Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 412885 / KG ZA 12-146
Vonnis in kort geding van 29 februari 2012
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. L. Vetter te Gouda,
1. [gedaagde sub 1],
2. [gedaagde sub 2],
beiden wonende te [plaats],
gedaagden in persoon procederend en vertegenwoordigd door hun dochter en schoondochter, respectievelijk [A] en [B].
1 Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gedaagden bij dagvaarding van 13 februari 2012 gedagvaard tegen de zitting van 21 februari 2012. Gedaagden hebben zich ter zitting laten vertegenwoordigen door hun dochter en schoondochter zoals hiervoor vermeld. Laatstgenoemden hebben meegedeeld dat zij hun (schoon)ouders vertegenwoordigen nu dezen zelf niet zijn verschenen vanwege de omstandigheid dat gedaagde 1 terminaal ziek is en beide gedaagden ook op leeftijd zijn (respectievelijk 87 en 86 jaar). Desgevraagd hebben eiseres en haar advocaat ter zitting verklaard met deze wijze van procederen in deze zaak geen probleem te hebben.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 21 februari 2012 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. Eiseres is eigenaresse (sinds 24 november 2010) en bewoonster van een perceel, bestaande uit een woning, een tuin en een achterhuis, aan de [adres]te [plaats]. Gedaagden zijn al meer dan 40 jaar eigenaars en bewoners van een perceel, bestaande uit een tussenwoning met op de begane grond een werkplaats op het adres [adres 2]te [plaats]. De percelen van partijen grenzen aan elkaar.
2.2. Tot circa tien jaar geleden liep de hemelwaterafvoer van het pand van gedaagden (hierna ook: de hemelwaterafvoer) rechtstandig naar beneden, uitkomend in een waterput gelegen op een binnenplaats die zowel grensde aan het achterhuis van eiseres als aan het perceel van gedaagden. Omstreeks tien jaar geleden heeft de rechtsvoorganger van eiseres tussen voormelde tuin en het daarnaast gelegen achterhuis een aanbouw gerealiseerd met een deur die uitkomt op de tuin en een deur die uitkomt op voormelde binnenplaats. Daarbij is de hemelwaterafvoer zodanig omgelegd dat deze hemelwaterafvoer sedertdien afwatert in de goot van de betreffende aanbouw.
2.3. Beide partijen pretenderen geen eigenaar van de binnenplaats te zijn.
2.4. In de periode juli 2011 tot en met september 2011 heeft eiseres diverse malen te kampen gehad met ernstige lekkages in haar achterhuis. De opstalverzekering van eiseres heeft inmiddels een deel van de door haar geleden schade vergoed. Daarnaast heeft eiseres voorzieningen aangebracht zoals het aanleggen van een hogere dorpel aan de binnenzijde van de deur die de aanbouw verbindt met voormelde binnenplaats alsmede een grindgoot aan de buitenzijde van deze deur, derhalve op de binnenplaats.
2.5. Bij (aangetekend) schrijven van 10 oktober 2011 heeft de rechtsbijstandverzekeraar van eiseres (hierna: DAS) gedaagden bericht dat eiseres naar aanleiding van ontstane waterschade een deskundige heeft ingeschakeld die onderzoek heeft verricht naar de oorzaak van de schade. Daarbij is gedaagden meegedeeld dat de deskundige heeft vastgesteld dat de vergaarbak en de afvoer van gedaagden niet goed functioneerden waardoor regenwater niet afdoende verwerkt kon worden en terecht is gekomen op de binnenplaats en vervolgens in het achterhuis van eiseres. In de brief zijn gedaagden formeel aansprakelijk gesteld voor alle door eiseres geleden en nog te lijden schade veroorzaakt door een gebrek aan de opstal van gedaagden. Daarbij zijn gedaagden gesommeerd de aansprakelijkheid te erkennen en over te gaan tot reparatie van de gebreken.
2.6. Bij brief van 25 oktober 2011 heeft DAS gedaagden bericht dat eiseres inmiddels zelf maatregelen heeft getroffen om haar schade te beperken en is gedaagden gevraagd om naast de al genomen acties ook over te gaan tot reparatie en omlegging van de hemelwaterafvoer van gedaagden.
2.7. Bij e-mail van 14 december 2011 heeft de schadeverzekeraar van gedaagden
(hierna: ASR) DAS een expertiserapport gezonden inzake de schadeclaim van eiseres als gevolg van de wateroverlast. Daarbij heeft de verzekeraar het standpunt ingenomen dat eiseres gedaagden op geen enkele grond voor de schade kan aanspreken. De conclusie in dit expertiserapport luidt -kort gezegd- dat de hevige regenval in juli en augustus 2011 kan worden gezien als een bijzondere weersomstandigheid, waarbij de huidige capaciteit niet toereikend is gebleken waardoor regenwater via de overstort van de vergaarbak op de binnenplaats is terechtgekomen. Daarbij is erop gewezen dat de wijzigingen aan hemelwaterafvoer en rioolput op de binnenplaats door een vorige eigenaar/bewoner van de [adres]zijn uitgevoerd en dat eiseres bij aankoop van de woning ook de verantwoording over het onderhouden van de goot en afvoerput heeft overgenomen.
2.8. Bij (aangetekende) brief van 20 december 2011 heeft DAS ASR gesommeerd de aansprakelijkheid van gedaagden te erkennen en tot het laten uitvoeren van herstelwerkzaamheden. Daarbij is er onder meer op gewezen dat ingevolge artikel 5:52 Burgerlijk Wetboek (BW) afwatering over de grond van een ander niet is toegestaan en dat mogelijk onrechtmatig handelen door rechtsvoorgangers van eiseres niet aan haar kan worden tegengeworpen.
3.1. Eiseres vordert - zakelijk weergegeven - gedaagden te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de hemelwaterafvoer om te leggen zodat er door gedaagden geen hemelwater meer geloosd wordt op het perceel van eiseres, een en ander op verbeurte van een dwangsom.
3.2. Daartoe voert eiseres onder meer het volgende aan.
Gedaagden handelen onrechtmatig jegens eiseres door zonder toestemming van eiseres hun hemelwater af te wateren op het perceel van eiseres. Bij hevige regenval ondervindt eiseres nog steeds ernstige hinder van wateroverlast ten gevolge van de hemelwaterafvoer van gedaagden. De dakgoot van eiseres kan die extra watertoevoer niet verwerken. De rioolput waar tot voor tien jaar de hemelwaterafvoer op werd geloosd bevindt zich op de binnenplaats. Deze niet meer functionerende put is door de vorige eigenaar van het perceel van eiseres dichtgestort en inmiddels door eiseres noodzakelijkerwijze vervangen door een grindgoot. Uit een kadastrale tekening van het jaar 1981 valt op te maken dat de binnenplaats behoort tot het perceel van gedaagden. Ook als de binnenplaats niet van gedaagden is, dienen gedaagden zorg te dragen voor omlegging van de hemelwaterafvoer. Eiseres heeft bij aankoop van de woning op generlei wijze de verantwoordelijkheid voor het onderhouden van de goot en de put van haar buren, gedaagden, op zich genomen. Mede gelet op artikel 5:52 BW en op grond van de redelijkheid en billijkheid dienen gedaagden alle noodzakelijke maatregelen te treffen ter voorkoming van toekomstige schade aan de eigendommen van eiseres. Eiseres is indien noodzakelijk bereid, na het maken van een afspraak, een door gedaagden in te huren loodgieter en/of aannemer toegang te verschaffen tot haar perceel.
3.3. Gedaagden voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. De vraag is of eiseres gerechtvaardigd van gedaagden kan verlangen dat zij de hemelwaterafvoer zodanig omleggen dat door gedaagden geen hemelwater meer wordt geloosd op het perceel van eiseres.
4.2. Beide partijen hebben betoogd dat voormelde binnenplaats niet behoort tot hun eigendom. Daarnaast is tussen partijen niet in geschil dat, voordat de toenmalige eigenaar van het perceel [adres]omstreeks tien jaar geleden de betreffende aanbouw realiseerde, de hemelwaterafvoer rechtstreeks naar beneden in een afvoerput op de binnenplaats afliep. Naar zeggen van gedaagden kan deze toestand worden hersteld indien deze put, die tien jaar geleden volgestort is met zand, weer toegankelijk wordt gemaakt.
4.3. In de visie van gedaagden ligt het op de weg van eiseres om die toestand te herstellen nu de rechtsvoorganger van eiseres de situatie waarbij sprake was van rechtstreekse hemelwaterafvoer op de put, heeft gewijzigd zonder toestemming en medeweten van gedaagden. Geoordeeld wordt echter dat voor zover gedaagden met deze stellingname betogen dat die wijziging onrechtmatig was jegens gedaagden, zij deze onrechtmatige gedraging thans niet kunnen tegenwerpen aan eiseres. Gesteld noch gebleken is dat gedaagden de betreffende rechtsvoorganger van eiseres hebben aangesproken op de kennelijk ongevraagde wijziging van de hemelwaterafvoer. Evenmin is voorshands gebleken van een rechtsgrond die gedaagden recht geeft om eiseres op dit punt aan te spreken. Desgevraagd hebben gedaagden ter zitting op dit punt nog verklaard dat zij op enig moment na de realisatie van de aanbouw voormelde wijziging van de hemelwaterafvoer wel hebben geconstateerd, maar dat zij wat dat betreft geen actie hebben ondernomen omdat de rechtsvoorganger, die in de nieuwe aanbouw een verbindingsdeur met de binnenplaats realiseerde, zei dat de binnenplaats van hem was. Ook zijn gedaagden naar hun stelling in de jaren na de realisatie van de aanbouw tot het jaar 2011 nooit geconfronteerd geweest met door de rechtsvoorganger van eiseres geleden waterschade tengevolge van de omlegging van de hemelwaterafvoer.
4.4. In dit kort geding kan niet kan worden vastgesteld wie (van partijen) eigenaar van de binnenplaats is. Dat zo zijnde moet worden geconstateerd dat gedaagden niet hebben betwist dat thans gedurende een periode van circa tien jaar door de (omgelegde) hemelwaterafvoer hemelwater van gedaagden afwatert op de dakgoot van eiseres en dat eiseres daardoor problemen ondervindt. Daarbij geldt dat ingevolge artikel 5:52 BW een eigenaar verplicht is de afdekking van zijn gebouwen en werken zodanig in te richten dat daarvan het water niet op eens anders erf afloopt. De stelling van gedaagden dat ook andere buren hun hemelwater afwateren op het perceel van eiseres maakt dit niet anders. Voor zover gedaagden in de veronderstelling zouden verkeren dat de periode van tien jaar waarin de hemelwaterafvoer in de goot van eiseres is uitgemond, ertoe noopt dat eiseres de kosten van de omlegging voor haar rekening dient te nemen, is dit onjuist. Wat dit betreft slaagt een eventueel beroep op verjaring niet. Voorts hebben gedaagden ter zitting verklaard dat het terugbrengen van de hemelwaterafvoer in de situatie van voor de omlegging circa tien jaar geleden mogelijk is indien de grindbak wordt verwijderd en de dichtgestorte put weer toegankelijk wordt gemaakt. Eiseres heeft toegezegd haar medewerking te verlenen inzake het verwijderen van de grindbak en het toegang verschaffen aan werklieden ten behoeve van de omlegging van de hemelwaterafvoer en het toegankelijk maken van de put op de binnenplaats. De kennelijke opvatting van gedaagden dat eiseres de kosten voor deze werkzaamheden dient te dragen is ongegrond. Gelet op artikel 5:52 BW ligt het op de weg van gedaagden om deze kosten te dragen.
4.5. Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering op de wijze als hierna vermeld dient te worden toegewezen. Gelet op de omstandigheid dat in deze procedure slechts de betreffende hemelwaterafvoer tussen partijen in geschil is, zal de vordering in die zin worden beperkt. Er is ook aanleiding om de periode die nodig is om de werkzaamheden te verrichten te bepalen op de wijze als hierna vermeld.
4.6. Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. Voorts zal er worden bepaald dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
4.7. Gedaagden zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
veroordeelt gedaagden om binnen tien weken na betekening van dit vonnis de hemelwaterafvoer om te leggen zodat er door deze afvoer geen hemelwater meer wordt geloosd op het perceel van eiseres, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor elke dag dat gedaagden niet aan deze veroordeling voldoen met een maximum van
€ 20.000,--;
bepaalt dat bovenstaande dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 4.6 is vermeld;
veroordeelt gedaagden in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van eiseres begroot op € 1.184,36, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat, € 267,-- aan griffierecht en € 101,36 aan dagvaardingskosten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2012.