2. Overwegingen
2.1 Tussen partijen staat als niet of niet voldoende weersproken het volgende vast:
a. Bouwfonds Vastgoedontwikkeling B.V. heeft blijkens een onderhandse akte d.d. 14 januari 2002/25 februari 2002 met ingang van 16 april 2002 voor de duur van tien jaar aan gedaagde partij, hierna te noemen: C1000 (voorheen genaamd Schuitema Vastgoed B.V.) verhuurd de bedrijfsruimte aan het Raadhuisplein 15 te Bodegraven; deze bedrijfsruimte is bij deze huurovereenkomst bestemd om te worden gebruikt als supermarkt in levensmiddelen;
b. C1000 heeft de sub a genoemde bedrijfsruimte blijkens een onderhandse akte d.d. 2 oktober 2003 met ingang van 16 april 2002 voor de duur van tien jaar verhuurd aan Langerak Supermarkt Bodegraven B.V., hierna te noemen: Langerak Supermarkt; het gehuurde is bij deze onderhuurovereenkomst bestemd om te worden gebruikt als supermarkt voor de detailhandel in levensmiddelen, op de wijze als tussen C1000 en Langerak Supermarkt is vastgesteld in de formule- en leveringsovereenkomst d.d. 17 april 2002;
c. (het complex waartoe) de sub a genoemde bedrijfsruimte (behoort) is op 19 mei 2009 door de rechtsopvolgster van Bouwfonds Vastgoedontwikkeling B.V., EPI Orange 4 BV., in eigendom overgedragen aan eisende partij sub 1, hierna te noemen: Bewaarder Rijnstede;
d. Bewaarder Rijnstede heeft de economische eigendom van (het complex waartoe) de sub a genoemde bedrijfsruimte (behoort) op 19 mei 2009 overgedragen aan eisende partij sub 2, hierna te noemen: Rijnstede Vastgoed;
e. Rijnstede Vastgoed is een beleggingsinstelling in de zin van artikel 1.1 van de Wet op het financieel toezicht; één van de commanditaire vennoten van Rijnstede Vastgoed is
R. Langerak, hierna te noemen: Langerak; één van de andere commanditaire vennoten van Rijnstede Vastgoed is Rumalan B.V.; Langerak en Rumalan B.V. bezitten ieder 21 van de in het totaal 82 participaties in Rijnstede Vastgoed; Rumalan B.V. is enig aandeelhoudster van Langerak Supermarkt; Langerak is de bestuurder van zowel Langerak Supermarkt als Rumalan B.V.; beherend vennoot van Rijnstede Vastgoed is Rijnstede Vastgoed B.V.; van laatstgenoemde vennootschap is Sectie5 Investments N.V. de enig aandeelhoudster en bestuurder; de rechtsverhouding tussen Bewaarder Rijnstede en Rijnstede Vastgoed ligt vast in de tussen hen van kracht zijnde overeenkomst van beheer en bewaring;
f. bij brief d.d. 27 mei 2009 is C1000 erover geïnformeerd dat de sub a genoemde bedrijfsruimte per 19 mei 2009 in eigendom is overgedragen aan Rijnstede Vastgoed;
g. bij brief d.d. 16 september 2009, gericht aan C1000, heeft Bewaarder Rijnstede hier aan toegevoegd dat zij de juridische eigenaar van de bedrijfsruimte is en Rijnstede Vastgoed de economische eigenaar; bij dezelfde brief schreef zij onder meer het volgende aan C1000:
Namens Stichting Bewaarder Rijnstede, en voorzover nodig mede namens Rijnstede Vastgoed C.V., zeg ik de huurovereenkomst d.d. 14 januari/25 februari 2002 op per 15 april 2012 op grond van het feit dat het belang van Rijnstede bij beëindiging geacht moet worden zwaarder te wegen dan het belang van Schuitema bij voortzetting. Het belang van Rijnstede bij opzegging is gelegen in het opheffen van de huidige oneigenlijke situatie, waarin zij, althans één van haar vennoten, naast de positie van verhuurder tevens de positie van onderhuurder inneemt. Middels deze beëindiging wenst Rijnstede te bewerkstelligen dat de oneigenlijke positie van Schuitema als tussenschakel komt te vervallen;
h. bij brief d.d. 20 oktober 2009 heeft C1000 kenbaar gemaakt dat zij niet instemt met de haar gedane huuropzegging;
i. bij brief d.d. 22 maart 2011 heeft de gemachtigde van eisende partijen onder meer het volgende geschreven aan de gemachtigde van C1000:
Cliënte wenst de gronden voor haar opzegging aan te vullen in die zin, dat de primaire grond voor de opzegging is dringend eigen gebruik in de zin van artikel 7:296 lid 1 sub b BW. Cliënte heeft het gehuurde dringend nodig in verband met haar wens om zelf - zonder uw cliënte als tussenschakel - in het gehuurde een supermarkt te exploiteren.