ECLI:NL:RBSGR:2012:BW5500
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.A. Koppen
- Rechtspraak.nl
Verlies van de Nederlandse nationaliteit door verkrijging van de Surinaamse nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 26 april 2012 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoekster die haar Nederlandse nationaliteit wilde herstellen. De verzoekster, geboren op [geboortedatum] 1975 in Suriname, had op grond van de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten (TOS) op 25 november 1975 de Surinaamse nationaliteit verkregen, waardoor zij haar Nederlandse nationaliteit verloor. De verzoekster voerde aan dat zij bij haar geboorte van rechtswege het Nederlanderschap had verkregen, omdat haar ouders beiden de Nederlandse nationaliteit bezaten. Echter, de IND stelde dat de verzoekster op grond van artikel 6 lid 1 van de TOS haar moeder volgde in de verkrijging van de Surinaamse nationaliteit, waardoor zij het Nederlanderschap verloor.
De mondelinge behandeling vond plaats op 29 maart 2012, waarbij de verzoekster in persoon verscheen, vergezeld van haar advocaat. De IND, vertegenwoordigd door mr. drs. C.J. Cappon, concludeerde tot afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stellingen van de IND omtrent de afstamming van de verzoekster niet voldoende zijn weersproken. De rechtbank concludeerde dat de verzoekster, die minderjarig was ten tijde van de inwerkingtreding van de TOS, haar moeder volgde in de verkrijging van de Surinaamse nationaliteit en daardoor het Nederlanderschap verloor.
De rechtbank oordeelde dat de verzoekster niet met rechtsgevolg op grond van artikel 6 lid 4 van de TOS kon opteren voor de Nederlandse nationaliteit, omdat zij niet aan de voorwaarden voldeed. De rechtbank wees het verzoek af, met de overweging dat de verzoekster vanaf 25 november 1975 niet meer in het bezit was van de Nederlandse nationaliteit. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. P.A. Koppen.