ECLI:NL:RBSGR:2012:BV6458

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/2093
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlengingsbesluit bewaring vreemdeling op grond van artikel 59 Vw 2000

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 15 februari 2012 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verlengingsbesluit van de bewaring van een vreemdeling, eiser, die van Pakistaanse nationaliteit is. Eiser was op 24 juli 2011 in bewaring gesteld op basis van artikel 59, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Het beroep was gericht tegen het besluit van de minister voor Immigratie en Asiel van 18 januari 2012, waarbij de bewaringstermijn werd verlengd. Eiser betwistte de rechtmatigheid van het verlengingsbesluit en voerde aan dat de gronden voor verlenging niet voldeden, met name dat er geen concrete aanwijzingen waren dat de benodigde documentatie uit derde landen op korte termijn beschikbaar zou komen. De rechtbank oordeelde dat de verlengingsgrond van niet meewerken wel degelijk van toepassing was, aangezien eiser niet voldoende medewerking verleende aan zijn uitzetting. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat eiser de rechtsplicht had om Nederland te verlaten en dat hij actieve en volledige medewerking aan zijn uitzetting diende te verlenen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 12/2093
V-nr: [V-nr]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
[eiser],
geboren op [1978], van (gestelde) Pakistaanse nationaliteit, eiser,
gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul, advocaat te Amsterdam
en
de minister voor Immigratie en Asiel,
verweerder,
gemachtigde: mr. W. Fairweather, werkzaam bij de Immigratie en Naturalisatiedienst.
Procesverloop
Op 24 juli 2011 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in bewaring gesteld.
Deze rechtbank en zittingsplaats heeft eerdere beroepen tegen de oplegging dan wel voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel ongegrond verklaard.
Bij beroepschrift van 19 januari 2012 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 18 januari 2012 tot verlenging van de bewaringstermijn (hierna: verlengingsbesluit). Daarbij heeft zij opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd en toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep behandeld ter openbare zitting van 2 februari 2012. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere inlichtingen te verstrekken omtrent de bevoegdheid tot het nemen van een verlengingsbesluit. Verweerder heeft per faxbericht van 6 februari 2012 nadere inlichtingen verstrekt. Gemachtigde van eiser heeft hierop gereageerd per faxbericht van dezelfde datum. Beide partijen hebben de rechtbank toestemming verleend de zaak zonder nadere zitting af te doen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.1. De rechtbank stelt vast dat dit beroep is gericht tegen het verlengingsbesluit als bedoeld in artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000.
1.2. Eiser heeft betoogd dat het verlengingsbesluit onbevoegdelijk is genomen. Primair volgt volgens eiser uit artikel 5.3 van het Voorschrift Vreemdelingen (Vv) 2000 dat een dergelijk besluit alleen kan worden genomen door een medewerker van de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V), indien deze tevens hulpofficier is, terwijl uit de stukken niet blijkt dat de regievoerder die het besluit heeft genomen tevens die hoedanigheid heeft. Subsidiair heeft eiser bestreden dat de regievoerder daartoe krachtens mandaat bevoegd was. In zijn reactie op de door verweerder overgelegde stukken heeft eiser deze stelling in die zin gepreciseerd dat in zijn visie geen geldige mandaatverlening heeft plaatsgevonden, nu uit die stukken blijkt dat het mandaat is verleend door de minister voor Immigratie en Asiel, maar niet door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel.
1.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het besluit bevoegd is genomen. De regievoerder was daartoe bevoegd op grond van de mandaatregeling.
1.4.1. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit artikel 5.3 Vv 2000 niet dat slechts de medewerker van DT&V die tevens hulpofficier is bevoegd kan zijn. Evenmin volgt dit uit de toelichting op genoemd artikel.
1.4.2. De rechtbank overweegt ten aanzien van eisers subsidiaire betoog dat uit openbare stukken, te weten de Staatscourant van 16 december 2011, nr. 23594, blijkt dat de minister van Immigratie en Asiel, met ingang van 16 december 2011 mede is belast met de portefeuille Integratie. De uitbreiding van de portefueille met een nieuw taakgebied kan naar het oordeel van de rechtbank niet afdoen aan de bevoegdheid die de minister ten tijde van de mandaatverlening had en nog steeds heeft ten aanzien van het taakgebied Immigratie en Asiel. Dat de minister het taakgebied Integratie aan zijn naam heeft toegevoegd maakt dit niet anders. De beroepsgrond faalt in beide onderdelen.
2.1. Voorts heeft eiser de gronden van het verlengingsbesluit betwist. Eiser bestwist dat zich de omstandigheid voordoet dat documentatie uit derde landen nog ontbreekt en eveneens dat eiser onvoldoende meewerkt aan het onderzoek naar diens nationaliteit en identiteit. Daartoe voert eiser aan dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn dat de Pakistaanse autoriteiten aan hem een lp zullen verstrekken. Voorts is er geen sprake van actieve frustratie. Eiser heeft tijdens zijn presentatie bij de Pakistaanse autoriteiten gesproken met het consulaat en de
lp-aanvraag ingevuld. Het vereiste van een actieve en volledige medewerking ziet enkel op de vraag of sprake is van zicht op uitzetting. De Terugkeerrichtlijn en de Vreemdelingenwet 2000 spreekt van het niet meewerken.
2.2. Verweerder voert ter zitting aan dat eiser in persoon is gepresenteerd bij de Pakistaanse autoriteiten, deze hebben echter de lp-aanvraag niet in behandeling genomen omdat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om eisers nationaliteit te bevestigen. Dit doet er niet aan af dat indien eiser meewerkt aan het onderzoek naar zijn nationaliteit en identiteit de nodige documenten op korte termijn te verwachten valt. Verder voert verweerder aan dat eiser een andere naam heeft gebruikt bij zijn asielaanvraag en verwijst daartoe naar het vertrekgesprek van 16 augustus 2011. Eiser geeft te kennen dat hij niets kan doen. Echter, niet is gebleken dat eiser niet aan documenten kan komen. Eiser voldoet niet aan zijn actieve medewerkingsplicht.
2.3.1. De rechtbank constateert dat verweerder het verlengingbesluit heeft gebaseerd op beide in artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000 genoemde verlengingsgronden. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt eisers betoog dat de grond, dat documentatie uit derde landen nog ontbreekt, niet aan het verlengingsbesluit ten grondslag kan worden gelegd. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 10 januari 2012 (LJN: BV1735) waarin is geoordeeld dat voornoemd artikel, zo dient te worden gelezen dat er concrete aanwijzingen dienen te zijn dat het een kwestie van niet al te lange tijd is dat de nodige documentatie uit derde landen zal arriveren. De rechtbank stelt vast dat verweerder ter zitting desgevraagd niet heeft kunnen wijzen op een concrete aanwijzing dat de benodigde documentatie op afzienbare termijn beschikbaar zal komen.
2.3.2. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de verlengingsgrond, dat eiser niet meewerkt, zich in dit geval wel voordoet. De rechtbank stelt voorop dat op eiser de rechtsplicht rust Nederland te verlaten. Deze plicht brengt onder meer mee dat van eiser mag worden verwacht dat hij actieve en volledige medewerking aan zijn uitzetting verleent. De rechtbank verwijst daartoe naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 oktober 2011(LJN: BU2844). Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van niet meewerken als bedoeld in artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000, ingeval een vreemdeling deze actieve en volledige medewerking niet verleent. Anders dan eiser heeft betoogd is derhalve niet voldoende dat eiser wel enige medewerking heeft verleend. Nu verder niet in geschil is, dat eiser geen volledige medewerking heeft verleend, concludeert de rechtbank dat verweerder deze verlengingsgrond niet ten onrechte aan het verlengingsbesluit ten grondslag heeft gelegd. De beroepsgrond faalt.
3.1. Eiser voert voorts primair aan dat bij het verlengen van de maatregel geen belangenafweging heeft plaatsgevonden. In het verlengingsbesluit is de optie “overige belangen” niet aangekruist. Subsidiair voert eiser aan dat de belangenafweging te algemeen is en niet is toegespitst op eiser.
3.2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat wel een belangenafweging heeft plaatsgevonden. In het verlengingbesluit is immers overwogen dat ook overigens niet is gebleken van feiten en omstandigheden die zouden maken dat de voortzetting van de maatregel bij afweging van alle betrokken belangen niet is gerechtvaardigd. Dit impliceert dat een belangenafweging heeft plaatsgevonden.
3.3. De rechtbank is van oordeel dat uit het enkele feit dat in het verlengingsbesluit voor de rubriek “overige belangen” geen kruisje is geplaatst, niet kan worden geconcludeerd dat de in die rubriek vermelde afweging niet is gemaakt. Voorts heeft verweerder deze belangenafweging ter zitting herhaald en toegelicht. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat deze afweging niet te algemeen is. Voor dit oordeel is mede van belang dat door eiser geen belangen zijn gesteld die ten onrechte niet zijn meegewogen.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Dondorp, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. El Markai, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: AEM
Coll:HD
D: B
VK
Tegen deze uitspraak staat ingevolge artikel 95 van de Vw 2000 hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.