ECLI:NL:RBSGR:2012:BV7516

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
409533/FT RK 11.3522 en 409534/FT RK 11.3523
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.M. Roskam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling op basis van onvoldoende goede trouw

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 16 februari 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling van verzoeker en verzoekster. Verzoeker heeft zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit, terwijl verzoekster alleen de Marokkaanse nationaliteit heeft. De verzoekers zijn in 2008 in Marokko gehuwd en hebben samen een kind. Na hun huwelijk heeft verzoeker in Nederland gewoond, maar heeft hij ook gokschulden gemaakt en is hij naar België verhuisd. Verzoekster volgde hem later naar Nederland. De verzoekers hebben een identieke schuldpositie van € 148.842,64 opgegeven, die voornamelijk in Nederland is ontstaan.

De rechtbank overweegt dat op het huwelijksvermogensregime van verzoekers het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing is. Dit betekent dat het Marokkaanse huwelijksvermogensrecht van toepassing is tot het moment dat verzoekster zich in Nederland vestigde. De rechtbank concludeert dat verzoeker niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden. Dit is mede te wijten aan het feit dat hij samen met verzoekster bewust de immigratieregels heeft omzeild, wat zijn integratie bemoeilijkt heeft.

De rechtbank wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af, omdat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij de verplichtingen die voortvloeien uit de regeling naar behoren zal nakomen. Ook verzoekster, die de Nederlandse taal niet machtig is en niet solliciteert, heeft niet aangetoond dat zij zich voldoende bewust is van haar verantwoordelijkheden als schuldenaar. De rechtbank concludeert dat de verzoekers niet voldoen aan de vereisten voor toelating tot de schuldsaneringsregeling en wijst hun verzoeken af.

Uitspraak

rekestnummer: 409533/FT-RK 11.3522 en 409534/FT-RK 11.3523
nummer verklaring: DHG1011107198 en DHG1011111624
uitspraakdatum: 16 februari 2012
RECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE
sector civiel recht - enkelvoudige kamer
[verzoeker],
en
[verzoekster],
beiden wonende te [adres],
[postcode en woonplaats],
verzoekers,
hebben op 19 december 2011 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
De verzoekschriften zijn op 31 januari 2012 behandeld. Verzoekers zijn ter zitting verschenen en gehoord.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is het volgende naar voren gekomen.
1. Verzoeker heeft de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit. Verzoekster heeft de Marokkaanse nationaliteit. Verzoeker heeft zich in 1995 in Nederland gevestigd, verzoekster in 2010.
2. Verzoeker geeft aan dat hij nadat zijn eerste vrouw hem verlaten heeft, in 2008 in Marokko is gehuwd met verzoekster, die tot dan toe in Marokko woonde. Verzoekers hebben samen een kind van ruim 1 jaar.
3. Verzoekers verklaren dat zij in Marokko niet in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Zij geven aan dat zij hun huwelijk in Nederland hebben laten inschrijven in de gemeentelijke registers.
4. Na zijn huwelijk in 2008 is verzoeker alleen teruggekeerd naar Nederland. Hij voelde zich in de steek gelaten, maakte gokschulden en verhuisde naar België. Daar heeft verzoekster zich bij hem gevoegd. Verzoeker geeft aan dat de gezinshereniging plaatsvond in België om op deze wijze de strenge Nederlandse immigratieregels te omzeilen. Blijkens de gemeentelijke basisadministratie is verzoeker op 2 december 2009 teruggekeerd naar Nederland. Verzoekster is hem op 16 augustus 2010 gevolgd.
5. Verzoekers dienen twee verzoeken in en geven daarbij een identieke schuldpositie op van
€ 148.897,64 welk bedrag op zitting is verlaagd naar € 148.842,64. Volgens opgave zijn alle schulden in Nederland ontstaan en zijn alle schuldeisers in Nederland gevestigd.
6. Blijkens opgave van verzoekers zijn de schulden voor een bedrag van € 147.701,75 ontstaan in de periode 2007 tot en met 2008. De schuldhulpverlener geeft aan dat de grootste schuldeisers, wier vorderingen zijn ontstaan in de genoemde periode, hebben aangegeven niet akkoord te zullen gaan met welk aanbod dan ook. Om deze reden heeft de schuldhulpverlening afgezien van het benaderen van de overige schuldeisers.
7. Verzoekster is de Nederlandse taal niet machtig. Verzoeker geeft aan dat zij voor hun kind zorgt, geen betaalde baan heeft en niet solliciteert. Verzoekster heeft kontakten met een zorginstelling die alleen Marokkaanse mensen helpt.
8. Uit de schuldpositie blijkt dat verzoeker twee schulden heeft van resp. € 63.239,00 en € 65.009,85 als restschulden van hypothecaire vorderingen. Hij geeft aan een tweede huis te hebben gekocht om dit vervolgens op te knappen en daarna met winst te verkopen. Met die winst zou hij dan de hypothecaire vordering van het eerste huis af kunnen lossen. De plannen zijn mislukt en de hypotheeknemers hebben de woningen verkocht.
9. In de schuldpositie is een vordering opgenomen van € 16.467,64 op naam van Eneco Energie, welke schuld is ontstaan in 2008. Verzoeker geeft aan dat Eneco een boete heeft opgelegd. Er zou gerommeld zijn met de meter in de periode dat verzoeker niet in het huis woonde. Desgevraagd geeft hij aan niet te weten of er sprake is geweest van een wietplantage. Hij was in die periode in Marokko en hoorde pas van de boete nadat hij via de schuldhulpverlening zijn schulden inventariseerde.
De rechtbank overweegt als volgt.
1. In de verklaring als bedoeld in art. 285 Faillissementswet wordt aangegeven dat verzoekers in gemeenschap van goederen zijn gehuwd.
2. Op het huwelijksvermogensregime van verzoekers is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing (hierna: het Verdrag). Verzoeker heeft de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit. Verzoekster heeft de Marokkaanse nationaliteit. Verzoekers zijn in 2008 te Marokko met elkaar gehuwd. Vast staat dat verzoekster zich eerst op 16 augustus 2010 bij verzoeker in Nederland heeft gevestigd.
2a. Daaruit volgt dat op grond van artikel 4 lid 2 sub 3 van het Verdrag het Marokkaanse huwelijksvermogensrecht van toepassing is in de periode dat partijen geen gemeenschappelijke gewone verblijfplaats bezaten. Het Marokkaanse huwelijksvermogensrecht is derhalve van toepassing in de periode van de datum van de huwelijkssluiting tot 16 augustus 2010, de dag waarop verzoekster zich in Nederland heeft gevestigd. De rechtbank stelt vast dat het Marokkaans recht als wettelijk huwelijksgoederenstelsel uitsluiting van gemeenschap van goederen kent en - op verzoek - verdeling van de waardevermeerdering van het vermogen.
Niet gesteld of gebleken is dat partijen een afwijkend regime overeen zijn gekomen.
2b.Voorts volgt daaruit dat, op grond van artikel 7 lid 2 van het Verdrag, het Nederlands huwelijksvermogensregime van toepassing is vanaf het moment dat verzoekster zich in 2010 in Nederland heeft gevestigd. Derhalve geldt dat vanaf die datum tussen de echtgenoten gemeenschap van goederen bestaat, welke gemeenschap overeenkomstig art. 1: 94 BW alle schulden van ieder der echtgenoten omvat.
3. De rechtbank duidt de verklaring van de schuldhulpverlening over het standpunt van de twee grootste schuldeisers en het afzien van het benaderen van de overige schuldeisers als een geldige verklaring als bedoeld in artikel 285 lid 1 aanhef en onder f Faillissementswet.
4.Ingevolge artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet wordt het verzoek slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de verzoeker ten aanzien van het ontstaan en/of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. Deze goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan de verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechtbank rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoeker een verwijt gemaakt kan worden dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van de verzoeker wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers te frustreren en dergelijke. Het is aan verzoeker om zijn goede trouw aannemelijk te maken.
Onvoldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Immers, verzoeker kan niet aangeven waardoor de vordering van Eneco is ontstaan, terwijl vaststaat dat hij als bewoner verantwoordelijk is. Gelet op de hoogte van de schuld is de goede trouw ter zake zonder nadere toelichting niet voldoende aannemelijk. Daarnaast heeft verzoeker niet duidelijk gemaakt dat zijn inkomenspositie het aangaan van een tweede hypothecaire schuld, welke hij aanging uit zuiver speculatieve overwegingen, toeliet. Tenslotte heeft verzoeker na zijn terugkeer uit Marokko gokschulden gemaakt, welke uit hun aard niet te goeder trouw zijn.
Bovendien vereist artikel 288 lid 1 sub c van de Faillissementswet dat voldoende aannemelijk dient te zijn dat de verzoeker de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
Onvoldoende aannemelijk is dat verzoeker de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Immers, verzoeker heeft samen met verzoekster bewust de immigratieregels voor Nederland omzeilt. Hierdoor is de integratie van verzoekster bemoeilijkt, wat onder meer betekent dat de kosten van het gezin volledig ten laste komen van verzoeker, die daardoor minder aflossingscapaciteit heeft voor zijn schuldeisers. Dat is ook verzoeker aan te rekenen. Een dergelijk gedrag geeft er blijk van dat verzoeker zich niet bewust is van zijn verantwoordelijkheid jegens zijn schuldeisers, terwijl dit juist noodzakelijk is om aannemelijk te maken dat verzoeker de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
Onvoldoende aannemelijk is dat verzoekster de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Immers, verzoekster is in 2010 naar Nederland gekomen. De wijze waarop zij toegang heeft gekregen tot Nederland laat zien dat zij zich niet bewust is van haar verantwoordelijkheid om te integreren en gezamenlijke schulden te voorkomen c.q. (mede) af te lossen. Dit beeld wordt versterkt door het gegeven dat verzoekster de Nederlandse taal niet machtig is en niet solliciteert naar een betaalde baan. Verzoekster heeft geen argumenten aangevoerd op grond waarvan de rechtbank haar het ontbreken van de taalvaardigheden en/of het daardoor niet kunnen vinden van een plaats op de arbeidsmarkt en/of het niet ondernemen van enige poging daartoe niet zou behoeven aan te rekenen. Door dit stelsel van gedragingen geeft verzoekster er blijk van dat zij zich niet of althans niet in voldoende mate bewust is van haar verantwoordelijkheid als schuldenaar jegens haar schuldeisers.
Bovenstaande gronden, ieder voor zich alsook in onderlinge samenhang beschouwd, leiden er toe dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling dient te worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst af de verzoeken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats], Marokko,
en
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats], Marokko,
beiden wonende te [adres],
[postcode en woonplaats].
Gewezen door mr. C.M. Roskam, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2012 in tegenwoordigheid van B.J. van der Sterre, griffier.
De verzoekers hebben gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak het recht van hoger beroep. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat en procureur worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.