ECLI:NL:RBSGR:2012:BV6655

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/753404-11
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brute roofoverval op juwelier in Hillegom met geweld en bedreiging

Op 18 mei 2011 vond een gewapende overval plaats op juwelier [juwelier] in Hillegom, waarbij de verdachten [verdachte 1], [verdachte 2] en [verdachte 3] betrokken waren. De overval werd gekenmerkt door geweld en bedreiging, waarbij de daders met hamers vitrines kapot sloegen en sieraden stalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten gekleed waren in donkere kleding en hun gezichten bedekt hadden. Tijdens de overval werd een vuurwapen getoond en gericht op het personeel, terwijl de daders hen opdroegen op de grond te liggen. Na de overval werden de verdachten aangetroffen in een woning aan de [a-laan] 4, waar ook de vluchtscooter en in beslag genomen goederen werden aangetroffen. De rechtbank heeft op basis van forensisch bewijs, getuigenverklaringen en de verklaringen van de verdachten geconcludeerd dat zij wettig en overtuigend schuldig zijn aan de overval. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis. Daarnaast is een schadevergoeding van € 6.375,80 toegewezen aan de benadeelde partij, [aangever]. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen en de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/753404-11
Datum uitspraak: 22 februari 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 1],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Amsterdam Over-Amstel, locatie Demersluis te Amsterdam.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 1 september 2011, 17 november 2011 en 8 februari 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Rijsdorp en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. C.F. Korvinus, advocaat te Amsterdam, en door verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 mei 2011 te Hillegom tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [juwelier], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of (een gedeelte van) die sieraden onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, te weten door meerdere, althans een, vitrine(s) met (een) hamer(s), althans (een) hard(e) voorwerp(en), in te slaan en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever] en/of [medewerker 1] en/of [medewerker 2] en/of [medewerker 3] en/of [medewerker 4] en/of [medewerker 5] en/of [vertegenwoordiger] en/of [getuige X], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- gekleed in donkere kleding, met bedekt(e) gezicht(en) en donker(e) hoofddeksel(s) de juwelierszaak [juwelier] is/zijn binnengerend en/of
- heeft/hebben geroepen "Overval!" en/of
- een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of dat vuurwapen heeft/hebben gericht op een/meerdere voornoemd(e) perso(o)n(en) en/of
- die [vertegenwoordiger] bij zijn schouder en/of kleding heeft/hebben vastgepakt en/of omhoog getrokken en/of (hierbij) een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [vertegenwoordiger] heeft/hebben aangedrukt, althans op het hoofd van die [vertegenwoordiger] heeft/hebben gericht, en/of
- heeft/hebben geroepen "Naar achteren!" en/of "Kluis kluis!" en/of "Op de grond liggen!" en/of "Stil, stil!" en/of "Blijven liggen!" en/of "Als je op de knop drukt ga je eraan!" en/of "Mond houden!", althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs
3.1 De resultaten van het onderzoek1
3.1.1 Aangifte [aangever] en getuigenverklaringen
Op 18 mei 2010, rond 10.30 uur, heeft de politie een melding ontvangen van een gewapende overval op juwelier [juwelier] aan de Hoofdstraat te Hillegom. Een van de verbalisanten die ter plaatse kwam, zag in de winkel dat verschillende vitrines waren ingeslagen en dat overal in de winkel glas lag. Ook zag hij her en der tussen het glas sieraden liggen. In de keuken van de winkel zag de verbalisant dat de deur van een grote kluis openstond. Hij zag op de vloer voor de kluis geldstukken liggen.2
De eigenaar van het bedrijf [juwelier]., de heer [aangever], heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op 18 mei 2010, rond 10.20 uur, in het winkelgedeelte van zijn zaak aanwezig was samen met een vertegenwoordiger, [vertegenwoordiger]. Aangever zag de voordeur van de winkel opengaan en drie personen de winkel binnenkomen. Zij liepen hard. Hij zag dat zij alle drie gekleed waren in een soort donkerkleurige regenkleding. Zij hadden alle drie een capuchon op en hun gezicht was aan de onderkant bedekt.3 Aangever heeft gezien dat de voorste persoon (hierna: persoon 1) witte gympen met een blauwe horizontale streep droeg.4 Hij zag dat persoon 1 een vuurwapen in zijn hand had. Persoon 1 kwam direct op aangever en [vertegenwoordiger] aflopen en riep tijdens het lopen: 'Overval'. Aangever zag vervolgens dat persoon 1 [vertegenwoordiger] bij zijn schouder vastpakte, hem omhoog trok uit zijn stoel en in de richting van de deur naar het dagverblijf duwde. Op het moment dat persoon 1 vlak bij hen stond, bleef hij de loop van het vuurwapen in hun richting houden. Hij dreigde met het wapen door het van links naar rechts te bewegen. Aangever hoorde dat persoon 1 tegen hem zei: 'Naar achteren en op de grond liggen'. Aangever heeft vervolgens de deur naar het dagverblijf wijder opengedaan en is het dagverblijf ingelopen direct gevolgd door [vertegenwoordiger] en persoon 1. Aangever hoorde dat persoon 1 tegen [vertegenwoordiger], hem en het personeel zei: 'Liggen'. Aangever is op de grond gaan liggen en zag dat de rest van het personeel en [vertegenwoordiger] ook waren gaan liggen. Persoon 1 stond in het dagverblijf bij de toegangsdeur en hield het wapen gericht in de richting van aangever en zijn personeel. Aangever zag vervolgens dat een tweede persoon (hierna: persoon 2) het dagverblijf in kwam lopen, met een soort grote donkerkleurige zak in zijn hand. Persoon 2 liep op de in de ruimte aanwezige metalen kluis af, waarvan de deur half open stond. Aangever hoorde vervolgens aan het geluid -dat hij herkende- dat de laden in de kluis geopend werden en kennelijk uit de kluis werden gehaald en in de zak van persoon 2 werden gedaan. Hij zag later dat twaalf laden en vijf displays met trouwringen waren verdwenen uit de kluis. Tevens zag aangever toen dat een aantal sieraden van een werkblad was verdwenen en dus ook kennelijk door de daders was meegenomen. De drie personen verlieten vervolgens de winkel. In de winkel zag aangever vervolgens dat van één vitrine in de etalage het glas was ingeslagen en dat diverse sieraden uit de etalage ontbraken. Tevens zag aangever dat van de vitrine tegen de achterwand van de winkel twee ruiten waren ingeslagen en van de vitrines aan de rechterzijde van de winkel vier à vijf ruiten ingeslagen, ook hier ontbraken sieraden en horloges. 5
Getuige [vertegenwoordiger] heeft verklaard dat hij zag en voelde dat de persoon met het wapen in de hand hem bij zijn schouder vastpakte. Hij hoorde dat de persoon tegen hem zei: 'Naar achteren! Kluis kluis!'. Bij de ingang van de werkruimte is de getuige op de grond gaan liggen. Op het moment dat de getuige op de grond lag, hoorde hij de man met het wapen tegen de rest van het personeel roepen: 'Liggen, blijven liggen'. Deze getuige heeft verklaard dat hij ongeveer 1.90 lang is en dat de man die hem vastpakte en deze woorden riep ongeveer even lang was als hij.6
Naast aangever en [vertegenwoordiger] waren de volgende personeelsleden ten tijde van de overal in de juwelier aanwezig: [medewerker 1],7 [medewerker 2],8 [medewerker 3],9 [medewerker 4]10 en [medewerker 5].11 Medewerker [medewerker 4] heeft verklaard dat hij in de werkruimte aanwezig was en opeens geschreeuw in de winkel hoorde en daarna glasgerinkel. Hij zag twee mannen in de winkel, waarvan er een bezig was vitrines kapot te slaan met een hamer. [medewerker 4] heeft direct de overvalknop ingedrukt. Gelijktijdig kwam een van de mannen het kantoor binnen rennen, richting de kluis. In het lopen naar de kluis hoorde [medewerker 4] dat de man iets zei in de trant van: 'Als je op de knop drukt, ga je eraan'.12
Getuige [X] zag toen hij de Hoofdstraat in reed dat een grijze scooter met drie personen erop hem passeerde. Hij zag dat het drietal de scooter vlak bij de ingang van juwelier [juwelier] neerzette, afstapte en de juwelier binnen rende. De getuige zag dat de scooter geen kentekenplaat had. Deze getuige is een andere juwelier binnengelopen om 112 te bellen. Hierna is hij samen met onder meer zijn vader weer naar buiten gegaan. Hij zag dat zijn vader naar de scooter rende en deze omgooide. Vrij snel kwamen de drie jongens naar buiten gerend. Een van de jongens, met een grote tas in zijn hand, pakte de scooter. Zijn vader en hij liepen op de jongen af, maar de jongen pakte een vuurwapen en richtte het op hem. Hierop hebben zijn vader en hij zich teruggetrokken. Bij het wegrijden zag deze getuige dat de tas van de jongen die achterop de scooter zat tegen een lantaarnpaal stootte en dat sieraden uit de tas vielen. Bij de lantaarnpaal lag ook nog een stuk van de scooter.13
Door de politie werd ongeveer drie meter voor de toegangsdeur van juwelier [juwelier] op de bestrating een metalen deel van een hendel aangetroffen. Het betrof hier vermoedelijk een afgebroken deel van een koppelings- of remhendel van een bromfiets of scooter. De hendel is veiliggesteld.14
3.1.2 Aanhouding verdachten
De verbalisanten die de operationele uitvoering ter plaatse door de behandelende opsporingsambtenaren hebben aangestuurd, [verbalisant 1] en [verbalisant 2], hoorden omstreeks 11.28 uur dat de politiehelikopter die was ingezet ter opsporing van de daders boven Hillegom zicht had op een grijze scooter zonder kentekenplaat in de tuin van een woning. Via aanwijzing van de politiehelikopter naar een aanwezige collega op de grond bleek de locatie te zijn: [a-laan ] 4 te Hillegom. Besloten is om de achtertuin van de [a-laan ] 4 te betreden en de scooter te controleren met toestemming van de bewoner. Operationeel is deze handeling uitgevoerd door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4]. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn doorgereden naar de [b-laan] te Hillegom, aan de achterzijde van de [a-laan ] en in de directe omgeving van de [c-laan]. Op de [b-laan], naast perceel 9 is een garageboxencomplex aanwezig grenzend aan de achterzijde van de woningen aan de [a-laan ]. Ter plaatse werden de verbalisanten aangesproken door wijkagent [wijkagent]. Hij deelde hen mede dat hij op de grens van het terrein van deze garageboxen en de brandpoort naar [a-laan ] onder meer een ring, een sieradenprijskaartje en een deel van een hanger (sieraad) op de grond had aangetroffen. Verbalisanten zagen dat deze locatie hemelsbreed ongeveer 30 meter was verwijderd van de locatie van de grijskleurige scooter in de achtertuin. De achterdeur van die tuin was te bereiken vanaf de locatie van het aantreffen van de sieraden door de brandpoort in te rijden, na ongeveer vier of vijf meter links af te slaan en vervolgens na ongeveer acht à tien meter rechtsaf de achterdeur van de [a-laan ] 4 in te gaan.
Vervolgens voegden zich de collega's [verbalisant 3] en [verbalisant 4] bij de verbalisanten op de locatie van de aangetroffen sieraden. Zij deelden mede dat zij met toestemming van de aanwezige bewoner [verdachte 5] de in de achtertuin van de [a-laan ] 4 aanwezige grijze scooter hadden bekeken, dat deze scooter niet voorzien was van een kentekenplaat en dat een knop van een van de bedieningshendels was afgebroken. [verbalisant 3] en [verbalisant 4] deelden mede dat zij hadden begrepen dat het handvat van de grijze vluchtscooter kennelijk beschadigd was en niet begrepen hadden dat het de bedieningshendel betrof. Verbalisant [verbalisant 4] toonde verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een door hem genomen foto van de scooter in de achtertuin. Zij zagen dat de eindknop van de bedieningshendel aan de linkerzijde was afgebroken. Hierop heeft [verbalisant 1] contact opgenomen met de dienstdoende officier van justitie. Met diens toestemming hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], tezamen met andere collega's, de woning aan de [a-laan ] 4 betreden om zoekend rond te kijken ter inbeslagneming alsmede ter aanhouding van de nog onbekende daders.
De verbalisanten zagen dat in de woning vijf personen aanwezig waren. Dit betroffen de vrouw des huizes, [bewoonster] en vier jonge mannen die voldeden aan de aan verbalisanten op dat moment bekende signalementen van de daders. De verbalisanten zagen dat een van hen (verdachte [verdachte 1]) een langer postuur had dan de overige drie aanwezige jonge mannen.
Verbalisanten hoorden vervolgens dat verbalisant [verbalisant 3] in de schuur van de woning een tweede soortgelijke grijze scooter zonder kentekenplaat had aangetroffen, waarvan ook de eindknop van een van de bedieningshendels was afgebroken.15 Uit het relaas van verbalisant [verbalisant 3] blijkt dat hij in de schuur was om te zoeken naar personen. Tevens relateert hij dat het motorblok van deze bromfiets lauwwarm was.16 Verbalisant [verbalisant 1] is naar de schuur toe gelopen en zag dat op de grond naast en bij deze scooter blauwe regenkleding, zwarte mutsen, witte sportschoenen, een klauwhamer, zwarte handschoenen en enkele zwarte grote reistassen lagen. Tevens zag de verbalisant dat in de achtertuin direct bij de toegangsdeur van de schuur een stripje lag met enkele kleine glinsterende sieraadjes. Gelet op deze feiten en omstandigheden zijn de in de woning aanwezige jonge mannen aangehouden. Het betrof: [verdachte 2], [verdachte 1], [verdachte 6] en [verdachte 3]. De voornoemde [verdachte 5] werd door de verbalisanten niet in de woning aangetroffen.17
3.1.3 Doorzoeking schuur
Tijdens de doorzoeking van de schuur behorende bij de [a-laan ] 4 zijn de volgende goederen in beslag genomen:
- hamer op vloer;
- hamer uit tas;
- zwarte tas met gat/scheur;
- zwarte tas met inhoud diverse goederen;
- regenpak;
- zwarte schoenen Nike maat 40;
- pet met daarin een onderbroek;
- schoenen Nike maat 42;
- zwart leer handschoenen;
- 2 keer onderboek zwart;
- regenbroek;
- legging;
- pet met flappen;
- regenbroek;
- regenjas;
- baseball pet;
- handschoenen;
- witte schoenen;
- handschoenen;
- regenjas;
- handschoenen;
- 3x glinstersteentje rand schuuropening;
- zilverkleurige scooter zonder kentekenplaat.18
De in de schuur beslag genomen goederen zijn onderzocht in een DNA-onderzoeksruimte in een politiebureau in Leiderdorp. Hierbij werden diverse goederen en sporen op goederen in het belang van nader onderzoek genummerd en veiliggesteld.19
3.1.4 Nader onderzoek politie
In één van de tassen uit de schuur werden onder andere de volgende goederen aangetroffen:
- 1 stuk wit etalagemateriaal bestemd om halssieraden te tonen;
- 1 witte rechthoekige bak, bestemd om ringen te tonen met het opschrift 'Aller spanninga 1863;
- 1 bruine houten bak met daarin meerdere vakjes. Aan de buitenzijde van de bak zit een wit plaatje met het opschrift 'gd.grav.plaat.gd.k.kopjes'. Verbalisanten hebben deze goederen meegenomen naar [juwelier] en getoond aan [aangever] en zijn personeel. Verbalisanten zagen en hoorden dat [aangever] en zijn personeel de goederen direct herkenden. Zij vertelden waarvan het materiaal afkomstig was en dat het opschrift 'gd.grav.plaat.gd.k.kopjes' door hen zelf was gemaakt en op de bak was geplaatst en dus uniek is.20
Verbalisanten hebben de camerabeelden van het videobewakingssysteem van juwelier [juwelier] bekeken. Zij zagen onder meer dat dader 1 een zilverkleurig vuurwapen in zijn hand hield, dat hij richtte en gericht hield op aangever [aangever] en getuige [vertegenwoordiger]. Dader 2 sloeg met een zwarte hamer wandvitrines één voor één in. Even later was te zien dat hij deze vitrines met zijn hand leeg veegde en de sieraden in de tas deed die hij droeg. Dader 3 sloeg met een hamer een vitrine naast de ingang kapot en deed hierna sieraden uit die vitrine in een zwarte draagtas.
Voor wat betreft de signalementen van de daders hebben de verbalisanten het volgende waargenomen. Dader 1 droeg een zwarte pet met een klep aan de voorzijde en zwarte handschoenen. Voor zijn gezicht zat een donkere gezichtsbedekking die met een lichtgrijze/lichtkleurige elastieken band net onder zijn pet was bevestigd op zijn hoofd. Verder droeg hij witte sportschoenen, een donkere broek en een donkere jas, vermoedelijk regenkleding. Dader 2 was zichtbaar een kop kleiner dan dader 1. Hij droeg een donkerblauw jack en een donkere broek. Die kleding was vermoedelijk regenkleding. Hij droeg een donker hoofddeksel zonder klep met aan beide zijden flappen ten behoeve van de oren. Hij droeg zwarte schoenen en zwarte handschoenen. Dader 3 droeg een donkerblauw jack en een donkere broek, vermoedelijk regenkleding. Hij droeg donkere gezichtsbedekking en een zwarte pet met een klep aan de voorzijde. Hij droeg zwarte schoenen, gelijkend op de schoenen van dader 2 en zwarte handschoenen.21
Een andere verbalisant die tevens de camerabeelden van het videobewakingssysteem van de juwelier heeft bekeken, heeft gerelateerd dat de lengte van dader 1 onbekend is, maar dat hij langer is dan daders 2 en 3.22
Uit navraag bij de arrestantenzorg is het volgende gebleken met betrekking tot de signalementen van de aangehouden verdachten. Verdachte [verdachte 1] is 1.88 meter en heeft schoenmaat 42. Verdachte [verdachte 3] is 1.68 meter en heeft schoenmaat 39. Verdachte [verdachte 2] is 1.67 meter en heeft schoenmaat 40.23
Ten slotte is uit onderzoek van de politie (mutaties) gebleken dat [verdachte 3] en [verdachte 2] elkaar kennen en dat [verdachte 1] en [verdachte 3] elkaar kennen en met elkaar omgaan.24
3.1.5 Sporenonderzoek
3.1.5.1 Schoenzoolsporen
In de juwelier is een sporenonderzoek ingesteld. Hierbij zijn in de winkel voor de vitrines vijf schoenzoolsporen aangetroffen en veiliggesteld. Tevens zijn op de vloer voor de kluis twee schoensporen aangetroffen en veiliggesteld.25
Een deskundige 'schoen- en bandsporen' van het team forensische opsporing van politie Hollands Midden heeft onderzocht of deze veiliggestelde sporen zijn geplaatst met de schoenen die in de schuur werden aangetroffen en in beslag genomen. Van de zeven sporen kwamen drie sporen in aanmerking voor het vergelijkend onderzoek met de schoenen. Op grond van dit onderzoek heeft de deskundige het volgende geconcludeerd. Het schoenzoolspoor 1 is veroorzaakt door een linkerschoen waarvan de zool en maat qua profiel - met delen van de leters 'CD'- soortgelijk is aan de zool van de linkerschoen van het merk Christian Dior met maat 42, kleur wit. Door het ontbreken van karakteristieke overeenkomsten kan niet worden vastgesteld dat het schoenzoolspoor daadwerkelijk is veroorzaakt met deze schoen. Het schoenzoolspoor 2 is veroorzaakt met de zool van de rechterschoen van het merk Nike Air, maat 42, kleur zwart. Het schoenzoolspoor 3 is waarschijnlijk veroorzaakt met de zool van de rechterschoen van het merk Nike Air, maat 40, kleur zwart.26
3.1.5.2 Schoenveters
Van de in de schuur aangetroffen schoenen zijn de schoenveters afgeknipt en veiliggesteld.27
Deze schoenveters zijn bemonsterd. Hieruit zijn drie voor een vergelijkend DNA-onderzoek geschikte DNA-mengprofielen verkregen, welke zijn vergeleken met de DNA-profielen van de verdachten [verdachte 5], [verdachte 1], [verdachte 2], [verdachte 3] en [verdachte 4]. Hieruit is gebleken dat één van de DNA-mengprofielen op de schoenveters van de zwarte Nike Air met maat 42 afkomstig is van minimaal drie personen, waaronder de verdachten [verdachte 5] en [verdachte 2]. Een statistische berekening is niet gegeven. Het andere DNA-mengprofiel op de schoenveters van de zwarte Nike Air met maat 42 is afkomstig van minimaal drie personen, waaronder de verdachte [verdachte 2]. Een statistische berekening is niet gegeven. Het DNA-mengprofiel op de schoenveters van de witte Christian Dior met maat 42 is afkomstig van twee personen, waaronder verdachte [verdachte 1]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard.28
Op verzoek van de verdediging is een contra-expertise uitgevoerd. De conclusie van dit onderzoek, uitgevoerd door een FLDO-DNA-deskundige luidt dat op grond van de resultaten van het DNA-onderzoek verdachte [verdachte 1] niet kan worden uitgesloten als mogelijke donor van het in het spoor op de schoenveter aanwezige celmateriaal. Hierbij is geen statistiek uitgevoerd.29
3.1.5.3 Onderbroeken
Een van de in de schuur aangetroffen onderbroeken van het merk Björn Borg, kleur zwart, is met een forensische lichtbron onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. Naar aanleiding van dit onderzoek is de onderbroek op drie plaatsen bemonsterd. In de bemonsteringen is geen aanwijzing gevonden voor de aanwezigheid van speeksel. Wel is voor vergelijking geschikt celmateriaal aangetroffen in twee van de bemonsteringen. Eén van deze sporen leverde een match op met het DNA van [verdachte 2]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard. Op deze onderbroek is tevens DNA materiaal, niet zijnde speeksel, aangetroffen van een onbekende man A, met eenzelfde kansberekening.
De andere in de schuur aangetroffen onderbroek van het merk Björn Borg, kleur zwart, is visueel onderzocht op de mogelijke aanwezigheid van speeksel. Naar aanleiding van dit onderzoek is de onderbroek op twee plaatsen bemonsterd. Bij onderzoek naar de aanwezigheid van speeksel in de bemonsteringen is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van speeksel. Eén van deze sporen leverde een match op met het DNA van verdachte [verdachte 3]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard. Ook op deze onderbroek is tevens DNA materiaal, te weten speeksel, aangetroffen van een onbekende man A, met eenzelfde kansberekening.30
3.1.5.4 Handschoenen
De binnenzijden van de in de schuur aangetroffen handschoenen zijn bemonsterd op biologische contactsporen.
Van het eerste paar handschoenen bevatte de linkerhandschoen een DNA-profiel dat matchte met het DNA van verdachte [verdachte 1]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Van hetzelfde paar handschoenen bevatte de rechterhandschoen een DNA-mengprofiel dat matchte met het DNA van verdachte [verdachte 1] en een onbekende persoon D. Een statistische berekening is niet gegeven.
Van het tweede paar handschoenen bevatte de rechterhandschoen een DNA-profiel dat matchte met het DNA van verdachte [verdachte 3]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Van het derde paar handschoenen bevatte de rechterhandschoen een DNA-mengprofiel dat matchte met het DNA van twee personen, waaronder verdachte [verdachte 2]. Een statistische berekening is niet gegeven.31
Op verzoek van de verdediging is een contra-expertise uitgevoerd. De conclusie van dit onderzoek, uitgevoerd door een FLDO-DNA-deskundige luidt ten aanzien van het spoor op de rechterhandschoen dat verdachte [verdachte 1] niet kan worden uitgesloten als mogelijke donor van het in het spoor aanwezige celmateriaal. Hierbij is geen statistiek uitgevoerd.
Het DNA-mengprofiel op de linkerhandschoen is volgens twee verschillende methoden geïnterpreteerd. Interpretatie-methode 1 houdt rekening met het gegeven dat in het DNA-mengprofiel voor alle kenmerken een duidelijke hoofdbijdrage kon worden onderscheiden, interpretatie-methode 2 houdt hiermee geen rekening.
Op basis van interpretatie-methode 1 kon worden geconcludeerd dat een duidelijke hoofdbijdrage in het spoor was af te leiden, welke voor alle onderzochte DNA-kenmerken volledig overeenkwam met het DNA-profiel van verdachte [verdachte 1]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon, welke geen bloedverwant is van verdachte, matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan 1 op 10 miljard.
Op basis van interpretatie-methode 2 kon worden geconcludeerd dat verdachte [verdachte 1] niet kon worden uitgesloten als mogelijke donor van het in het spoor op de handschoen aanwezige celmateriaal. De bevindingen van het DNA-onderzoek zijn onder het scenario dat het mengprofiel kan worden verklaard door vermenging van DNA van verdachte [verdachte 1] en een onbekende persoon meer dan 10 miljard keer waarschijnlijker dan onder het scenario dat het mengprofiel kan worden verklaard door vermenging van twee onbekende personen welke niet verwant zijn aan verdachte [verdachte 1].32
3.1.5.5 Vingerafdruk sieradendisplay
In een van de in de schuur aangetroffen tassen is op displaymateriaal afkomstig van juwelier [juwelier] een dactyloscopisch spoor aangetroffen.33
Met dit dactyloscopische spoor werd een zoeking verricht in het geautomatiseerde bestand van de landelijke vingerafdrukkencollectie. Het resultaat van deze zoeking werd aangeboden aan twee onafhankelijke dactyloscopische deskundigen en door hen geïdentificeerd op het overeenkomstige gedeelte van de rechterpink voorkomend op het dactyloscopische signalement ten name van verdachte [verdachte 1].34
Op verzoek van de verdediging is een contra-expertise uitgevoerd. De conclusie van dit onderzoek, uitgevoerd door een deskundige van het NFI, luidt dat veertien dactyloscopische punten van overeenkomst zijn aangetroffen tussen het aangeleverde spoor en de afdruk van de rechterpink voorkomende op het dactyloscopisch signalement van verdachte [verdachte 1]. Deze bevindingen zijn volgens de deskundige extreem veel waarschijnlijker wanneer het spoor afkomstig is van [verdachte 1] dan wanneer het spoor afkomstig is van een willekeurige andere persoon. 35
3.1.5.6 Remhendel scooter
Van de scooter in de schuur aan de [a-laan ] 4 werd de remhendel waar een stuk van afgebroken was gedemonteerd van het stuur.36 Door een gecertificeerd werktuigsporenonderzoeker is vervolgens onderzoek gedaan naar het voor de juwelier aangetroffen gedeelte van een hendel en de gedemonteerde hendel van de scooter. De werktuigsporenonderzoeker heeft geconcludeerd dat deze gedeelten oorspronkelijk één geheel hebben gevormd.37
3.1.6 Getuigenverklaringen aanwezigheid in de woning
Getuige [bewoonster], de moeder van verdachte [verdachte 5], heeft tijdens haar eerste verhoor bij de politie verklaard dat [verdachte 5] tegen haar had gezegd dat hij jongens zou halen om de slaapkamer in orde te maken. [bewoonster] had tegen [verdachte 5] gezegd dat hij de zolder leeg moest maken in verband met een verbouwing die de woningbouwvereniging had aangekondigd en dat hij de slaapkamer in orde moest maken. Op 18 mei 2011 zag zij [verdachte 5] met medeverdachte [verdachte 4] en drie onbekende jongens binnenkomen via de achterdeur. De jongens gingen gelijk naar boven. De eerste keer dat de politie langskwam, heeft [verdachte 5] de deur open gedaan. De andere drie jongens bleven op dat moment boven.38
Tijdens haar tweede verhoor door de politie heeft [bewoonster] verklaard dat zij zich kan herinneren dat [verdachte 4] die ochtend bij [verdachte 5] was gekomen en dat [verdachte 5] haar toen vertelde dat hij iemand had gevonden om te komen helpen de slaapkamer op te knappen. Ook herinnerde zij zich dat [verdachte 4] nog in haar huis was op het moment dat de politie voor de eerste keer kwam controleren. Zij heeft hem toen geroepen en gevraagd of hij de onbekende jongens die boven waren, kende. [verdachte 4] zei toen dat hij ze kende van school. Wanneer, met wie en hoe [verdachte 4] is weggegaan, wist deze getuige niet meer, maar wel dat dit is geweest na de eerste controle maar voordat de politie voor de tweede keer kwam. Zij wist evenmin wanneer [verdachte 5] wegging, maar ook dit is geweest na de eerste controle en voordat de politie voor de tweede keer kwam. Deze getuige heeft voorts verklaard dat zij naar haar slaapkamer ging om voor [verdachte 5] gereedschap te pakken waarmee je behang kunt afhalen en dat zij een van de jongens (de grote, brutale) liggend op haar bed aantrof. Ook bij haar tweede verhoor heeft deze getuige herhaald dat er drie onbekende jongens in huis waren en verklaard dat dit de jongens waren die door de politie zijn meegenomen.
Ten slotte heeft [bewoonster] verklaard dat de jongens behang hebben afgescheurd en twee kasten naar de slaapkamer hebben gebracht.39
Naar aanleiding van de verklaring van [bewoonster] over de door de woningbouw opgedragen werkzaamheden aan de woning, heeft de politie navraag gedaan bij de woningbouwvereniging. Zij vertelden dat op 23 maart 2011 een schriftelijk akkoord ondertekend was door de hoofdbewoonster van het pand [a-laan ] 4 te Hillegom om dakisolatie aan te brengen in de woning door de woningbouwvereniging. Dit akkoord was op 29 maart 2011 door hen ontvangen. Er waren bij geen andere mutaties met betrekking tot werkzaamheden in het pand bekend.40
[verdachte 6], de broer van [verdachte 5], heeft tijdens zijn eerste verhoor bij de politie verklaard dat [verdachte 5] vanuit de achtertuin de woonkamer in kwam met vier jongens die hij niet kende. [verdachte 5] vertelde dat de jongens zijn kamer kwamen helpen verbouwen. Verdachte heeft een omschrijving gegeven van drie van de jongens en heeft verklaard dat hij over de vierde jongen weinig kon vertellen en dat hij deze ook niet bij de aanhouding heeft gezien. Voorts heeft de getuige verklaard dat [verdachte 5] met deze vierde jongen de woning heeft verlaten en is weggereden op een zwarte Vespa. Op de vraag van de politie of buiten zijn moeder, zijn broer en die vier jongens, de overbuurvrouw en buurman [verdachte 5] nog iemand anders in de woning is geweest, heeft verdachte verklaard dat hij dat verder niet wist. Als hem fotos's worden getoond van o.a. verdachten [verdachte 2], [verdachte 3] en [verdachte 1], herkent hij hen als de onbekende jongens die hij heeft zien binnenkomen.41 Tijdens zijn tweede verhoor door de politie heeft [verdachte 6] verklaard dat hij een foutje had gemaakt met zijn verklaring en dat [verdachte 4] ook was binnengekomen. Hij heeft verklaard dat het verhaal verder hetzelfde is, maar dat er in totaal vier onbekende jongens, zijn broer en [verdachte 4] aanwezig waren. [verdachte 4] kwam samen met [verdachte 5] en de vier jongens tegelijkertijd binnen via de achtertuin. De jongen met wie [verdachte 5] op de Vespa stapte, was een van die onbekende jongens. [verdachte 4] was toen al weg. Hij weet niet meer wanneer [verdachte 4] is weggegaan.42
3.1.7 Verklaring verdachte
Verdachte heeft zich tijdens zijn verhoren bij de politie op advies van zijn raadsman beroepen op zijn zwijgrecht. Ter terechtzitting van 8 februari 2012 heeft verdachte een korte verklaring voorgelezen, inhoudende dat hij op 18 mei 2011 met wat jongens naar de woning aan de [a-laan ] 4 is gegaan om hulp te bieden bij het klussen. Hij wist niets van een overval af. Tijdens een pauze gedurende het klussen is verdachte zijn sigaretten uit de schuur gaan halen en waarschijnlijk heeft hij toen in de rommel in de schuur een display aangeraakt.43
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het hem ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe - verkort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat verdachte kort na de overval tezamen met medeverdachten [verdachte 3] en [verdachte 2] is aangetroffen in de woning aan de [a-laan ] 4 te Hillegom. In de bij deze woning behorende schuur zijn de vluchtscooter, de zeer waarschijnlijk bij de overval gebruikte kleding en etalagemateriaal van juwelier [juwelier] aangetroffen. Verdachte is, evenals de medeverdachten [verdachte 2] en [verdachte 3], door de uitslagen van het forensisch onderzoek aan de in de schuur aangetroffen goederen te linken. Noch voor zijn aanwezigheid in de woning, noch voor het aantreffen van deze sporen heeft verdachte een plausibele uitleg gegeven. Daarbij komt dat er geen of onvoldoende reden is om aan te nemen dat de overval door anderen zou zijn gepleegd. Het vorenstaande in onderlinge samenhang bezien leidt tot de conclusie dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de overval.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van het hem ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Primair is naar de mening van de raadsman sprake van onrechtmatig binnentreden c.q. een onrechtmatige doorzoeking van de schuur, zodat de resultaten van die zoeking van bewijs dienen te worden uitgesloten. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat niet valt uit te sluiten dat verdachte op geen enkele wijze betrokken is geweest bij de door drie jongens gepleegde overval, omdat in ieder geval al vijf jongens zijn aangehouden in de woning aan de [a-laan ] 4 te Hillegom, terwijl de daadwerkelijke overval is gepleegd door drie jongens en het bovendien zeer wel mogelijk is dat voor de komst van de politie een of meer daders de woning al hadden verlaten. Ten aanzien van de aangetroffen sporen op de handschoenen en een veter heeft de raadsman subsidiair aangevoerd dat het gaat om contactsporen met DNA mengprofielen, zodat op geen enkele wijze valt te traceren op welk moment, onder welke omstandigheden en door wie de sporen zijn achtergelaten. Dit vormt dan ook geen bewijs voor daderschap. Ten aanzien van de vingerafdruk op het vitrineonderdeel heeft verdachte een logische verklaring afgelegd, aldus de raadsman.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging
Met betrekking tot het verweer dat het bewijs op onrechtmatige wijze is verkregen, overweegt de rechtbank dat de politie naar aanleiding van de in de buurt van de brandpoort gevonden sieraden én de in de tuin van de [a-laan ] 4 gevonden bromfiets waarvan, evenals van de vluchtscooter, de kentekenplaten en een stuk van een bedieningshendel ontbraken -met toestemming van de dienstdoende officier van justitie- de woning aan de [a-laan ] 4 heeft betreden om zoekend rond te kijken ter inbeslagneming alsmede ter aanhouding van de nog onbekende daders. Gelet op voornoemde omstandigheden bestond op dat moment een redelijk vermoeden van schuld, zodat dit betreden niet onrechtmatig was en de verbalisanten zoekend mochten rondkijken in de woning en de bij de woning behorende schuur. Hierbij zag een van de agenten in de schuur een andere scooter en goederen die leken op bij de overval gebruikte goederen. De politie heeft daarop de verdachten aangehouden en de situatie bevroren in afwachting van de komst van de rechter-commissaris. Pas onder toezicht van de rechter-commissaris is vervolgens de doorzoeking uitgevoerd en zijn de goederen uit de schuur in beslag genomen. Van onrechtmatig verkregen bewijs is derhalve geen sprake.
Onder verwijzing naar de hierboven onder 3.1 weergegeven bewijsmiddelen overweegt de rechtbank verder als volgt.
Op 18 mei 2011 bevinden [verdachte 1], [verdachte 2] en [verdachte 3] zich in de woning aan de [a-laan ] 4 te Hillegom. Zij zijn daar, nadat de overval is gepleegd, samen met [verdachte 5] via de achterdeur binnengekomen. Zij verklaren daar te zijn gekomen om te klussen, maar ze kennen noch [verdachte 5], noch zijn broer ([verdachte 6]) en moeder ([bewoonster]), zijnde de bewoners van het huis. In de slaapkamer waar de kluswerkzaamheden zouden plaatsvinden blijken slechts twee kasten te zijn verplaatst en er is wat behang van de muren afgetrokken, werkzaamheden die de gebroeders [verdachten 5 en 6] ook samen, zonder hulp van onbekenden hadden kunnen doen. Daarbij komt dat [verdachte 1] in plaats van te klussen op het bed van mevrouw [bewoonster] lag en hij ook toen de politie kwam -naar eigen zeggen- op zolder lag te slapen. Ook blijkt uit informatie van de woningbouwvereniging dat met betrekking tot de desbetreffende kamer geen werkzaamheden waren gepland. Gelet op dit alles acht de rechtbank het volstrekt onaannemelijk dat [verdachte 1], [verdachte 2] en [verdachte 3] in de woning aanwezig waren om te klussen. Een andere reden voor hun aanwezigheid hebben zij niet gegeven.
[verdachte 2], [verdachte 3] en [verdachte 1] blijken alle drie in Amsterdam te wonen. Zij hebben gezwegen op vragen of ze elkaar kenden, terwijl het op hun weg had gelegen om naar aanleiding van de bevindingen van de politie dat ze eerder in elkaars aanwezigheid zijn gecontroleerd, hieromtrent een verklaring te geven. Dat zij hiervoor geen redelijke verklaring hebben gegeven, is een omstandigheid die de rechtbank eveneens in haar overwegingen zal betrekken.
In de schuur van de [a-laan ] 4 wordt een bromfiets aangetroffen die, na onderzoek van het afgebroken stukje remhendel als de bij de overval gebruikte bromfiets kan worden aangemerkt. Ook worden in de schuur tassen aangetroffen, met daarin (display)materiaal dat uit juwelier [juwelier] afkomstig is. Gelet op de uitslag van het schoenzoolsporenonderzoek, in combinatie met de camerabeelden en de beschrijving die aangever van de door overvaller 1 gedragen witte schoenen geeft, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de drie paar in beslaggenomen schoenen (twee paar zwarte Nike Air en een paar witte Christian Dior) door de overvallers zijn gedragen. Datzelfde geldt voor de in de schuur aangetroffen regenkleding, handschoenen, petjes en boxershorts, nu deze gelijkenis vertonen met de (o.a. blijkens de beschrijving van de camerabeelden) door de overvallers gedragen kleding en bij de eerder genoemde aan de overval te linken goederen worden aangetroffen. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit de gevonden boxershorts samen met de petjes als gezichtsbedekking zijn gebruikt, waarbij zij naast de beschrijving van de gezichtsbedekking op de camerabeelden in aanmerking neemt dat op twee van de drie gevonden boxershorts speekselsporen zijn gevonden en een van de boxershots in een petje werd aangetroffen.
Uit de resultaten van het sporenonderzoek zoals hierboven onder 3.1.5.3 t/m 3.1.5.5 weergegeven volgt dat zowel op de veters van de witte Christian Dior schoenen als aan de binnenkant van een paar handschoenen DNA van [verdachte 1] is aangetroffen. Bovendien is de afdruk van zijn rechterpink gevonden op de in de schuur gevonden sieradendisplay. Op een van de onderbroeken en aan de binnenkant van de handschoenen zat DNA van [verdachte 3] en ook van [verdachte 2] is DNA aangetroffen, te weten op een van de onderbroeken. Daarnaast werd op zowel schoenveters van een van de Nike Air schoenen als aan de binnenkant van een handschoen DNA van [verdachte 2] aangetroffen, echter daarbij kon geen statistische berekening worden gegeven.
Op verscheidene bij de overval gebruikte kleding en/of schoenen is dus DNA van [verdachte 1], [verdachte 3] en [verdachte 2] aangetroffen. Weliswaar gaat het daarbij - op het aangetroffen speeksel van [verdachte 3] na - om biologische contactsporen en - in het geval van [verdachte 2] - onder andere om matches waarbij geen statistische berekening kon worden gegeven - maar dat neemt niet weg dat het om meerdere sporen gaat die zijn gevonden op specifieke plaatsen die op het gebruik van die kleding en/of schoenen duiden. Voor [verdachte 1] komt daar de vingerafdruk op het display bij. De verklaring die [verdachte 1] daarvoor, pas nadat zowel door de politie als bij de contra-expertise werd vastgesteld dat de vingerafdruk van hem afkomstig was, heeft gegeven, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
Hoewel in de hectiek van de overval geen eenduidige signalementen van de overvallers zijn gegeven, is de grootste gemene deler in deze signalementen dat het om één grotere en twee kleinere overvallers ging. Dit wordt bevestigd door de camerabeelden, die door verbalisanten in alle rust zijn bekeken en beschreven en waarop is gezien dat de grootste overvaller, degene die de witte schoenen draagt, een kop groter is dan de andere twee. De rechtbank acht daarbij ook van belang dat getuige [vertegenwoordiger], die dichtbij de overvaller heeft gestaan, heeft verklaard dat de overvaller met het vuurwapen ongeveer even groot was als hijzelf, te weten ongeveer 1,90 meter.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande, alles in onderlinge samenhang bezien, en ondanks het gegeven dat ook DNA-materiaal van anderen op de in beslag genomen goederen is aangetroffen, wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1], [verdachte 2] en [verdachte 3] de drie personen zijn die de overval op de juwelierszaak hebben gepleegd.
3.5 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
op 18 mei 2011 te Hillegom tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden, toebehorende aan [juwelier]., waarbij verdachte en zijn mededaders (een gedeelte van) die sieraden onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, te weten door meerdere vitrines met hamers in te slaan en welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever] en/of [medewerker 1] en/of [medewerker 2] en/of [medewerker 3] en/of [medewerker 4] en/of [medewerker 5] en/of [vertegenwoordiger], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen,
- gekleed in donkere kleding, met bedekte gezichten en donkere hoofddeksels juwelierszaak [juwelier] zijn binnengerend en
- heeft/hebben geroepen "Overval!" en
- een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en dat vuurwapen heeft/hebben gericht op meerdere van voornoemde personen en
- die [vertegenwoordiger] bij zijn schouder en kleding heeft/hebben vastgepakt en omhoog getrokken en (hierbij) een vuurwapen tegen het hoofd van die [vertegenwoordiger] heeft/hebben aangedrukt, althans op het hoofd van die [vertegenwoordiger] heeft/hebben gericht, en
- heeft/hebben geroepen "Naar achteren!" en "Kluis kluis!" en "Op de grond liggen!" en "Stil, stil!" en "Blijven liggen!" en "Als je op de knop drukt ga je eraan!" en "Mond houden!", althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking.
Zulks met verbetering van in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en zes maanden zal worden opgelegd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft erop gewezen dat in de op het strafblad van verdachte vermelde strafzaak cassatie is ingesteld, zodat deze zaak nog niet onherroepelijk is en dus niet kan leiden tot een strafverhoging.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 18 mei 2011 tezamen met twee medeverdachten schuldig gemaakt aan een zeer brute roofoverval op juwelier [juwelier] in Hillegom. De drie jongens zijn gekleed in donkere regenpakken en met bedekte gezichten de juwelier binnengegaan. Aldaar hebben zij het aanwezige personeel gezegd stil te zijn en op de grond te gaan liggen en heeft een van hen een wapen getoond en dit ook gericht op (enkele van) de aanwezige medewerkers, terwijl de andere twee met hamers vitrines kapot hebben geslagen en een grote hoeveelheid sieraden in tassen hebben gestopt. Toen zij weer buiten kwamen, is het wapen nog recht in het gezicht van een daar staande man gehouden en tijdens het wegrijden op de scooter is nog tegen een voorbijlopende vrouw gebotst.
Een dergelijke roofoverval is een zeer ernstig feit. Niet alleen hebben de daders een ravage aangericht in de juwelierszaak en de nodige materiële schade veroorzaakt, het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een overval nog gedurende langere tijd lichamelijke en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Dit geldt te meer wanneer zij in de loop van een vuurwapen hebben gekeken. Daarnaast maakt een dergelijk feit een ernstige inbreuk op de rechtsorde en nemen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hierdoor toe.
De rechtbank heeft acht geslagen op het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 februari 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder (onherroepelijk) is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Gelet op hetgeen in soortgelijke zaken wordt opgelegd komt de rechtbank uit op een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1 Inleiding
[aangever] heeft zich ter zake van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit gevoegd als benadeelde partij met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 6.375,80. De vordering bestaat uit een bedrag van €5.000,- eigen risico bij verzekering en een bedrag van € 1.375,80 verlies no-claim over lopend verrekeningsjaar.
7.2 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich (zonder nadere motivering) op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen.
7.4 Het oordeel van de rechtbank
Uit de inhoud van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Op grond van de toepasselijke wettelijke bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering heeft niet te gelden dat de rechtbank de schade slechts kan vaststellen aan de hand van schriftelijke stukken (zie ook: HR 3 januari 1995, NJ 1995/274). De rechtbank is, op grond van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek, bevoegd om de schade te schatten. Naar het oordeel van de rechtbank is het een feit van algemene bekendheid dat de meeste verzekeringsmaatschappijen een eigen risico hanteren en dat een verlies van de no-claimkorting optreedt na het indienen van een vordering. De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de hoogte van de bedragen die de benadeelde partij ten aanzien hiervan heeft opgegeven en deze zijn in zoverre ook niet betwist door de verdediging.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij dan ook (hoofdelijk) toewijzen tot het volledige bedrag van € 6.375,80.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte (hoofdelijk) de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 6.375,80, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever].
Met bepaling dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1, 4 en 5 genummerde voorwerpen (te weten een jas, schoenen en een trui) zullen worden teruggegeven aan verdachte, aangezien deze kledingstukken niet zijn gebruikt bij de overval.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het onder 2 genummerde voorwerp (te weten een slotentrekker) zal worden onttrokken aan het verkeer, aangezien dit voorwerp geschikt is voor gebruik bij soortgelijke feiten als het feit dat thans aan verdachte is ten laste gelegd.
De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over het onder 3 genummerde voorwerp (te weten een broche).
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
8.3.1 Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp (te weten een slotentrekker) onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan hij wordt verdacht, is aangetroffen, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
8.3.2 Teruggave aan verdachte
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1, 4 en 5 genummerde voorwerpen (te weten een jas, schoenen en een trui).
8.3.3 Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Op grond van de inhoud van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting kan met betrekking tot het op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp (te weten een broche) geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring van dit voorwerp ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
36b, 36d, 36f, 47, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 36 (ZESENDERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangever], een bedrag van € 6.375,80;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 6.375,80 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 66 dagen;
bepaalt dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, te weten: een slotentrekker;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 1, 4 en 5 genummerde voorwerpen, te weten: een witte jas (Woolrich), meerkleurige schoenen (Gucci) en een roze trui;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp, te weten: een broche.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.J.M. Smid-Verhage, voorzitter,
mrs J.J. Peters en I. Mantel, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs M.P.C. van Essen en R. van der Graaff, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 februari 2012.
Mr. Mantel is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL1610/2011074221, van de regiopolitie Hollands Midden, met bijlagen.
2 Proces-verbaal van bevindingen, p. 175-176.
3 Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever], p. 181-183.
4 4 Proces-verbaal van aangifte door [aangever], p. 178.
5 Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever], p. 184-187.
6 Proces-verbaal van verhoor getuige [vertegenwoordiger], p. 208-209.
7 Proces-verbaal van verhoor getuige [medewerker 1], p. 191 e.v..
8 Proces-verbaal van verhoor getuige [medewerker 2], p. 195 e.v..
9 Proces-verbaal van verhoor getuige [medewerker 3], p. 198 e.v..
10 Proces-verbaal van verhoor getuige [medewerker 4], p. 201 e.v..
11 Proces-verbaal van verhoor getuige [medewerker 5], p. 205 e.v..
12 Proces-verbaal van verhoor getuige [medewerker 4], p. 202.
13 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige X], p. 211 en 212.
14 Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 531.
15 Proces-verbaal van bevindingen, p. 218-221.
16 Proces-verbaal van bevindingen, p. 270.
17 Proces-verbaal van bevindingen, p. 220-221.
18 Overzicht goederen inbeslaggenomen, behorende bij proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 238 en proces-verbaal doorzoeking [a-laan ] 4 te Hillegom, p. 533-536.
19 Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 534-540.
20 Proces-verbaal van bevindingen, p. 280.
21 Proces-verbaal van bevindingen, p. 359-361.
22 Proces-verbaal van bevindingen, p. 763.
23 Proces-verbaal van bevindingen, p. 369.
24 Proces-verbaal van bevindingen, p. 715.
25 Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 531.
26 Proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek, p. 411-415.
27 Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 535.
28 Rapport NFI d.d. 27 juni 2011.
29 Rapport FLDO d.d. 3 november 2011.
30 Rapport NFI d.d. 17 augustus 2011.
31 Idem.
32 Rapport FLDO d.d. 3 november 2011.
33 Proces-verbaal van bevindingen, p. 753.
34 Proces-verbaal van bevindingen, p. 754.
35 Rapport NFI d.d. 20 januari 2012.
36 Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 540.
37 Deskundigenrapport, p. 420.
38 Proces-verbaal van verhoor getuige [bewoonster], dd 19 mei 2011, p. 285-287.
39 Proces-verbaal van verhoor getuige [bewoonster], dd 15 juni 2011, p. 687-692.
40 Proces-verbaal van bevindingen, p. 824.
41 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 6], p. 79-87.
42 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 6], p. 92-93.
43 Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 februari 2012.