ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8561

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
414047 - KG ZA 12-206
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • P.A. Koppen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot omgang en financiële bijdrage in zorgkosten tussen zusters

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 maart 2012, vorderde eiseres, een zuster, het recht op omgang met haar moeder in de woning die zij samen met haar zuster, gedaagde, bewoont. Eiseres stelde dat zij het recht had om haar moeder te bezoeken, en vorderde tevens dat gedaagde zou worden verboden om zonder overleg met haar voorbereidingen te treffen voor de plaatsing van hun moeder in een verpleeghuis. Daarnaast vorderde eiseres een financiële bijdrage van gedaagde voor de kosten van gebruik en bewoning van de woning, die op naam van hun moeder staat.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de relatie tussen eiseres en gedaagde ernstig verstoord is, wat leidt tot onrust voor hun moeder, die lijdt aan dementie. De rechter oordeelde dat, hoewel eiseres het recht heeft om haar moeder te zien, dit niet onvoorwaardelijk is en dat gedaagde, die de zorg voor moeder op zich heeft genomen, het recht heeft om te bepalen wanneer en waar deze ontmoetingen plaatsvinden. De vordering tot toegang tot de woning werd afgewezen.

Wat betreft de vordering om gedaagde te verbieden om zonder overleg met eiseres voorbereidingen te treffen voor de plaatsing van moeder in een verpleeghuis, oordeelde de rechter dat ook de andere kinderen van moeder bij deze beslissing betrokken moeten worden. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat gedaagde daadwerkelijk bezig was met de plaatsing van moeder in een verpleeghuis, waardoor deze vordering ook werd afgewezen.

Ten slotte werd de vordering van eiseres tot betaling van een voorschot voor de kosten van gebruik en bewoning van de woning afgewezen. De rechter benadrukte dat eiseres, indien zij een vordering wil instellen, haar moeder zelf moet aanspreken, aangezien moeder niet onder bewind is gesteld. De voorzieningenrechter besloot dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 414047 / KG ZA 12-206
Vonnis in kort geding van 12 maart 2012
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. C. de Jongh te Leiden,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
in persoon verschenen.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 5 maart 2012 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Eiseres en gedaagde zijn zusters van elkaar.
1.2. Eiseres is eigenares van de woning aan de [adres], hierna te noemen 'de woning'. De woning is gedeeltelijk verhuurd. De niet-verhuurde benedenverdieping van de woning is door eiseres ter beschikking gesteld aan de moeder van partijen, hierna te noemen 'moeder', aanvankelijk als logeeradres.
1.3. Uit een gezondheidsverklaring van de huisarts van moeder van 8 oktober 2008 blijkt dat moeder, die thans 92 jaar oud is, lijdt aan dementie en dat zij ook een aantal lichamelijke klachten heeft (gehad), op grond waarvan zij een indicatie heeft voor verpleeghuiszorg.
1.4. In verband met de verslechterde gezondheidstoestand van moeder heeft moeder een aantal malen kort in een verpleeghuis verbleven. Omdat eiseres zich niet kon vinden in de wijze waarop moeder daar werd verpleegd, heeft zij in 2006 de zorg voor moeder zelf op zich genomen. Moeder is toen bij eiseres komen wonen in haar woning in [woonplaats], die daartoe gedeeltelijk is aangepast (met onder meer een traplift).
1.5. Toen de zorg voor moeder eiseres (te) zwaar begon te vallen, is in overleg met gedaagde besloten dat gedaagde de zorg voor moeder zou overnemen en dat moeder zou verhuizen naar de (daartoe aan te passen) woning. De verhuizing heeft op 13 december 2011 plaatsgevonden. Gedaagde heeft toen ook het beheer van de financiën en de bankpas van moeder overgenomen.
2. Het geschil
2.1. Eiseres vordert - zakelijk weergegeven - (1) gedaagde te veroordelen eiseres de toegang tot de woning te verschaffen teneinde moeder te kunnen bezoeken, met als enige voorwaarde dat zij hierover tevoren met gedaagde contact opneemt en voorts (2) gedaagde te verbieden om zonder overleg met eiseres voorbereidingen te treffen voor het plaatsen van haar moeder in een verpleeghuis, dan wel moeder daar daadwerkelijk te plaatsen, alsmede (3) gedaagde te veroordelen tot betaling aan eiseres van een bedrag van € 800,-- per maand van de rekening van moeder ter bestrijding van de kosten van gebruik en bewoning van de woning, een en ander op straffe van dwangsommen.
2.2. Daartoe stelt eiseres het volgende. Op 17 december 2011 heeft eiseres moeder in de woning bezocht. Tijdens dit bezoek werd moeder gewassen en zag eiseres dat moeders arm blauw was. Eiseres heeft hierop haar verontwaardiging uitgesproken over de wijze waarop de verzorgster van moeder, die met haar in de woning verbleef, moeder waste. Uiteindelijk heeft dit gesprek ertoe geleid dat eiseres door gedaagde uit de woning werd gezet. Sindsdien heeft eiseres moeder niet meer gezien en heeft gedaagde de sloten van de woning vervangen. Eiseres heft diverse pogingen ondernomen om het contact met moeder te herstellen, maar dit is niet gelukt, zodat eiseres dit contact in rechte wenst af te dwingen. Gelet op de hoge leeftijd van moeder heeft eiseres daarbij een spoedeisend belang.
Voorts heeft eiseres vernomen dat gedaagde moeder in een verpleeghuis wil laten opnemen. Eiseres wil echter niet dat gedaagde daartoe overgaat zonder met haar te overleggen, zodat zij er belang bij heeft dat dit gedaagde wordt verboden.
Ten slotte vordert eiseres via gedaagde betaling van een vergoeding voor (de kosten van) gebruik en bewoning van de woning van de rekening van moeder. Toen eiseres nog voor moeder zorgde en zij het beheer had over de rekening en het Persoonsgebonden Budget (PGB) van moeder, betaalde eiseres de kosten voor de verzorging van moeder en de energiekosten van de woning van de rekening van moeder. De resterende gelden werden gespaard voor de uitvaart van moeder. Nu heeft gedaagde het beheer over de rekening van moeder. Gelet op de gezondheid van moeder wordt er veel gestookt in de woning, zodat de energierekening hoog oploopt en het te betalen voorschot op € 350,-- per maand kan worden begroot. Als vergoeding voor het gebruik van de woning vordert eiseres daarnaast € 450,-- per maand.
2.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. De vordering van eiseres zoals hiervoor weergegeven onder 2.1. onder (1) strekt er - samengevat - toe te bepalen dat eiseres het recht heeft op omgang met moeder in de woning. Gedaagde heeft te kennen gegeven in beginsel geen bezwaar te hebben tegen omgang tussen moeder en eiseres, maar zij heeft gesteld bang te zijn voor ruzie en mishandeling wanneer eiseres zich in de woning bevindt. Volgens gedaagde heeft eiseres zich daaraan in het verleden meerdere malen schuldig gemaakt en is zij onvoorspelbaar en onbetrouwbaar. Om moeder en anderen die in de woning verblijven te beschermen, zijn de sloten van de woning vervangen. Eiseres heeft zich hiertegenover op het standpunt gesteld dat gedaagde 'met modder gooit' en dat zij geen behoefte heeft daarop te reageren. Hoewel gedaagde geen bewijs ter staving van haar standpunt heeft geleverd, is in ieder geval duidelijk geworden dat de verstandhouding tussen eiseres en gedaagde slecht is. Voorts is genoegzaam gebleken dat telkens wanneer eiseres en gedaagde gedurende de afgelopen maanden in elkaars nabijheid (al dan niet in aanwezigheid van de door partijen in dienst genomen verzorgster) in de woning verbleven, dit voor moeder minst genomen onrust moet hebben meegebracht. Mede gelet op de hoge leeftijd van moeder en haar gezondheid acht de voorzieningenrechter zulks onwenselijk. Nu de standpunten van partijen lijnrecht tegenover elkaar staan en in het beperkte kader van dit kort geding geen ruimte is voor nader onderzoek, kan thans niet, althans onvoldoende worden vastgesteld of en in hoeverre de belangen van moeder gediend zijn met contact met eiseres in de woning. Dat eiseres haar moeder graag wil zien, komt de voorzieningenrechter alleszins begrijpelijk voor. Haar komt echter geen onverkort recht op omgang toe. Nu eiseres zelf te kennen heeft gegeven de dagelijkse zorg niet meer aan te kunnen en gedaagde die verantwoordelijkheid op zich heeft genomen, zal zij erin moeten berusten dat gedaagde bepaalt waar en wanneer eiseres moeder kan ontmoeten en wie daarbij aanwezig zal zijn. Van gedaagde kan wel worden verlangd dat zij meewerkt aan ontmoetingen tussen eiseres en moeder in bijvoorbeeld een horecagelegenheid of 's zomers in een park. Gelet op voormelde omstandigheden zal de ten behoeve van de omgang met moeder gevorderde toegang tot de woning echter worden afgewezen.
3.2. Voorts heeft eiseres gevorderd te verbieden dat gedaagde zonder overleg met eiseres voorbereidingen treft voor plaatsing van moeder in een verpleeghuis, althans daadwerkelijk tot deze plaatsing overgaat. Ter zitting is gebleken dat moeder - naast eiseres en gedaagde - nog vijf kinderen heeft, die een andere vader hebben. Nu ook deze kinderen dienen mee te beslissen over de vraag of en onder welke voorwaarden moeder in een verpleeghuis dient te worden opgenomen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat ook deze vordering van eiseres niet voor toewijzing vatbaar is. Overigens is onvoldoende gebleken dat gedaagde daadwerkelijk doende is plaatsing van moeder in een verpleeghuis te bewerkstelligen.
3.3. Ten slotte vordert eiseres gedaagde te veroordelen tot betaling van een voorschot ter bestrijding van de kosten van gebruik en bewoning van de woning ten laste van de rekening van moeder. Volgens vaste jurisprudentie is ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden. Zo zal niet alleen moeten worden onderzocht of het bestaan van de vordering in kwestie voldoende aannemelijk is, hetgeen betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Tussen partijen is niet in geschil dat de aan eiseres in eigendom toebehorende woning wordt bewoond door moeder en dat de verwarming in de woning vanwege de leeftijd en de gezondheid van moeder hoger wordt gezet, hetgeen een hoge energierekening tot gevolg heeft. Van moeder kan gevergd worden dat zij in die energiekosten bijdraagt. Ook is het redelijk dat moeder een vergoeding betaalt voor het gebruik van de woning, nu eiseres deze niet zelf kan gebruiken of aan een derde kan verhuren. Eiseres wenst dat daarvoor de gelden uit het PGB en de AOW-uitkering worden benut die moeder op haar rekening ontvangt. Indien eiseres daartoe een vordering in rechte wil instellen, zal zij echter moeder zelf moeten aanspreken. De omstandigheid dat gedaagde thans de rekening van moeder beheert, maakt dit niet anders, nu moeder immers niet onder bewind is gesteld.
3.4. Slotsom van het voorgaande is dat de vorderingen van eiseres worden afgewezen. In de familierechtelijke relatie tussen partijen ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst de vorderingen af;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Koppen en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2012.
mvt