ECLI:NL:RBSGR:2012:BW5755
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.J. Medze
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in asielzaak met inwilligend besluit
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 20 april 2012 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, van Eritrese nationaliteit, had op 9 december 2009 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel bij besluit van 18 mei 2011 ingewilligd. Eiseres diende op 31 mei 2011 een bezwaarschrift in, dat door verweerder als beroepschrift aan de rechtbank werd doorgezonden. De openbare behandeling vond plaats op 29 november 2011, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet verschenen, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank toetst in beroep het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden en aan de voorschriften van openbare orde. Eiseres verzocht de rechtbank om het schrijven van 31 mei 2011 als bezwaarschrift te beschouwen op grond van artikel 79, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank moest zich eerst buigen over de vraag of zij bevoegd was om van het geschil kennis te nemen. Volgens artikel 39, eerste lid, van de Vreemdelingenwet dient de vreemdeling schriftelijk op de hoogte te worden gesteld indien de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel wordt afgewezen. In dit geval was er echter sprake van een inwilligend besluit, waardoor de voornemenprocedure niet van toepassing was.
De rechtbank concludeert dat er geen grond is om van het geschil kennis te nemen, aangezien er eerst bezwaar gemaakt moet worden tegen het inwilligende besluit van 18 mei 2011. De rechtbank verklaart zich onbevoegd en er zijn geen proceskosten aan een van de partijen opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.