ECLI:NL:RBSGR:2012:BV7131

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
398965 - HA ZA 11-2095
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot verwijzing naar de sector kanton en subjectieve cumulatie van rechtsvorderingen

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank 's-Gravenhage, hebben eisers [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] een incidentele vordering ingediend tot verwijzing naar de sector kanton op basis van artikel 71 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eisers vorderen in de hoofdzaak een hoofdelijke veroordeling van de gedaagden, Oxxio Nederland B.V. en Liander N.V., tot betaling van een bedrag van € 6.033,28, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De procedure is gestart met dagvaardingen op 30 juni en 6 juli 2011, waarbij Liander een exceptie van onbevoegdheid heeft ingediend, stellende dat de vordering door de kantonrechter behandeld dient te worden, gezien het bedrag van de vordering onder de € 25.000,--. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering tegen Liander inderdaad onder de bevoegdheid van de kantonrechter valt, en dat de incidentele vordering van Liander niet strekt tot onbevoegdheid, maar tot verwijzing binnen de rechtbank. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van de eisers tegen Oxxio en Liander samenhang vertoont, en dat het in het belang van de procesorde is om beide vorderingen gezamenlijk te behandelen. De rechtbank heeft daarom besloten om de procedure te verwijzen naar de sector kanton, locatie Leiden, en heeft de eisers in de proceskosten van het incident veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken op 1 februari 2012 door rolrechter D.R. Glass.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 398965 / HA ZA 11-2095
Vonnis in incident van 1 februari 2012
in de zaak van
1. [eiseres sub 1],
2. [eiser sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat: mr. J.E.J. Jansen te Hoofddorp (gemeente Haarlemmermeer),
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OXXIO NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde in de hoofdzaak,
niet verschenen,
2. de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. M.E. Brinkman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers c.s.], Oxxio en Liander worden genoemd.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 30 juni en 6 juli 2011, met producties;
- de incidentele conclusie "houdende exceptie van onbevoegdheid ex artikel 71 Rv" van Liander, met producties;
- de incidentele conclusie van antwoord van [eisers c.s.].
1.2.Tegen Oxxio is verstek verleend, nadat zij de rechtbank had bericht dat zich namens haar nog geen advocaat zou stellen, aangezien zij de zaak voorlopig slechts wilde observeren.
1.3.Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald in het incident.
2.De vordering in de hoofdzaak
2.1.[eisers c.s.] vorderen - samengevat - dat de rechtbank Oxxio en Liander hoofdelijk veroordeelt tot betaling van in totaal € 6.033,28, te vermeerderen met wettelijke rente en met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure, eveneens te vermeerderen met wettelijke rente.
2.2.[eisers c.s.] leggen aan hun vordering ten grondslag dat zij met Oxxio een contract hebben gesloten voor de afname van elektriciteit en dat Liander de aansluiting en het transport van deze elektriciteit verzorgt. Door een ondeugdelijke elektriciteitsmeter is volgens [eisers c.s.] door Oxxio elektriciteit in rekening gebracht, die niet daadwerkelijk door hen is afgenomen. Primair stellen [eisers c.s.] dat er op grond van de algemene voorwaarden een herberekening dient plaats te vinden van het elektriciteitsverbruik. Ten aanzien van hun vordering op Oxxio stellen zij subsidiair dat er onverschuldigd aan Oxxio is betaald en meer subsidiair baseren [eisers c.s.] hun vordering op de stelling dat er sprake is van non-conformiteit. Ten aanzien van Liander stellen [eisers c.s.] subsidiair dat, nu de meetinrichting ondeugdelijk was, Liander tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit overeenkomst en gehouden is de daardoor door [eisers c.s.] geleden schade te vergoeden. De vordering van [eisers c.s.] op Oxxio en Liander bestaat uit het bedrag dat aan Oxxio is betaald voor elektriciteit die niet is afgenomen, de kosten voor het plaatsen van een tussenmeter en de kosten voor het ijken van de oude elektriciteitsmeter.
3.De beoordeling in het incident
3.1.Vóór alle weren voert Liander aan dat sinds 1 juli 2011 vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000,-- op grond van artikel 93 Rv door de kantonrechter moeten worden behandeld en beslist. Nu de dagvaarding aan Liander is betekend op 6 juli 2011 en de vordering op Liander € 6.033,28 bedraagt, dient de rechtbank zich onbevoegd te verklaren en de zaak te verwijzen naar de sector kanton.
3.2.[eisers c.s.] voeren verweer en betogen dat formeel gezien het standpunt van Liander juist is. De dagvaarding is aan Oxxio echter betekend op 30 juni 2011. [eisers c.s.] voeren aan dat de incidentele vordering van Liander in strijd is met de goede procesorde aangezien de vorderingen van [eisers c.s.] op Oxxio en Liander hetzelfde onderwerp betreffen en zich niet lenen voor afzonderlijke behandeling. Toewijzing van de incidentele vordering zal tot gevolg hebben dat door [eisers c.s.] onnodige kosten dienen te worden gemaakt, omdat zij dan worden gedwongen om tot voeging dan wel verwijzing te verzoeken, om de samenhangende zaken weer gezamenlijk te laten behandelen.
3.3.Anders dan in de processtukken vermeld, strekt de incidentele vordering niet tot
onbevoegdheid van de rechtbank maar tot interne verwijzing binnen de rechtbank
zoals bedoeld in art. 71 Rv. Sinds de wetswijziging per 1 januari 2002 behoren immers
zowel de sector civiel als de sector kanton tot één en dezelfde bevoegde rechtbank. De
incidentele vordering zal de rechtbank dan ook opvatten als een incidentele
vordering die strekt tot verwijzing op de voet van art. 71 Rv.
3.4.[eisers c.s.] vorderen in deze zaak hoofdelijke veroordeling van zowel Oxxio als Liander, zodat sprake is van subjectieve cumulatie van rechtsvorderingen. Er bestaat geen wettelijke regel op basis waarvan in gevallen van subjectieve cumulatie bij samenhangende vorderingen die in beginsel bij verschillende sectoren van de rechtbank moeten worden aangebracht, toch door één en dezelfde rechter kunnen worden afgedaan. Dit betekent dat voor elke eiser tegenover elke gedaagde afzonderlijk moet worden bezien welke sector belast is met de behandeling en de beslissing van de zaak.
3.5.De hoogte van de vordering tegen Liander en de datum van betekening van de dagvaarding brengen, anders dan bij de vordering tegen Oxxio, mee dat eerstgenoemde vordering dient te worden verwezen naar de sector kanton van deze rechtbank. De in de conclusie van antwoord in het incident ingenomen stellingname, inhoudende dat [eisers c.s.], na verwijzing van eerstgenoemde vordering naar de sector kanton, verwijzing ingevolge artikel 220 Rv naar de sector kanton zullen vorderen van hun zaak tegen Oxxio en dat de gevorderde verwijzing aldus tot complicaties zal leiden, kan niet het oordeel dragen dat de door Liander gevorderde verwijzing in strijd is met de goede procesorde. Daarbij weegt mee dat Liander een gerechtvaardigd belang heeft bij het vorderen van verwijzing, namelijk de in verhouding tot de kosten van een procedure bij de sector civiel van deze rechtbank, geringere kosten van een procedure bij de sector kanton. Eveneens weegt mee dat nog niet is geconcludeerd voor antwoord. De incidentele vordering tot verwijzing zal dus worden toegewezen.
3.6.Gezien het incidentele verweer van [eisers c.s.] zal de rechtbank voorts tevens de procedure tegen Oxxio op de voet van artikel 220 Rv verwijzen naar de sector kanton, locatie Leiden. De vorderingen tegen Oxxio en Liander vertonen immers zodanige samenhang dat consistentie van uitspraken wenselijk is.
3.7.Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [eisers c.s.] in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
4.De beslissing
De rechtbank:
in de hoofdzaak en in het incident
4.1.verwijst deze procedure in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de sector kanton van deze rechtbank, locatie Leiden, op woensdag 29 februari 2012 te 10.00 uur, alwaar partijen zich tevoren ter griffie schriftelijk moeten stellen in persoon of bij gemachtigde, waarna de kantonrechter zal beslissen over de voortgang van de procedure;
4.2.beveelt dat [eisers c.s.] de datum van de hiervoor vermelde rolzitting bij exploot zullen aanzeggen aan Oxxio, tegen wie verstek is verleend, onder betekening van deze beslissing tot verwijzing;
4.3.veroordeelt [eisers c.s.] in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van Liander begroot op € 452,-- aan salaris advocaat;
4.4.wijst partijen erop dat de in deze procedure geheven griffierechten ingevolge artikel 8 lid 4 WGBZ zullen worden verlaagd en dat de teveel betaalde griffierechten door de griffier zullen worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door de rolrechter mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.