ECLI:NL:RBSGR:2012:BW3710

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
407878 - FA RK 11-9178
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling van partneralimentatie na gewijzigde omstandigheden

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 17 april 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van partneralimentatie. De vrouw had eerder een verzoek ingediend dat in hoger beroep door het gerechtshof was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak opnieuw beoordeeld, omdat er volgens de vrouw sprake was van gewijzigde omstandigheden. De man stelde dat de vrouw zich zodanig had gedragen dat hij niet meer kon bijdragen aan haar levensonderhoud, maar de rechtbank oordeelde dat de man zijn stellingen onvoldoende had onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de vrouw geen behoefte had aan een aanvullende bijdrage van de man, omdat zij in haar eigen levensonderhoud kon voorzien.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw haar dienstbetrekking had opgezegd, waardoor haar inkomen was gedaald. Ook was één van de kinderen meerderjarig geworden, wat invloed had op de alimentatieverplichtingen van de man. De rechtbank oordeelde dat de vrouw onvoldoende had aangetoond dat zij genoodzaakt was haar functie op te zeggen en dat zij zich inspande om een hoger inkomen te verwerven. De rechtbank ging uit van een verdiencapaciteit van de vrouw op basis van haar jaarinkomen van 2011, wat resulteerde in een netto besteedbaar inkomen van ongeveer € 1.300,-- per maand.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw tot partneralimentatie afgewezen, omdat zij geen behoefte had aan een aanvullende bijdrage van de man. De beslissing is genomen in het kader van de relevante wetgeving, waarbij de rechtbank rekening hield met zowel financiële als niet-financiële omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 11-9178
Zaaknummer: 407878
Datum beschikking: 17 april 2012
Alimentatie
Beschikking op het op 23 november 2011 ingekomen verzoek van:
[de vrouw],
de vrouw,
wonende te [woonplaats vrouw],
advocaat: mr. T. Gümüs te Naaldwijk, gemeente Westland.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man],
de man,
wonende te [woonplaats man],
advocaat: mr. P. Vellekoop te Naaldwijk, gemeente Westland.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- het bericht d.d. 6 maart 2012 met bijlagen van de zijde van de man;
- de brief d.d. 9 maart 2012 met bijlagen van de zijde van de vrouw;
- het faxbericht d.d. 13 maart 2012 met bijlagen van de zijde van de vrouw.
Op 20 maart 2012 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: beide partijen vergezeld van hun advocaten. Van de zijde van de vrouw zijn nadere stukken overgelegd.
Verzoek en verweer
Het verzoek van de vrouw strekt tot bepaling van een met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift te betalen bedrag aan partneralimentatie van € 951,43 netto per maand te bepalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, althans een zodanig bedrag en zodanige datum van ingang als de rechtbank juist acht, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer dat hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.
Feiten
- Partijen zijn gehuwd geweest van [datum huwelijk] tot [datum inschrijving echtscheidingsbeschikking].
- Bij beschikking van deze rechtbank d.d. [datum beschikking] 2008 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Hierbij is - voor zover hier van belang - een door de man te betalen partneralimentatie vastgesteld van € 1.175,-- bruto per maand.
- Bij beschikking d.d. [datum beschikking hof] 2009 van het gerechtshof te 's-Gravenhage is de beschikking d.d. [datum beschikking] 2008 vernietigd en is - voor zover hier van belang - het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van partneralimentatie alsnog afgewezen.
Beoordeling
Ontvankelijkheid
Nu de vrouw stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, is zij ontvankelijk in haar verzoek.
Wijziging van omstandigheden
Ingevolge artikel 1:401, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
Uit de stukken is gebleken dat de vrouw een van haar dienstbetrekkingen heeft opgezegd, waardoor zij thans minder verdient. Voorts is komen vast te staan dat één van de kinderen van partijen meerderjarig is geworden en dat de man voor dit kind niet langer alimentatie betaalt. Deze gewijzigde omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank rechtens relevante wijzigingen die nopen tot een herbeoordeling van de door de man verschuldigde onderhoudsbijdrage.
Grievende gedragingen
De man heeft zich op het standpunt gesteld dat de vrouw zich jegens hem zodanig heeft gedragen dat van hem in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij nog bijdraagt in de kosten tot levensonderhoud van de vrouw. Hiertoe heeft de man - kort gezegd - aangevoerd dat de vrouw zich ten opzichte van zowel zakenrelaties als vrienden en kennissen grievend over de man heeft uitgelaten, als gevolg waarvan deze personen zich van hem hebben afgekeerd. Daarnaast heeft de vrouw bij herhaling aangifte tegen hem gedaan wegens vermeende vergrijpen, heeft zij een aantal van zijn persoonlijke goederen vernield en heeft zij hem eenmaal met een hamer bedreigd. De vrouw heeft de stellingen van de man betwist.
De rechtbank overweegt als volgt.
Bij het bepalen van een verzoek tot het vaststellen of wijzigen van partneralimentatie kan de rechter - behalve met de financiële omstandigheden die de behoefte en draagkracht bepalen - ook rekening houden met omstandigheden van niet-financiële aard. In die laatste categorie vallen gedragingen van de alimentatiegerechtigde. Indien de alimentatiegerechtigde zich jegens de alimentatieplichtige ernstig grievend gedraagt, en wanneer deze gedragingen nadelige gevolgen hebben voor de alimentatieplichtige, kan onder omstandigheden worden aangenomen dat de lotsverbondenheid die door het huwelijk tussen partijen is ontstaan wordt verbroken. In dat geval kan worden geoordeeld dat van de alimentatieplichtige in redelijkheid niet langer kan worden gevergd dat hij of zij bijdraagt in de kosten van het levensonderhoud van de alimentatiegerechtigde. Zo'n oordeel mag evenwel niet lichtvaardig worden geveld. In dit verband geldt dat de beslissing dat de lotsverbondenheid tussen partijen definitief is geëindigd, verstrekkende gevolgen heeft. Daarnaast zullen partijen zich onder invloed van de emoties die spelen in (de nasleep van) een echtscheidingsprocedure soms anders gedragen dan zij normaal gesproken zouden hebben gedaan.
Beoordeeld moet derhalve worden of de vrouw met de door de man gestelde gedragingen jegens de man de grenzen heeft overschreden van wat in redelijkheid nog als begrijpelijk en aanvaardbaar kan gelden.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting leidt de rechtbank af dat de verhoudingen tussen partijen ernstig zijn vertroebeld. Zo is sprake geweest van een tumultueuze echtscheiding en hebben zij nadien over en weer aangifte gedaan, dan wel meldingen verricht bij de politie. Naar het oordeel van de rechtbank is echter niet gebleken dat de vrouw zich heeft gedragen op een zodanige wijze, dat van de man niet langer kan worden gevergd dat hij nog bijdraagt in haar levensonderhoud. In dit verband geldt allereerst dat de vrouw heeft betwist dat zij de door de man in het geding gebrachte brieven heeft geschreven. Daarnaast heeft de man zijn stelling dat de vrouw zich verschillende malen grievend over hem heeft uitgelaten naar derden, welke stelling door de vrouw is betwist, niet nader onderbouwd. Ook de stellingen van de man over vernielingen en bedreigingen door de vrouw zijn niet met bewijzen onderbouwd. Om die reden kan in het midden blijven of de door de man gestelde gedragingen naar hun aard ertoe kunnen leiden dat de lotsverbondenheid tussen partijen is geëindigd.
De rechtbank zal dan ook overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek van de vrouw.
Behoefte
De vrouw heeft ter onderbouwing van de door haar gestelde behoefte een lijst overgelegd, waaruit volgt dat zij een netto behoefte heeft van € 2.125,-- per maand. De man heeft de door de vrouw opgevoerde kosten voor boodschappen van € 867,-- betwist, stellende dat in dit bedrag ook de boodschappen voor de drie nog bij de vrouw inwonende kinderen zijn opgenomen. Deze stelling is door de vrouw niet weersproken.
De rechtbank zal in redelijkheid rekening houden met een bedrag van € 200,-- per maand aan boodschappen. Gelet hierop berekent de rechtbank de behoefte van de vrouw op € 1.458,-- netto per maand.
Partijen twisten over de verdiencapaciteit van de vrouw. De vrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat uitgegaan moet worden van haar huidige inkomen van € 800,-- netto per maand. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat zij tot voor kort meer verdiende, maar dat zij op advies van Bureau Jeugdzorg in het belang van het jongste kind van partijen een van haar dienstbetrekkingen heeft opgezegd en dat zij zoekt naar een nieuwe baan met beter passende werktijden. De man heeft de noodzaak van het opzeggen van de dienstbetrekking bestreden en heeft gesteld dat de vrouw in staat is meer inkomen te verwerven. Voorts heeft hij de door de vrouw gestelde sollicitatieactiviteiten betwist.
In het licht van de gemotiveerde betwisting door de man oordeelt de rechtbank dat de vrouw haar stelling dat zij genoodzaakt was één van haar functies op te zeggen, onvoldoende heeft onderbouwd. Bovendien heeft zij niet aangetoond dat zij zich inspant om een hoger inkomen te verwerven. In dit verband overweegt de rechtbank dat stukken die de stellingen van de vrouw staven, ontbreken. De rechtbank gaat dientengevolge uit van een verdiencapaciteit van de vrouw conform haar jaarinkomen 2011, te weten € 16.270,-- bruto. Rekening houdend met de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, de op de vrouw van toepassing zijnde heffingskortingen en het kindgebonden budget, berekent de rechtbank het netto besteedbare inkomen van de vrouw op afgerond € 1.300,-- per maand.
Ter terechtzitting is komen vast te staan dat de vrouw haar woning deelt met de twee meerderjarige kinderen van partijen, die beiden in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Eveneens is gebleken dat de kinderen kostgeld betalen aan de vrouw. In het licht van deze omstandigheid en rekening houdend met een - in redelijkheid geschatte - bijdrage van € 100,-- per maand per kind, oordeelt de rechtbank dat de vrouw in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. Nu de vrouw aldus geen behoefte heeft aan een aanvullende bijdrage in haar levensonderhoud van de man, zal haar verzoek worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek van de vrouw af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Brandt in tegenwoordigheid van
mr. F. Willems-Gerritse als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 april 2012.