ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4104

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
408585 - HA ZA 11-2785
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot verwijzing en subjectieve cumulatie van waardevorderingen in faillissementen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, is een incident aanhangig gemaakt door Thomas Consultancy B.V. tegen de curator in de faillissementen van [A] en QBA Trade B.V. De curator vordert terugbetaling van onverschuldigde betalingen en gederfde huurpenningen. De curator stelt dat er onterecht bedragen zijn overgemaakt van de privérekening van [A] naar Thomas Consultancy en dat de ontbinding van de huurovereenkomst met QBA onterecht was, waardoor schuldeisers benadeeld zijn. Thomas Consultancy vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de sector kanton, omdat de vorderingen onder de nieuwe competentiegrens van € 25.000 vallen. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van de curator subjectieve cumulatie van vorderingen betreffen, wat betekent dat de kantonrechter bevoegd is om te oordelen. De rechtbank verwijst de zaak naar de rolzitting van de sector kanton en compenseert de proceskosten in het incident. De beslissing is genomen op 28 maart 2012 door rolrechter mr. H. Wien.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 408585 / HA ZA 11-2785
Vonnis in incident van 28 maart 2012
in de zaak van
[curator],
handelende in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van
[A] en de besloten vennootschap QBA Trade B.V.,
kantoorhoudende en te dezer zake woonplaats kiezende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. S. El Hadouchi te 's-Gravenhage,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
THOMAS CONSULTANCY B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. A.C.A.D. Bakker te Amsterdam.
Partijen worden hierna de curator en Thomas Consultancy genoemd.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 november 2011, met producties;
- de incidentele vordering tot absolute onbevoegdheid;
- de conclusie van antwoord in het incident tot onbevoegdheid.
1.2.Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald in het incident.
2.De vordering en de grondslag daarvan in de hoofdzaak
2.1.De curator vordert (samengevat) dat de rechtbank bij vonnis - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - Thomas Consultancy veroordeelt tot betaling van (1) € 13.512,37 en (2) € 18.207,--, te vermeerderen met rente en kosten.
2.2.Daaraan legt de curator het volgende ten grondslag.
(1) vordering in het faillissement van [A]
De curator stelt dat uit de als productie 1 bij dagvaarding overgelegde bankafschriften volgt dat van de privérekening van [A] enkele bedragen zijn overgeschreven naar de (kwaliteits)rekening van notariskantoor Thomas Consultancy zonder dat daar een verplichting tegenover stond. De curator vordert thans terugbetaling van deze onverschuldigde betalingen, door hem - na verrekening van de door Thomas Consultancy aan [A] gefactureerde bedragen - begroot op (€ 19.150,-- minus € 5.637,37 =) € 13.512,37.
(2) vordering in het faillissement van QBA Trade B.V. (hierna: QBA)
De curator stelt dat QBA per 1 december 2008 kantoorruimte aan Thomas Consultancy verhuurde voor een huurprijs van € 2.203,-- per maand en dat deze huurovereenkomst tussentijds met wederzijds goedvinden per 30 maart 2009 is ontbonden. De curator is van mening dat deze ontbinding kort voor de faillietverklaring op 12 mei 2009 een onverplichte rechtshandeling betreft, waarbij QBA geen enkel belang had en waardoor de schuldeisers van QBA met medeweten van Thomas Consultancy zijn benadeeld in verband met misgelopen huurpenningen over de periode van april tot en met december 2009. Derhalve heeft de curator op grond van artikel 42 Fw (faillissementspauliana) de ontbinding van de huurovereenkomst vernietigd. De curator vordert thans betalingen van de gederfde huurpenningen, met een totaal beloop van (april t/m december 2009, aldus 9 maanden à € 2.023,-- =) € 18.207,--.
3.De vordering en de grondslag daarvan in het incident
3.1.Thomas Consultancy vordert, vóór alle weren, dat de rechtbank 's-Gravenhage zich onbevoegd verklaart en dat de zaak verwezen wordt naar de sector kanton, met veroordeling van de curator in de kosten van dit geding.
Hiertoe voert Thomas Consultancy (samengevat) aan dat per 1 juli 2011 de competentiegrens van de kantonrechter is verhoogd naar € 25.000,-- en dat derhalve vordering (1) ten belope van € 13.512,37 aan de kantonrechter dient te worden voorgelegd. Ingevolge artikel 93 sub c Rv dienen zaken betreffende huurovereenkomsten, als hier onder (2) aan de orde, eveneens door de kantonrechter te worden behandeld en beslist, aldus nog steeds Thomas Consultancy.
3.2.De curator refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling in het incident
4.1.Anders dan in de processtukken vermeld, strekt de incidentele vordering niet tot onbevoegdheid van de rechtbank, maar tot interne verwijzing binnen de rechtbank zoals bedoeld in artikel 71 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Sinds de wetswijzigingen per 1 januari 2002 behoren immers zowel de sector civiel als de sector kanton tot één en dezelfde bevoegde rechtbank. De incidentele vordering zal de rechtbank dan ook opvatten als een incidentele vordering die strekt tot verwijzing op de voet van artikel 71 Rv.
4.2.In deze procedure kan in het midden blijven of de vordering van de curator onder (2) een aardvordering of een waardevordering betreft. Immers, ook indien het een waardevordering zou betreffen geldt sinds de wetswijzigingen in 2002 nog steeds dat de optelregel van artikel 94 Rv niet moet worden toegepast in geval van subjectieve cumulatie van vorderingen. Zie daartoe onder meer Hoge Raad 4 mei 2007, LJN AZ8166, rechtbank 's-Gravenhage 20 april 2011, LJN BQ5816, Snijders e.a. Nederlands burgerlijk procesrecht 2011 blz. 113 noot 136 en Heemskerk Hoofdlijnen van Nederlands burgerlijk procesrecht 2009 blz. 50 noot 39.
4.3In deze procedure is naar het oordeel van de rechtbank sprake van subjectieve cumulatie van vorderingen, omdat de curator in twee verschillende hoedanigheden in twee afzonderlijke faillissementen optreedt met twee zelfstandige vorderingen tegen dezelfde gedaagde. Voor de sectorcompetentie betekent dit dat de kantonrechter hoe dan ook heeft te oordelen over deze twee afzonderlijke (waarde)vorderingen met ieder een waarde (hoofdsom + nevenvorderingen tot datum dagvaarding) die ligt onder de sinds 1 juli 2011 geldende competentiegrens van € 25.000,--. Reeds daarom wordt deze procedure met feitelijk twee zaken door de sector civiel op de voet van artikel 71 Rv verwezen naar de sector kanton van deze rechtbank, locatie 's-Gravenhage.
4.3.De rechtbank zal de proceskosten van het incident compenseren, gelet op de referte van de curator.
5.De beslissing
De rechtbank, sector civiel:
- compenseert de proceskosten in het incident aldus dat ieder de eigen kosten draagt;
- verwijst deze procedure in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de sector kanton van deze rechtbank, locatie 's-Gravenhage op woensdag 25 april 2012 om 10.00 uur, alwaar beide partijen zich tevoren ter griffie schriftelijk moeten stellen in persoon of bij gemachtigde, waarna de kantonrechter zal beslissen over de voortgang van de procedure;
- wijst partijen erop dat de in deze procedure geheven griffierechten ingevolge art. 8 lid 4 van de WGBZ zullen worden verlaagd en dat de teveel betaalde griffierechten door de griffier zullen worden teruggestort;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de rolrechter mr. H. Wien en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.