zorg.
4.3.Vast staat voorts dat noch de Inspectie noch de LBK in dat verband hebben geoordeeld over het functioneren van [eiseres] als zorgcoördinator psychogeriatrie bij Zorghuis Dr. W. Drees. De Inspectie heeft [gedaagde] expliciet aangegeven dat zij geen wettelijke taak heeft in het behandelen van individuele klachten, terwijl het door [gedaagde] ingestelde hoger beroep was gericht tegen de zorgaanbieder; bij de door de LBK georganiseerde hoorzitting is [eiseres] niet gehoord.
4.4.Desalniettemin heeft [gedaagde] in de brief van 11 juli 2010 aan de Raad van Bestuur van Florence, onder verwijzing naar de gevoerde procedures (en de niet ter zake doende procedure bij het Regionaal Tuchtcollege), [eiseres] beschuldigd van "ouderenmishandeling" ten tijde van haar dienstverband bij Zorghuis Dr. W. Drees. [gedaagde] dringt bij Florence aan op "vergaande maatregelen" tegen [eiseres] die "genoegdoening opleveren". Nadat Florence [gedaagde] heeft laten weten dat zij - na bestudering van het dossier en grondig onderzoek - geen noodzaak ziet om maatregelen jegens [eiseres] te treffen, doet [gedaagde] er in haar brief van 3 september 2010 aan de Raad van Bestuur van Florence een schepje bovenop. Onder verwijzing naar haar "brief ... d.d. 26 augustus 2010 (ouderenmishandeling [eiseres])" schrijft [gedaagde] in deze brief over [eiseres] als "de dader, waardoor mijn moeder vroegtijdig is overleden". Voorts schrijft zij: "U vergeet duidelijk dat [eiseres] ernstige, onvergeeflijke fouten heeft gemaakt en de hele boel bij elkaar heeft gelogen."
4.5.De rechtbank begrijpt dat het ongenoegen van [gedaagde] over de werkwijze binnen de zorginstelling schrijnend kan zijn als de zorg voor haar moeder daar onder heeft geleden. Het staat [gedaagde] vrij misstanden in een zorginstelling die de samenleving raken aan de kaak te stellen; dat kan in het algemeen belang gerechtvaardigd zijn. Daartegenover staat het belang van [eiseres] om niet aan lichtvaardige verdachtmakingen te worden blootgesteld. Voor de ernstige beschuldigingen die [gedaagde] heeft geuit over het functioneren van [eiseres] biedt echter het Inspectierapport noch de uitspraak van de LBK - anders dan [gedaagde] betoogt - een grondslag: [eiseres] is daarbij geen partij geweest en er is dan ook niet over het functioneren van [eiseres] geoordeeld; de naam van [eiseres] komt er zelfs niet in voor. De Inspectie spreekt in haar rapport nadrukkelijk van een "optelsom van hoge risico's". In de uitspraak van het LBK staat dat het de verantwoordelijk-heid van de arts betreft om medicatie voor te schrijven en "de verantwoordelijkheid van verzorgenden/verplegenden om de medicatie toe te dienen". Het gaat dus in beide gevallen niet om het individuele functioneren van [eiseres], maar om (de medewerkers van) de zorginstelling. Alleen de interne Klachtencommissie heeft het functioneren van [eiseres] beoordeeld, maar die klacht is niet gegrond geoordeeld. [gedaagde] kan dan ook niet worden gevolgd in haar verweer dat de verwijten aan het adres van [eiseres] voldoende worden ondersteund door het aanwezige bewijsmateriaal. Door desalniettemin dergelijke beschuldigingen jegens [eiseres] en haar werkgever te uiten die niet op feiten zijn gebaseerd en onnodig grievend zijn en in haar brieven aan te geven daarover diverse instanties en de media te benaderen, kan - anders dan [gedaagde] betoogt - niet geoordeeld worden dat zij jegens [eiseres] te goeder trouw heeft gehandeld en dat zij een zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt, zodat de gedane uitlatingen jegens [eiseres] onrechtmatig zijn.
4.6.[gedaagde] kan vervolgens mede verantwoordelijk worden gehouden voor de ontwikkelingen in de media (waaraan Florence refereert in haar brief van 17 september 2010). Immers [gedaagde] heeft in haar brief van 3 september 2010 meegedeeld dat zij "deze onverkwikkelijke zaak" heeft gemeld bij SBS 6 (in samenhang met Zorgcentrum Loevestein), bij www.ouderenbescherming.nl en dat zij de brief cc heeft gestuurd aan een aantal personen/instellingen, waaronder Omroep West en twee leden van de SP. Haar stelling dat zij de brieven geanonimiseerd heeft verstuurd en niet aan Omroep West en de SP, is - wat daar ook van zij - niet relevant, reeds omdat niet is gesteld of gebleken dat Florence daarvan op de hoogte is geweest toen zij haar besluit nam om [eiseres] een andere, niet zorggerelateerde functie te geven.
4.7.De overplaatsing van [eiseres] in een niet zorg gerelateerde functie is een direct gevolg van de uitlatingen in de door [gedaagde] geschreven brieven. Uit de brief van de Raad van Bestuur van Florence d.d. 17 september 2010 blijkt namelijk expliciet dat dit besluit is genomen naar aanleiding van de brief van [gedaagde] van 3 september 2010. De voorzitter van de Raad van Bestuur schrijft immers: "Hoewel wij blijven bij hetgeen wij eerder aan u hebben geschreven in onze brief d.d. 26 augustus 2010 heeft dit ons toch doen besluiten om [eiseres] vanaf de komende week binnen Florence een andere functie te geven, met een algemeen of administratief karakter. Dat wil zeggen dat haar nieuwe rol binnen Florence geen zorg-functie is of een andere functie die direct aan de zorguitvoering gerelateerd is. Aanleiding voor dit besluit vormen de publieke verwijten, vooral via internet-sites en fora, richting [eiseres] in relatie tot haar vorige werkkring". Het verweer van [gedaagde] dat er geen causaal verband bestaat tussen de uitlatingen en de gestelde schade wordt dan ook verworpen.
4.8.Het verweer van [gedaagde] dat er geen schade is, wordt eveneens verworpen. Niet, althans onvoldoende gemotiveerd is betwist dat [eiseres] door het besluit van Florence in haar carrièremogelijkheden is beperkt en dat wijziging in functie ook financiële consequenties heeft, bijvoorbeeld dat [eiseres] geen aanspraak kan maken op onregelmatigheidstoeslag.
Ter comparitie heeft [eiseres] toegelicht dat zij als zorgcoördinator zou willen doorgroeien naar niveau 4, maar dat zij daartoe in de zorg werkzaam zou moeten zijn, hetgeen niet is betwist door [gedaagde]. Een en ander betekent dat [eiseres] belang heeft bij een verklaring voor recht dat [gedaagde] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld, zodat de rechtbank die vordering zal toewijzen.
4.9.Uit het vorenstaande volgt ook dat de vordering tot rectificatie in beginsel voor toewijzing in aanmerking komt. [gedaagde] heeft namelijk haar verweer dat zij de brief van 3 september 2010 - anders dan daarin wordt aangegeven - niet copie conform dan wel als geanonimiseerde versie heeft verstuurd aan de in de brief genoemde personen en instellingen onvoldoende onderbouwd. Alleen met betrekking tot de website www.ouderenbescherming.nl heeft zij een brief overgelegd met daarin een verklaring van de voormalige beheerder van deze website dat zij namen had weggelaten, zodat aan deze instantie geen rectificatie behoeft te worden gestuurd.
4.10. [eiseres] heeft haar stelling dat "al hetgeen op internet staat met de naam van [eiseres] verwijderd moet worden" niet doen uitmonden in een specifieke vordering. De rechtbank zal daarom die stelling als onvoldoende concreet passeren.
4.11.Gelet op het vorenstaande zal [gedaagde] worden veroordeeld om de onder rechtsoverweging 5.2 weergegeven rectificatiebrief te versturen aan de volgende instellingen en personen:
- De Raad van Bestuur van Florence
t.a.v. dhr. [G]
Geestbrugkade 35
2281 CX Rijswijk
- De Raad van Bestuur van de Haagse Wijk- en Woonzorg
t.a.v. dhr. [C],
Postbus 93112
2509 AA Den Haag
- De Inspectie voor de Volksgezondheid
Regio ZuidWest
t.a.v. mw [B]
Postbus 90700
2509 LS Den Haag
- SBS 6
SBS Broadcasting B.V.
Postbus 18179
1001 ZB Amsterdam
- Omroep West
t.a.v. mw. [D]
Postbus 24025
2490 AA Den Haag
- Mw. [E] (SP)
Dhr. [F] (SP)
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
4.12. Gelet op het vorenstaande komt de vordering van [eiseres] om [gedaagde] te gelasten zich te onthouden van uitlatingen zoals in het gevorderde geformuleerd alsmede de daaraan verbonden nevenvordering voor toewijzing in aanmerking, zij het dat de gevorderde dwangsom ambtshalve zal worden gemaximeerd als onder rechtsoverweging 5.3 weergegeven. Voorts zal worden bepaald dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
4.13.[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
5.De beslissing
De rechtbank
5.1.verklaart voor recht dat [gedaagde] jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld;
5.2.veroordeelt [gedaagde] om op eigen kosten binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot rectificatie van de aan het adres van [eiseres] geuite beschuldigingen, door middel van het versturen van een brief aan de onder rechtsoverweging 4.11 genoemde personen en instanties met de daar genoemde adressen en onder gelijke verzending van kopieën daarvan aan mr. Frissen voornoemd. De door [gedaagde] ondertekende brief bevat de volgende tekst, zonder verdere toevoegingen of commentaar:
In mijn brieven van 11 juli 2010 en 3 september 2010 heb ik u geïnformeerd over de gang van zaken bij de verzorging van mijn moeder, [moeder van gedaagde], in Zorghuis Dr. W. Drees te Den Haag in de periode 5 februari 2008 tot 5 augustus 2008. Daarbij heb ik
[eiseres], destijds in dit Zorghuis werkzaam in de functie van zorgcoördinator, beschuldigd van "ouderenmishandeling" en heb ik haar geduid als "de dader, waardoor mijn moeder vroegtijdig is overleden". Bij vonnis van 8 februari 2012 (zaak- en rolnummer 396464 / HA ZA 11-1785) heeft de rechtbank 's-Gravenhage, sector civiel recht, vastgesteld dat deze beschuldigingen niet op feiten zijn gebaseerd en - anders dan ik in mijn brieven aan u heb gesuggereerd - niet gedragen worden door de rapporten van de in mijn brieven genoemde instanties. Bij deze verzoek ik u dan ook de door mij jegens [eiseres] geuite beschuldigingen als niet geschreven te beschouwen.
5.3.gelast [gedaagde] zich te onthouden van uitlatingen die tot doel hebben [eiseres] aan te wijzen als "ouderenmishandelaar", "veroorzaker van de dood van wijlen [moeder van gedaagde]", van uitlatingen met dergelijke strekking en alle vormen van uitlatingen die daarmee samenhangen, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per overtreding, tot een maximum van € 5.000,00;
5.4.bepaalt dat voornoemde dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder rechtsoverweging 4.12 is vermeld;
5.5.veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 340,19 aan verschotten en € 904,00 aan salaris advocaat;
5.6.verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.M. Ahsmann en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2012.
Proceskostenveroordeling ::
Kosten exploot dagvaarding € 82,19
Griffierecht € 258,00 +
€ 340,19 aan verschotten
Geldelijk belang vordering:
Zaak van onbepaalde waarde (verklaring voor recht, rectificatie met nevenvordering)
Daarom tarief II --> € 452,00 per punt.
Dagvaarding + CNA = 2 X 452 = € 904,00 aan salaris advocaat.