ECLI:NL:RBSGR:2012:BV9218

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB /4815
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.C. Greeuw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en terugkeerbesluit in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 5 maart 2012 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. De eiser, van Nigeriaanse nationaliteit, was op 10 februari 2012 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De rechtbank oordeelde dat de ophouding van de eiser niet als vrijheidsontneming met het oog op terugkeer kan worden aangemerkt, omdat deze was gericht op het onderzoek naar de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling. De rechtbank volgde de eiser niet in zijn stelling dat er een terugkeerbesluit vereist was voor de ophouding op grond van artikel 50, tweede en derde lid, Vw. De rechtbank stelde vast dat artikel 6 van de Terugkeerrichtlijn enkel bepaalt dat een terugkeerbesluit moet worden uitgevaardigd, maar geen termijn hiervoor voorschrijft. De rechtbank concludeerde dat de bewaring van de eiser niet onrechtmatig was, ook niet omdat hij niet was gehoord in het kader van artikel 50 Vw. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiser en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de rechtbank de opheffing van de maatregel van bewaring niet bevelen.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 12 / 4815
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 5 maart 2012
in de zaak van:
[naam eiser]
geboren op [geboortedatum], van Nigeriaanse nationaliteit, verblijvende op de [locatie],
eiser,
raadsman: mr. N.C. Blomjous, advocaat te Amsterdam,
tegen:
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,
verweerder,
gemachtigde: mr. W. Vrooman, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Op 10 februari 2012 is aan eiser de maatregel van bewaring ex artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Dit omdat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert, nu er aanwijzingen zijn om te vermoeden dat eiser zich aan uitzetting zal onttrekken.
1.2 Eiser heeft tegen de maatregel van bewaring op 13 februari 2012 beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding toe te kennen.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 27 februari 2012. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn raadsman. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Indien de rechtbank bij het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij ingevolge artikel 94, vierde lid, Vw het beroep gegrond.
2.2 Eiser heeft in de eerste plaats aangevoerd dat de ophouding op grond van artikel 50, tweede en derde lid Vw vreemdelingrechtelijke vrijheidsbeneming is. De ophouding moet daarom aan de voorwaarden van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2009 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (verder: de Terugkeerrichtlijn) voldoen. Nu aan de ophouding van eiser geen terugkeerbesluit ten grondslag ligt, is deze strijdig met de Terugkeerrichtlijn. In de tweede plaats heeft eiser betoogd dat tijdens eisers strafrechtelijke detentie al duidelijk was dat eiser illegaal in het land is. Verweerder had toen al een terugkeerbesluit kunnen en moeten nemen. Het terugkeerbesluit is daarom te laat genomen. Ook heeft ten aanzien van eiser geen gehoor ingevolge artikel 50 Vw plaatsgevonden. Nu de periode voorafgaand aan de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring ex artikel 59 Vw onrechtmatig is, is dientengevolge ook de bewaring onrechtmatig.
2.3 Ingevolge artikel 15 van de Terugkeerrichtlijn kunnen, tenzij in een bepaald geval andere afdoende maar minder dwingende maatregelen doeltreffend kunnen worden toegepast, kunnen de lidstaten de onderdaan van een derde land jegens wie een terugkeerprocedure loopt alleen in bewaring houden om zijn terugkeer voor te bereiden en/of om de verwijderingsprocedure uit te voeren.
2.4 In artikel 6 van de Terugkeerrichtlijn is, voor zover hier van belang, bepaald dat lidstaten een terugkeerbesluit uitvaardigen tegen de onderdaan van een derde land die illegaal op hun grondgebied verblijft.
2.5 De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat voor de ophouding op grond van artikel 50, tweede en derde lid, Vw, een terugkeerbesluit vereist is. Die ophouding strekt ertoe in het kader van toezicht onderzoek te doen naar de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie van de desbetreffende vreemdeling en is daarom niet aan te merken als vrijheidsontneming met het oog op terugkeer in de zin van artikel 15 Terugkeerrichtlijn.
2.6 Eiser kan evenmin worden gevolgd in zijn standpunt dat het terugkeerbesluit al genomen had moeten worden tijdens eisers ophouding, toen duidelijk werd dat hij hier te land niet rechtmatig verblijft. Artikel 6 van de Terugkeerrichtlijn bepaalt slechts dat een terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd en niet binnen welke termijn. Ook overigens bevat de Terugkeerrichtlijn geen bepalingen over zodanige termijn. Uit de bepalingen van de Terugkeerrichtlijn is niet méér af te leiden dan dat een terugkeerbesluit genomen moet worden voorafgaande aan de bewaring op grond van artikel 15 van de Terugkeerrichtlijn.
Blijkens het zich in het dossier bevindende terugkeerbesluit is ten aanzien van eiser dit besluit op 10 februari 2012 om 14:14 uur genomen en is daarop vermeld dat dit besluit onmiddellijk aan eiser is uitgereikt. Vervolgens is eiser om 14:15 uur in bewaring gesteld. Derhalve is aan eiser conform artikel 15 van de Terugkeerrichtlijn (tijdig) een terugkeerbesluit genomen voorafgaande aan de inbewarinstelling.
2.7 Evenmin is de bewaring onrechtmatig omdat eiser niet in het kader van artikel 50 Vw is gehoord. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen in de uitspraak van 15 augustus 2008 (LJN: BE8962) is geen sprake van een onrechtmatige ophouding als de vreemdeling tijdens zijn ophouding niet tevens (nader) is gehoord. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan in dit geval het horen van de vreemdeling tijdens de ophouding van een zodanige betekenis was voor het in die periode te verrichten onderzoek dat dit redelijkerwijs niet achterwege had kunnen blijven, is niet gebleken.
2.8 Voor het overige is gesteld noch gebleken dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel dat de voortduring daarvan bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2.9 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
2.10 De rechtbank zal het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding afwijzen, omdat zij de opheffing van de maatregel van bewaring niet zal bevelen.
2.11 Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte kosten.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep ongegrond;
3.2 wijst het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.C. Greeuw, rechter, en op 5 maart 2012 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. A.A. van der Meijden, griffier.
Afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen een week na verzending van deze uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.