ECLI:NL:RBSGR:2012:BW0985

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/994514-11
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegaal bezit van beschermde kikkersoorten en de gevolgen voor de verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 2 april 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in het bezit was van een aantal kikkers, kikkerlarven en ei-kweeksel van de beschermde soort Excidobates mysteriosus. De verdachte was zich bewust van het feit dat het bezit van deze dieren verboden was, aangezien de regelgeving gericht is op de bescherming van in het wild levende bedreigde diersoorten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan de illegale handel in deze dieren, wat kan bijdragen aan het uitsterven van bepaalde soorten. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 2.750,-, waarvan € 2.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals het feit dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet de intentie had om met de kikkers te handelen, maar dat hij als hobbyist handelde. De rechtbank heeft de in beslag genomen kikkers, larven en eitjes onttrokken aan het verkeer, omdat het bezit daarvan in strijd is met de wet. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank de belangen van de verdachte en de bescherming van de diersoorten in evenwicht heeft gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige economische strafkamer
Parketnummer: 09/994514-11 (ter vervanging van parketnummer 83/014498-11)
Datum uitspraak: 2 april 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de door de economische politierechter naar de meervoudige economische strafkamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats],
adres: [adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van de economische politierechter in deze rechtbank van 14 april 2011 en, na verwijzing, ter terechtzitting van de meervoudige economische strafkamer van 19 maart 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.C. Nieuwenhuis en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. F.G.L. van Ardenne, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 mei 2010 te Delft, althans in Nederland,
(telkens) al dan niet opzettelijk
één of meer dieren en/of één of meer eieren van dieren, behorende tot een
beschermde uitheemse diersoort,
aangewezen krachtens artikel 5 van de Flora- en faunawet bij artikel 4 van de
Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet en genoemd in
Bijlage B van de basisverordening (EG nr. 338/97 en/of EG nr. 407/2009),
te weten,
30, althans één of meer, (gif)kikkers (Dendrobates mysteriosus/excidobates
mysteriosus) en/of
34, althans één of meer, (gif)kikkerlarven (Dendrobates
mysteriosus/excidobates mysteriosus) en/of
9, althans één of meer, eitjes van (gif)kikkers (Dendrobates
mysteriosus/excidobates mysteriosus),
ten verkoop voorhanden en/of in voorraad en/of onder zich heeft gehad;
art 13 lid 1 ahf/ond a Flora- en faunawet
3. Voorvragen
Geldigheid inleidende dagvaarding
3.1 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding nietig is. Verdachte wordt verweten dat hij een aantal kikkers, kikkerlarven en kikkereitjes opzettelijk onder zich heeft gehad.
In de visie van de raadsman is deze omschrijving onvoldoende concreet. Verdachte is als hobbyist in het bezit van meerdere kikkers, larven en eitjes en uit de tenlastelegging blijkt niet precies welke kikkers, larven en eitjes worden bedoeld. Voor de verdediging is het dus niet duidelijk waarop de verdediging zich moet richten.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging voor de verdachte volstrekt duidelijk moet zijn. In de tenlastelegging worden de bedoelde kikkers, larven en eitjes met hun wetenschappelijke naam nader aangeduid. Verder dient de tenlastelegging in samenhang met de verklaring van verdachte te worden gelezen. Verdachte heeft tegenover de verbalisanten onmiskenbaar over de kikkers, larven en eitjes, die in de tenlastelegging worden genoemd, verklaard en daaruit blijkt ook dat hij wist dat hij deze dieren niet mocht hebben. De officier van justitie vordert dat het verweer wordt verworpen
3.3 De beoordeling van de rechtbank
In de tenlastelegging zijn de kikkers, larven en eitjes aangeduid met hun wetenschappelijke naam. Naar het oordeel van de rechtbank is de tenlastelegging daarmee voldoende concreet. Dat verdachte niet weet waartegen hij zich heeft te verdedigen is ook niet gebleken. Het verweer wordt verworpen.
4. Bewijsoverwegingen
4.1 Inleiding
Op 18 maart 2010 relateert verbalisant [verbalisant 1], werkzaam bij de Algemene Inspectiedienst (verder: AID) dat er informatie bij de Criminele Inlichtingen Eenheid (verder: CIE) van deze dienst is binnengekomen dat verdachte in het bezit is van kikkers, genaamd Excidobates mystriosus, en dat hij deze kikkersoort op een beurs zou gaan aanbieden. Voorts verklaart [verbalisant 1] dat deze kikkersoort een beschermde soort is die alleen voorkomt in Peru en sinds 1 juni 1997 is opgenomen in bijlage B, behorende bij de EG-verordening nr. 338/97 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (verder: de Basisverordening), laatstelijk gewijzigd bij EG-verordening nr. 407/2009. Voor het binnenbrengen in Nederland van deze soort is op basis van artikel 4, tweede lid, van de Basisverordening een invoervergunning nodig. Uit onderzoek in de database van het Citesbureau, welk bureau is belast met de uitvoering van de regels, vastgesteld bij de door Nederland geratificeerde Convention on International Trade in Endangered Species of wild fauna and flora (CITES-overeenkomst), is gebleken dat nimmer een uitvoervergunning uit Peru dan wel een invoervergunning in een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap voor dit soort kikkers is afgegeven. Op 7 mei 2010 zijn in de woning van verdachte de in de tenlastelegging genoemde kikkers, larven en eitjes in beslag genomen.
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zal verklaren.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat het bewijs onrechtmatig is verkregen omdat voor het binnentreden tot inbeslagneming in de woning van verdachte, onvoldoende verdenking bestond. Toestemming voor het binnentreden had dan ook niet mogen worden gevraagd en die toestemming is - door de echtgenote van verdachte - overigens ook niet gegeven. Het naar aanleiding van het onrechtmatig binnentreden verkregen bewijsmateriaal, zijnde de inslaggenomen kikkers, larven en eitjes en ook de verklaring van verdachte tegenover de verbalisanten, als vrucht daarvan, dient van het bewijs te worden uitgesloten. Derhalve moet vrijspraak volgen.
De raadsman heeft dit verweer als volgt onderbouwd.
De CIE-informatie is onvoldoende voor een gerede verdenking, temeer omdat het CIE-proces-verbaal ook vermeldt dat een oordeel over de betrouwbaarheid van de verkregen informatie niet kan worden gegeven. Ook blijkt uit het dossier niet van enig nader onderzoek naar het gestelde in het CIE-proces-verbaal. De raadsman verwijst ter nadere onderbouwing van zijn verweer op dit punt naar een uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden d.d. 24 mei 2011.
Met betrekking tot de vermeende toestemming van de op 7 mei 2010 in de woning aanwezige echtgenote van verdachte geldt dat zij door de verbalisanten werd overdonderd, temeer omdat zij een van de verbalisanten kende en daardoor het gevoel had dat zij toestemming niet kon weigeren. Zij verzocht de verbalisanten de volgende dag terug te komen omdat haar man dan weer aanwezig zou zijn. De verbalisanten antwoordden dat zij dat niet wilden en politie bij zich hadden. De machtiging is haar niet getoond. Zij heeft nimmer vrijwillig toestemming aan de verbalisanten gegeven haar woning te betreden.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de betrokken dieren, ondanks het ontbreken van een vergunning, toch legaal in Nederland terecht kunnen zijn gekomen. Dat het bezit in strijd met de wet was, staat dus niet vast. Voorts voldeed verdachte materieel aan de voorwaarden voor een vrijstelling als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en Faunawet (hierna: Regeling vrijstelling), inhoudende dat een vrijstelling van het verbod op het onder zich hebben van beschermde soorten geldt, als aangetoond kan worden dat de dieren in Nederland zijn gefokt. Verdachte heeft de dieren van een Nederlandse fokker. Van bezit in strijd met de wet was dus geen sprake.
Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte van het tenlastegelegde 'ten verkoop, voorhanden of in voorraad hebben' moet worden vrijgesproken omdat uit niets blijkt dat verdachte de intentie tot verkoop had.
4.4 De beoordeling van de tenlastelegging1
De rechtbank is van oordeel dat het binnentreden ter in beslagneming in de woning van verdachte rechtmatig is geschied. Voor het binnentreden in een woning ter opsporing van delicten als de onderhavige, vallend onder de Wet op de economische delicten, is een concrete aanwijzing van een mogelijk strafbaar feit voldoende. Zo al niet een redelijke verdenking, leverde de CIE-informatie naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval een concrete aanwijzing voor een strafbaar feit op. Voorts gaat de rechtbank ervan uit dat de verbalisanten van de echtgenote van verdachte, tevens bewoonster van de betrokken woning, toestemming hebben gekregen om de woning binnen te gaan. Verbalisanten hebben dit op ambtseed verklaard2 en ter zitting heeft verbalisant [verbalisant 2] nogmaals bevestigd dat, nadat hij en zijn collega's het doel van hun komst aan [bewoonster] hadden meegedeeld, zij hen vrijwillig heeft binnengelaten. Van de machtiging tot binnentreden, die zij wel bij zich hadden, hoefden zij daarom geen gebruik te maken3. De rechtbank heeft geen reden aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. [bewoonster], voornoemd, die ook ter terechtzitting is gehoord, heeft niet verklaard dat zij de toegang tot de woning met zoveel woorden heeft geweigerd.
Het resultaat van het onderzoek in de woning kan dus tot het bewijs worden gebezigd.
Vast staat dat op de eerste etage van de woning van verdachte de kikkers, larven en eitjes waarop de tenlastelegging ziet, zijn aangetroffen en in beslag genomen4. Verbalisant [verbalisant 2] heeft zich ervan vergewist dat het hier de soort Excidobates mysteriosus betrof. Dit gebeurde op grond van de eigen expertise die hij in zijn functie als Controleur Natuurbescherming bij de AID heeft alsmede aan de hand van de aantekeningen/benamingen op de bakjes en petrischaaltjes waarin zich de larven en eitjes bevonden5
Verdachte heeft verklaard dat hij de kikkers, larven en eitjes van de soort Excidobates mysteriosus onder zich had en dat hij wist dat hij deze soort niet onder zich mocht hebben6.
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat verdachte de betrokken kikkers, eitjes en larven in bezit had en dat hij niet beschikte over de voor dergelijk bezit voorgeschreven vergunning. Wat er zij van de door de verdediging opgeworpen stelling, dat het systeem van vergunningen niet waterdicht is en er, ondanks het ontbreken van de nodige papieren, kikkers van deze soort mogelijk toch legaal in Nederland terecht zijn gekomen, aan de constatering dat verdachte voor de betrokken dieren in ieder geval niet over de benodigde papieren beschikte, doet die stelling niet af. Dat de onderhavige dieren op andere wijze dan met een invoervergunning Nederland legaal zijn binnengekomen blijkt nergens uit. Dat de kikkers in Nederland zijn gefokt is niet aangetoond, hetgeen in dit geval voor een geslaagd beroep op de Regeling vrijstelling wel op de weg van verdachte had gelegen. De stelling dat verdachte de kikkers van een Nederlandse fokker heeft is daartoe niet toereikend.
Dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan is dan ook wettig en overtuigend bewezen voor zover het ziet op het "onder zich hebben" van de desbetreffende kikkers, larven en eitjes. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat voor het ten verkoop voorhanden of in voorraad hebben geen bewijs voorhanden is.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
op 7 mei 2010 te Delft, opzettelijk dieren en eieren van dieren, behorende tot een
beschermde uitheemse diersoort,
aangewezen krachtens artikel 5 van de Flora- en faunawet bij artikel 4 van de
Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet en genoemd in
Bijlage B van de basisverordening (EG nr. 338/97 en/of EG nr. 407/2009),
te weten,
30 (gif)kikkers (Dendrobates mysteriosus/excidobates
mysteriosus) en
34 (gif)kikkerlarven (Dendrobates
mysteriosus/excidobates mysteriosus) en
9 eitjes van (gif)kikkers (Dendrobates
mysteriosus/excidobates mysteriosus),
onder zich heeft gehad.
5. De strafbaarheid van het feit
5.1 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte werd geconfronteerd met de situatie dat de dieren nu eenmaal bestonden en dat zij, door de noodsituatie waarin de terminaal zieke aanbieder van de dieren verkeerde, dreigden te worden gedood. Door de opvang van de dieren heeft hij in de geest van de wetgeving, namelijk behoud van de beschermde diersoort, gehandeld. Hij moet dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het verweer wordt verworpen.
5.3 De beoordeling van het verweer
Dat verdachte in de geest van de regelgeving ter zake beschermde uitheemse diersoorten heeft gehandeld is onjuist. Bij de handhaving van deze regelgeving - en dus het bereiken van het doel ervan - is onmisbaar dat illegaal bezit wordt tegengegaan. Verdachte heeft zich evenwel aan illegaal bezit schuldig gemaakt en zich ten onrechte niet tot de ter zake bevoegde autoriteiten gewend. Dit verweer wordt verworpen.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
7. De strafoplegging
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 5.000,- subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een rechterlijk pardon bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachtes intentie alleen het verzorgen van de kikkers inhield, waar een ander niet meer voor kon zorgen. Op geen enkele wijze had verdachte commerciële motieven.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende overwogen.
Verdachte heeft een aantal kikkers, kikkerlarven en ei-kweeksel onder zich gehad van het soort Excidobates mysteriosus. Verdachte wist dat dit verboden was. De regelgeving is er op gericht in het wild levende bedreigde diersoorten te beschermen. Noodzakelijk daarbij is dat de handel in dergelijke dieren wordt tegengegaan. Door exemplaren van deze dieren in weerwil daarvan toch in bezit te hebben heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van die handel. De handel bevordert niet zelden het uitsterven van bepaalde soorten en het is een feit van algemene bekendheid dat er veel geld met deze illegale handel is gemoeid. De rechtbank rekent dat verdachte aan.
De rechtbank acht daarnaast aannemelijk dat verdachte niet de intentie had om zelf met de genoemde kikkers handel te drijven. Hij is een hobbyist, die de dieren een warm hart toedraagt. De rechtbank houdt hier ten voordele van verdachte rekening mee alsmede met de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor dergelijke feiten.
Gelet op deze omstandigheden vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie te hoog.
Alles afwegend acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke deels voorwaardelijke geldboete op zijn plaats. Om verdachte er extra van te doordringen niet meer op deze wijze te handelen is vooral het voorwaardelijke deel van de op te leggen geldboete fors.
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen kikkers, larven en eitjes zullen worden onttrokken aan het verkeer.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft teruggave van het beslag aan verdachte bepleit
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1, 2, 3 en 4 vermelde dieren onttrekken aan het verkeer. De dieren zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien hiermee
het bewezenverklaarde is begaan. Bovendien is het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd met de wet.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36b, 36c van het Wetboek van Strafrecht;
- 13 van de Flora- en Faunawet;
- 1a, 2, en 6 van de Wet op de economische delicten
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding tenlastegelegde feit, voor zover hierboven onder 4.5 is bewezen verklaard, heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 13, eerste lid, van de Flora- en Faunawet;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een geldboete van € 2.750,-;
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen door hechtenis voor de tijd van 37 dagen;
bepaalt dat een gedeelte van die geldboete, groot € 2.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1, 2, 3 en 4 genummerde voorwerpen, te weten:
1. 8 volwassen kikkers, Excidobates mysteriosus;
2. 22 kikkers, juveniel
3. 34 kikkerlarven
4. 9 legsels van eitjes
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. Steenhuis, voorzitter,
mrs A.L. Frenkel en A.M.G. van de Kragt, rechters,
in tegenwoordigheid van V.R.G.D. Boel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL1527 2010094667-1, van de regiopolitie Haaglanden, gedateerd 26 november 2010, met bijlagen.
2 Proces-verbaal van relaas, p 19
3 Verklaring [bewoonster] als getuige ter terechtzitting van 19 maart 2012
4 Proces-verbaal van inbeslagneming d.d. 7 mei 2010, blz. 05
5 Verklaring verbalisant [verbalisant 2] als getuige ter terechtzitting van 19 maart 2012
6 Proces-verbaal verhoor d.d. 11 mei 2010, blz. 66